vrijdag 8 maart 2013

"As I began to Love myself" - Self Love Poem by Charlie Chaplin
As I Began to Love Myself – Self Love Poem by Charlie Chaplin

As I began to love myself I found that anguish and emotional suffering are only warning signs that I was living against my own truth.
Today, I know, this is “AUTHENTICITY”.

As I began to love myself I understood how much it can offend somebody as I try to force my desires on this person, even though I knew the time was not right and the person was not ready for it, and even though this person was me.
Today I call it “RESPECT”.

As I began to love myself I stopped craving for a different life, and I could see that everything that surrounded me was inviting me to grow.
Today I call it “MATURITY”.

As I began to love myself I understood that at any circumstance, I am in the right place at the right time, and everything happens at the exactly right moment. So I could be calm.
Today I call it “SELF-CONFIDENCE”.

As I began to love myself I quit steeling my own time, and I stopped designing huge projects for the future.
Today, I only do what brings me joy and happiness, things I love to do and that make my heart cheer, and I do them in my own way and in my own rhythm.
Today I call it “SIMPLICITY”.

As I began to love myself I freed myself of anything that is no good for my health – food, people, things, situations, and everything that drew me down and away from myself. At first I called this attitude a healthy egoism.
Today I know it is “LOVE OF ONESELF”.

As I began to love myself I quit trying to always be right, and ever since I was wrong less of the time.
Today I discovered that is “MODESTY”.

As I began to love myself I refused to go on living in the past and worry about the future. Now, I only live for the moment, where EVERYTHING is happening.
Today I live each day, day by day, and I call it “FULFILLMENT”.

As I began to love myself I recognized that my mind can disturb me and it can make me sick. But As I connected it to my heart, my mind became a valuable ally.
Today I call this connection “WISDOM OF THE HEART”.

We no longer need to fear arguments, confrontations or any kind of problems with ourselves or others. Even stars collide, and out of their crashing new worlds are born.
Today I know THAT IS “LIFE”!

woensdag 6 maart 2013

"Le jour où je me suis aimé pour de vrai..." - un merveilleux poème de Charlie Chaplin

 

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai compris qu’en toutes circonstances,
j’étais à la bonne place, au bon moment.
Et alors, j’ai pu me relaxer.
Aujourd’hui je sais que cela s’appelle… l’Estime de soi.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai pu percevoir que mon anxiété et ma souffrance émotionnelle n’étaient rien d’autre qu’un signal lorsque je vais à l’encontre de mes convictions.
Aujourd’hui je sais que cela s’appelle… l’Authenticité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé de vouloir une vie différente
et j’ai commencé à voir que tout ce qui m’arrive contribue à ma croissance personnelle.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… la Maturité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai commencé à percevoir l’abus dans le fait de forcer une situation ou une personne, dans le seul but d’obtenir ce que je veux, sachant très bien que ni la personne ni moi-même ne sommes prêts et que ce n’est pas le moment.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… le Respect.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai commencé à me libérer de tout ce qui n’était pas salutaire, personnes, situations, tout ce qui baissait mon énergie.
Au début, ma raison appelait cela de l’égoïsme.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… l’Amour propre.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé d’avoir peur du temps libren et j’ai arrêté de faire de grands plans, j’ai abandonné les méga-projets du futur.
Aujourd’hui, je fais ce qui est correct, ce que j’aime quand cela me plait et à mon rythme.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… la Simplicité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé de chercher à avoir toujours raison, et je me suis rendu compte de toutes les fois où je me suis trompé.
Aujourd’hui, j’ai découvert … l’Humilité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé de revivre le passé et de me préoccuper de l’avenir.
Aujourd’hui, je vis au présent, là où toute la vie se passe.
Aujourd’hui, je vis une seule journée à la fois.
Et cela s’appelle… la Plénitude.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai compris que ma tête pouvait me tromper et me décevoir.
Mais si je la mets au service de mon cœur,
elle devient une alliée très précieuse !
Tout ceci, c’est… le Savoir vivre.
Nous ne devons pas avoir peur de nous confronter.
Du chaos naissent les étoiles.

Charlie Chaplin

vrijdag 22 februari 2013


Over persoonlijke vaardigheden en de bron van goed voelen in jezelf

Als iemand u zou vertellen dat hij of zij wel kan zwemmen in de Noordzee, maar niet in de Middellandse zee, wat zou uw reactie dan zijn? Als iemand u zou vragen hoe het komt dat hij of zij wel viool kan spelen in Antwerpen maar niet in Brussel, wat zou u dan antwoorden? Precies: dat dit onmogelijk is omdat zwemmen of vioolspelen persoonlijke vaardigheden zijn die men al dan niet geleerd kan hebben, maar die niet afhankelijk kunnen zijn van omstandigheden of van de plaats waar men zich bevindt.

Toch is dit precies het soort verhaal dat door vele mensen wordt verteld. Een zakenman met een ‘diagnose’ van burn-out vertelde mij dat hij zich goed voelt zodra hij in de Verenigde Staten is, maar dat hij zich in Europa niet goed kan voelen omdat de mensen in Europa ‘zo anders’ zijn. Een hoog opgeleide dame met een ‘diagnose’ van depressie vertelde mij dat zij zich alleen maar goed kon voelen bij haar verzameling orchideeën. Zij had weliswaar ook enkele zorgvuldig geselecteerde vrienden waar zij zich goed bij voelde, maar voor de rest ‘stootte zij overal op de domheid van de mensen en de absurditeit van de samenleving’ en kon zij zich onmogelijk goed voelen. Zij had liefst zo weinig mogelijk met mensen te maken en ofschoon zij een goede baan had, ging zij met tegenzin naar haar werk. Een oudere dame met een ‘diagnose’ van, jawel, depressie, vertelde mij dat zij zich alleen nog goed kon voelen met haar jonge katje: ‘mijn katje is nog de enige bron van vreugde in mijn leven’. Ik zou het aantal voorbeelden willekeurig kunnen uitbreiden. Onnodig erbij te vermelden dat al deze mensen al verschillende antidepressiva hadden geprobeerd. Uiteraard zonder succes.

Dat deze mensen mij dit vertellen (en dus proberen mij dit te doen geloven) is in de grond minder belangrijk dan het feit dat ze dit tegelijk ook aan zichzelf vertellen en dit geloof dus in zichzelf in stand houden. Daardoor geven zij de omgeving en de omstandigheden een grote macht over hun innerlijke emotionele wereld. Dit lijkt in hun ogen echter zo onontkoombaar waar te zijn en wordt ook door de maatschappelijke clichés als zo normaal en als een teken van (grote) gevoeligheid gezien, dat het niet makkelijk is mensen op andere gedachten te brengen.

Gedragsverandering is nochtans alleen maar mogelijk in een context van herkadering van het mentale landschap. Herkadering gaat het gemakkelijkst door het vertellen van verhalen of het stellen van vragen. Dat werkt veel beter dan een filosofische discussie. Ik stel dus de hogergenoemde hypothetische vragen. De meeste mensen zien het absurde van de uitspraken redelijk snel in en begrijpen dat dit alleen maar op een misverstand kan berusten. Dan gaat er plots een lichtje branden en begrijpen zij iets. Alleen blijft het moeilijk de stap te zetten naar de opvatting dat goed-voelen en welzijn een persoonlijke vaardigheid zou zijn in plaats van iets dat ons als een genade gegeven wordt of afhankelijk is van omstandigheden en van anderen. Ik leg uit dat katjes of orchideeën of de Verenigde Staten of wat dan ook, niet in staat zijn mensen goede of minder goede gevoelens te ‘geven’. Het zijn gewoon realiteiten die er alleen maar zijn zoals een bloem of een boom er alleen maar is. Zij zijn niet goed en zij zijn niet slecht. Als mensen zich bij die realiteiten goed voelen, is het omdat zij aan die realiteiten een bepaalde betekenis geven en daardoor in zichzelf een proces op gang brengen.

Gregory Bateson wees erop dat als men een steen een schop geeft, deze precies zo ver zal vliegen als men hem energie heeft ‘gegeven’, maar dat als men een hond een schop geeft, het dier niet alleen een eind zal vliegen maar vervolgens kan terugkomen en bijten. Dat terugkomen en bijten gebeurt niet met de energie van de toegediende schop, maar met de energie van interne processen in de hond zelf. Een levenloos systeem reageert volgens onveranderlijke wetmatigheden van actie en reactie. Bij een levend wezen zijn er echter interne processen waardoor een gedrag ontstaat in plaats van alleen maar een reactie. Omdat de mens daarenboven een bewustzijn heeft, kan hij ook altijd bewuste keuzes maken. Hij kan kiezen welke interne processen die hij op gang wil (laten) brengen. De overgang van een bepaald gedrag naar een ander kan dan ook 20 seconden of 20 jaar duren. Ieder mens neemt daartoe de tijd die hij nodig heeft. Een steen ondergaat. Een mens onderneemt.

Een mens kan zich realiseren dat het goede gevoel dat hij in een bepaalde omstandigheid ervaart, van hemzelf is. Hij kan het zich toeëigenen en tot zijn bezit maken zodat hij het altijd en overal bij zich kan dragen. Gevoelens worden ons niet ‘gegeven’. We laten ze in onszelf ontstaan. Op die manier verwerft men volwassenheid en emotionele onafhankelijkheid. Pas als men met de eigen emoties in vrede leeft, kan men ook echt aandacht hebben voor de emoties van anderen. Dat maakt dan ook echte gevoeligheid en empathie mogelijk in plaats van gevoelerigheid en emotionele afhankelijkheid. Dat kan uiteraard geen enkel geneesmiddel doen, zoals ook geen enkel geneesmiddel u kan leren zwemmen of viool spelen. Het medicaliseren van onvermogen leidt nooit tot meesterschap en medicatie kan nooit een leerproces vervangen.

vrijdag 8 februari 2013

Over slachtoffers en ‘collateral damage’
 
 
Het begrip ‘slachtoffer’ is niet meer uit de berichtgeving weg te branden. Voortdurend noemen mensen zich ‘slachtoffer’. Wie zijn slachtoffers? In de letterlijke betekenis: al wie ‘geslacht’ en ‘geofferd’ is. Zoals Isaac door Abraham geslacht en geofferd ging worden. Dat zijn er niet echt veel. Men kan denken aan wie de dood heeft gevonden door bewust toedoen van een ander persoon. We denken aan de kinderen die door Dutroux of anderen werden vermoord. Maar ook aan mensen die bij aanslagen om het leven zijn gekomen of soldaten die in bevolen dienst op het slagveld het leven hebben gelaten.
 
Bij uitbreiding zou gesteld kunnen worden dat al wie door toedoen van een ander persoon gedwongen of beperkt wordt, in zekere zin ‘slachtoffer’ kan worden genoemd, hoewel hier natuurlijk geen sprake meer is van geslacht of geofferd zijn. Het aantal personen waarop deze definitie van toepassing is, is natuurlijk veel groter. Mensen zeggen bijv. slachtoffer te zijn van het verleden, van een bepaald voorval, van de beslissing van een ander persoon, of van een bepaalde gebeurtenis zoals een natuurramp. Dat kan uiteraard alleen maar in zeer overdrachtelijke zin het geval zijn. Het verleden is er immers niet meer en het bepaalde gebeuren is voorbij. Het feit dat men nog in leven is, toont aan dat men geen ‘slachtoffer’ kan zijn geweest. Men zou dan ook opgelucht en blij kunnen zijn dat dit verleden voorgoed voorbij is. Als mensen aan personen, voorvallen of omstandigheden uit hun verleden toch nog een macht over hun leven en over hun interne emotionele ruimte en beleving toekennen, zijn ze in feite de gevangenen van hun eigen haat en wrok. Zij laten het verleden een schaduw werpen op hun heden en op hun toekomst. Het is als weigeren de zon van vandaag te zien omdat het gisteren regende. Dat is een keuze waarvan mensen doorgaans niet beseffen dat het een keuze is. Ze zien het als het onvermijdelijke gevolg van een onrechtvaardig lot.
 
Vaak blijven mensen zich nog lang slachtoffer noemen. Vaak ook denken mensen dat vervolging en een ‘voldoende’ bestraffing van de dader hen zal bevrijden. Dat is nochtans niet het geval, zoals telkens weer blijkt. De beleving in de interne ruimte staat immers los van mogelijke veranderingen in de buitenwereld. Een gedragsmatige of emotionele verandering (de ‘verwerking’) is alleen mogelijk in de context van een herkadering van het interne mentale landschap.
 
Daarom zal het bestraffen en opsluiten van de dader nooit volstaan zolang men zichzelf niet bevrijd heeft uit de interne gevangenis van haat en wrok. Daartoe is het niet nodig te beoordelen of de dader wel voldoende berouw toont en of de straf wel voldoende is, want dan geeft men de ander nog steeds een macht over het eigen leven. Het heeft dus geen zin en het is contraproductief om slachtoffers te vragen of ze wel ‘genoegen’ kunnen nemen met de straf van de dader. Wie zich van de dader bevrijd heeft, is niet meer geïnteresseerd in de straf. In een rechtstaat is de straf een zaak van de samenleving, niet van de individuele betrokkene. Men leze het boek van Susanne van Well, dat in feite een brief aan Hans van Themse is.
 
Dat is de echte betekenis van vergeven: het is zichzelf bevrijden van de macht van de ander. Het is de macht over het eigen leven terugnemen. Het is zich het leven, dat door de daad van de ander in zekere zin onteigend werd, terug toe-eigenen. Het is terug auteurschap opnemen over het eigen leven. Het is weigeren de eigen geest, de eigen interne ruimte, nog verder door de dader te laten bezoedelen. Door te vergeven toon je dat je groter bent dan de ander en dat de ander niet langer een macht over je leven heeft. Zolang je verslagen, aangedaan of vernederd reageert op wat de ander zegt of doet, geef je hem een macht over je emoties en dus over je leven. Zolang je de daden of de uitspraken van de ander als een ‘slag in het gezicht’ ervaart, ben je niet vrij. In zijn daden en uitspraken toont de dader wie hij is. In onze daden en uitspraken tonen wij wie wij zijn. Viktor Frankl, de Oostenrijkse joodse psychiater die de concentratiekampen in WOII meemaakte, zei: ‘Alles kan een mens ontnomen worden, behalve één ding: de laatste menselijke vrijheid, het kiezen van een houding in elke omstandigheid, de keuze van het eigen gedrag.’ Andere voorbeelden zijn Nelson Mandela en Natascha Kampusch.
 
Sommige mensen weigeren dan ook resoluut zich nog langer ‘slachtoffer’ te noemen, hoewel ze bepaald niet door het leven verwend werden. Ze hebben gelijk. Je als slachtoffer opstellen heeft op korte termijn bepaalde voordelen maar de ‘collateral damage’ op lange termijn is bepaald aanzienlijk: de kwaliteit van je leven! Je bent pas vrij als je de kwaliteit van het leven niet langer afhankelijk maakt van de buitenwereld en van anderen.
   
Daders en misdadigers confronteren ons met de duistere kant in onszelf. In ieder van ons zit immers een mogelijke dader. De verontwaardiging wijst juist op dit krachtig afwijzen van deze donkere zijde in onszelf die we liever niet willen zien. Alleen wat in ons is kan ons verstoren. We projecteren onze ongewenste eigenschappen liever op anderen om daarmee aan te tonen hoe goed en moreel we zelf wel zijn. Publieke figuren sloven zich uit in afkeuringen en afgrijzingen om te tonen hoe moreel hoogstaand ze wel zijn. De massa roept om steniging of kruisiging. Toch kun je alleen maar moreel zijn als je ook immoreel had kunnen zijn. Anders zou er aan moreel handelen immers geen enkele verdienste zijn. Zolang we niet de nederigheid hebben om de donkere zijde in onszelf te aanvaarden en te vergeven, zullen we ook niet in staat zijn donkere zijde in de ander te aanvaarden en te vergeven.

woensdag 23 januari 2013

 Over schoonheid
Schoonheid behoort, samen met o.a. liefde, mededogen en geluk, tot de moeilijkst te definiëren concepten. Het gaat immers om ervaringen, belevingen, die niet in een taal van exacte definities omschreven kunnen worden. Dat geldt overigens voor de meeste zo niet alle ervaringen. Aan iemand die nog nooit een sinaasappel heeft gegeten, is het onmogelijk de smaak van een sinaasappel te omschrijven.  Wie daarentegen één sinaasappel geproefd heeft, weet meteen waarover het gaat en herkent de smaak ook onmiddellijk tussen andere. Zo kan je ook een gelaat van een vriend niet beschrijven, maar toch herken je hem onmiddellijk.

De werkelijkheid kan op twee manieren beschreven worden: een objectief-wetenschappelijke en een subjectief-existentiële.  De objectief-wetenschappelijke berust op de kritische houding van de onderzoeker die zich tegenover zijn onderzoeksobject plaatst. Hij neemt waar, beoordeelt en probeert rationeel te begrijpen. Zo kunnen we heel wat zinvolle en ware dingen zeggen over een roos, over een schilderij of over een mens. Een roos bestaat uit moleculen, pigmenten, cellen, weefsels en andere structuren. We kunnen de biologie beschrijven, de biochemie, de histologie, de fysiologie, de reproductie, de embryologie, de pathologie, enz. Zo kunnen we ook van een schilderij de samenstelling van de pigmenten en van het doek beschrijven, en we kunnen de penseelvoering en de kleurenkeuze beoordelen. Van een mens kunnen we de intelligentie, de kracht, de behendigheid, de bloeddruk, de body mass index, het cholesterolgehalte en andere kenmerken beschrijven.

In al deze voorbeelden is er evenwel iets dat daarbij altijd buiten beeld blijft en dat mijns inziens ook altijd zal blijven: de schoonheid van de roos, de zeggingskracht van een schilderij, de diepte van een mens. Deze eigenschappen verwijzen immers naar de beleving van de toeschouwer en kunnen niet verklaard worden door een onderzoek van het object. Het zijn voorbeelden van een beleving die we de beleving van schoonheid kunnen noemen. Een ander toeschouwer kan heel andere belevingen hebben. Als iemand een roos maar banaal vindt, niets ziet in het schilderij en de betrokken persoon als oppervlakkig beoordeelt, dan zal niets hem van het tegendeel kunnen overtuigen. Dat is de betekenis van de uitspraak ‘Beauty is in the eye of the beholder’ (schoonheid bevindt zich in het oog van de waarnemer) die aan diverse auteurs wordt toegeschreven, waaronder Shakespeare en de Schotse filosoof David Hume (1711-1776). Deze laatste schreef in zijn Moral and Political uit 1742:  Beauty in things exists merely in the mind which contemplates them.’

Dat stelt uiteraard een probleem voor de rationele westerse geest die probeert de dingen vanuit een lineaire causaliteit te begrijpen en te beschrijven. Deze werkwijze heeft tot onze westerse wetenschap geleid, waar het westen terecht trots op kan zijn en die zonder meer pretendeert op alle belangrijke vragen een antwoord te kunnen geven. De wetenschappelijke methode echter loopt vast waar het ervaringen, belevingen betreft. De wetenschap kan namelijk geen sluitende verklaring geven van de ervaringen van schoonheid, mededogen of geluk.

Schoonheid lijkt nog best omschreven te kunnen worden als dat wat rest nadat alles gezegd is wat gezegd kan worden. Het is altijd het ‘nog iets meer’ waarvoor geen woorden zijn. Schoonheid kan niet verklaard worden door de eigenschappen van het object zoals verliefdheid niet verklaard kan worden door de eigenschappen van de geliefde. Daardoor is schoonheid ook niet aantoonbaar. Wie de schoonheid van een roos, van een schilderij of van een mens niet ziet, kan daarvan niet overtuigd worden. Dat is een belangrijk onderscheid met de wetenschap. In de wetenschap kunnen uitspraken objectief aangetoond en overtuigend aannemelijk gemaakt worden aan de hand van door iedereen te verifiëren experimenten die niet ontkend kunnen worden, tenzij men duidelijk van slechte wil is. Op het vlak van schoonheid echter, kan een uitspraak nooit overtuigend aangetoond worden en kan niemand echt overtuigd worden. Als u tot over uw oren verliefd bent op iemand, en uw omgeving begrijpt niet wat u in die persoon ‘ziet’, dan kunt u daar niets aan doen. U kunt de omgeving niet overtuigen van de beminnelijkheid van uw uitverkorene.

Dat is ook zo voor het gebied dat van schoonheid zijn identiteit en zijn kenmerk maakt, namelijk de kunst. De discussies zijn dan ook eindeloos, wat op zich aantoont dat geen enkele objectieve benadering het mogelijk maakt schoonheid in een redelijk discours te vatten. Beauty is in the eye of the beholder. Er vallen bijgevolg ook geen regels of richtlijnen te geven om ‘goede kunst’ te maken.

Grote kunst vat iets van het mysterie van het leven. Grote kunst gaat niet over de emoties van de kunstenaar. De muziek van Bach gaat niet over Bach en de Mona Lisa van Da Vinci zegt niets over de emoties van Da Vinci. Grote kunst vat iets van het mens-zijn en van het mysterie van het leven. De Mona Lisa blijft fascineren zoals het leven zelf blijft fascineren. Men kan schoonheid of kunst dan ook niet ‘begrijpen’. Zij valt niet te begrijpen. Men kan er zich alleen voor openstellen door er zich aan over te geven. De dichter en filosoof Samuel Taylor Coleridge sprak in 1817 van een ‘willing suspension of disbelief‘ (een vrijwillig opschorten van ongeloof). Zolang men de kritische houding van disbelief aanhoudt, kan men weliswaar heel wat wetenschappelijk interessante dingen te weten komen, maar kan men nooit de ervaring van schoonheid hebben. Om de ervaring van schoonheid te hebben, moet men de kritische functie even verlaten om in een modus van overgave te komen. Men moet zich als het ware verbinden met het object. Men moet het object in de beleving laten binnenkomen.

De vraag zelf wat kunst eigenlijk is, is niet te beantwoorden. Heel in het algemeen kan gezegd worden dat er sprake is van kunst als iets evolutionair nuttigs met méér dan noodzakelijke aandacht wordt gedaan, als men er iets aan toevoegt dat niet strikt noodzakelijk is. Zo is visuele kunst ontstaan uit het maken van didactische plaatjes, net zoals gastronomie ontstaan is uit de noodzaak zich te voeden en erotiek uit de noodzaak zich voort te planten. Het gaat om noodzakelijke activiteiten die met extra aandacht worden uitgevoerd, waaraan iets werd toegevoegd dat niet strikt noodzakelijk is. Dat is wellicht het onderscheid tussen kunst en kitsch, zoals tussen erotiek en porno. Kunst nodigt ons uit ons te openen voor het mysterie van het leven. Erotiek nodigt ons uit tot reflectie over het wonder van het leven. Kitsch en porno gaan alleen over de onmiddellijke behoeftebevrediging van de consument.

Dat is het wonder: in de ontmoeting van materie (van mater, moeder) en vorm (van pater, vader, verwant met patroon), van het fysieke en het emotionele, ontstaat iets dat ons overstijgt dat spreekt over het mysterie. De Mona Lisa van Da Vinci fascineert omdat zij iets van het leven van de mens en van alle mensen vat. De muziek van Bach fascineert door de ontmoeting van orde en verrassing. Het leven creëert orde (kosmos) in de wanorde (chaos) en is altijd weer verrassend.

Als we ons bij de feitelijkheid houden kan alleen gezegd worden dat ‘schoonheid’ overeenkomt met een bijzonder gevoel van welbevinden. Men ervaart een vreugde bij het beschouwen van een bepaald object of een bepaalde stand van zaken in de buitenwereld. De vraag is dan hoe dat gevoel van welbevinden tot stand komt. Neurobiologisch is de vraag hoe de verbindingen tussen onze waarneming en ons beloningssysteem ontstaan? Men kan er alleen van uitgaan dat dit een leerproces moet zijn. Wie opgroeit in een milieu waar Nederlands gesproken wordt, zal vanzelf Nederlands leren spreken. Wie opgroeit in een milieu waar Chinees gesproken wordt, zal als vanzelf Chinees leren spreken. Wie in zijn jeugd vaak blootgesteld is aan muziek, zal een bijzondere ‘intuïtieve’ gevoeligheid voor muziek ontwikkelen. Wie bijzonder blootgesteld is aan visuele stimuli, zal gevoeliger zijn voor visuele stimuli. Maar zoals men ook op latere leeftijd nog een andere taal kan leren spreken, kan men ook nog op latere leeftijd een gevoeligheid voor bepaalde stimuli ontwikkelen. Dankzij het moderne neurologische onderzoek weet men immers dat de hersenen een neuroplasticiteit vertonen. Gedachten veranderen onze hersenen. De grote psycholoog en filosoof William James (1842-1910) zei reeds: ‘De grootste ontdekking van mijn generatie is dat een mens zijn leven kan veranderen, door zijn gedachten te veranderen.’ De neuroplasticiteit geeft een neurologische basis aan deze uitspraak, evenals aan de uitspraak van de Boeddha: ‘Je wordt zoals je denkt.’
 

donderdag 10 januari 2013

Over stoppen met roken

Cliënt: Ik zou willen stoppen met roken!
Therapeut: Dat is een uitstekend idee! Wie of wat houdt je tegen?
C: Ik probeer wel, maar het lukt me niet. Ik wil altijd weer een sigaretje opsteken…
T: Als je zo ‘sigaretje’ zegt, klinkt dat alsof het om iets liefs gaat, terwijl het in feite om een toxische substantie gaat die je langzaam vergiftigt!
C: Daarom probeer ik juist te stoppen!
T: Wat probeer je dan?
C: Ik probeer er niet aan te denken maar dat lukt me niet.
T: Dat is logisch: om te proberen er niet aan te denken, moet je er juist aan denken!
C: Ja, wat moet ik dan doen?
T: Wie is de ‘ik’ die spreekt over de ‘ik’ die wel wil stopen met roken maar het niet kan?
C: Euh???
T: Je zit gevangen in een paradox van ‘ikken’: er is blijkbaar een ‘ik’ dat spreekt over een ander ‘ik’ dat blijkbaar iets wel wil maar het niet kan!
C: …???
T: Ok! Dus je rookt hoewel je dat eigenlijk niet wilt?
C: Ja! Eindelijk voel ik dat je me begrijpt!
T: Dus je doet iets dat je niet wil doen?
C: Ja! Het is gewoon sterker dan mezelf!
T: Wat is dat ‘het’ dat sterker is dan ‘jezelf’? Hoe stel je je dat voor?
C: Ik wou dat ik dat wist!
T: Maar dus je wilt iets dat je niet wil?
C: Ja…
T: Dus je bent slachtoffer van jezelf?
C: ???
T: Ok! Komen de sigaretten vanzelf in je mond?
C: Euh, nee!
T: Is het niet jouw hand die een sigaret in jouw mond stopt en die daarna een aansteker neemt en die sigaret aansteekt?
C: Ja, en???
T: En ben jij het niet die de sigaretten gekocht heeft die nu in je zak zitten zodat je er altijd makkelijk bij kan?
C: Ja??? Maar ik zou daarmee willen stoppen!
T: Maar je doet toch altijd alleen maar wat je zelf wil? Of denk je dat je handelen dan door iemand anders gestuurd wordt? Is er iemand die een afstandsbediening over jou heeft?
C: Natuurlijk niet!
T: Maar je zou gewoon willen stoppen met doen wat je doet?
C: Ja, maar ik weet niet hoe ik dat moet doen!
T: Dus je denkt dat je iets moet ‘doen’ om te stoppen met doen wat je doet?
C: Dat is het! Ik weet alleen niet wat!
T: Wat zou je moeten ‘doen’ om te stoppen met joggen of tennissen?
C: Euh, gewoon: niets!
T: Juist! En wat moet je ‘doen’ om geen sigaretten te kopen?
C: Euh, eigenlijk niets!
T: En wat zou je moeten ‘doen’ om geen sigaret in je mond te stoppen?
C: Niets!
T: En wat zou je moeten ‘doen’ om de sigaret die je niet in je mond hebt gestopt, niet aan te steken?
C: Niets!
T: Dus wat moet je ‘doen’ om te stoppen met roken?
C: Niets???
T: Inderdaad: niets!
C: Maar wat moet ik dan doen om te stoppen met roken?
T: Je hebt het net zelf gezegd: niets!
C: Niets?! Maar dat kan toch niet?
T: Je vergissing is dat je nog steeds denkt dat je iets moet ‘doen’! Je moet daarentegen juist niet iets ‘doen’, je moet namelijk ‘niets doen’! En ‘niets’ doen is altijd gemakkelijker dan ‘iets’ doen! Niet tennissen is veel gemakkelijker dan tennissen. Tennissen is een activiteit. Om te tennissen moet je namelijk iets doen, om niet te tennissen moet je gewoon niets doen. Niet iedereen kan tennissen, maar iedereen kan niets doen! Ook roken is een activiteit, je moet iets doen, allerlei acties ondernemen (sigaretten kopen, een aansteker kopen, een pakje in je zak steken, een aansteker in je zak steken, een sigaret uit het pakje nemen, ze in je mond stoppen, de aansteker zoeken, je sigaret aansteken, zuigen, inhaleren, exhaleren…). Om te stoppen met roken moet je gewoon niets doen. Stoppen met roken is immers geen activiteit. Als je denkt dat je handen uit zichzelf, zonder jouw tussenkomst bepaalde activiteiten uitvoeren, zou je ze desnoods kunnen vastbinden, zoals de mythische Odysseus zich aan de mast van zijn schip liet vastbinden om niet toe te geven aan de onweerstaanbare maar fatale verleidingszang van de sirenen …
C: Dus iedereen kan stoppen met roken?
T: Natuurlijk! Er zijn toch elke dag mensen die stoppen met roken!
C: Maar er is toch de zin om te roken?
T: Dus je zou willen dat eerst je zin weggaat? Je hebt je lichaam jarenlang gewend gemaakt aan het roken, en nu zou je willen dat je lichaam het initiatief zou nemen om te maken dat je stopt met roken? Op die manier span je de kar wel voor de paarden!
C: Maar de zin is er toch?
T: Oh, ik begrijp het, je verwacht een mirakel waardoor je lichaam plots geen zin meer zou hebben…
C: Euh…
T: De zin zal vanzelf verdwijnen als jij hem niet langer onderhoudt. Een gewoonte kun je vergelijken met een pad in een bos. Je kan een pad niet doen verdwijnen, je kan alleen beslissen het niet meer te gebruiken, waarna het vanzelf dichtgroeit en verdwijnt.
C: Maar wat moet ik dan doen als ik zin heb om te roken?
T: Ja, hoor eens, wat denk je dat ik moet ‘doen’ als ik de zin voel om een andere vrouw te versieren?
C: ??? Ja, ok! Natuurlijk! Maar dat is toch iets anders en zo eenvoudig kan het toch niet zijn?
T: Zo eenvoudig is het natuurlijk wel! Iedereen heeft wel eens zin in iets waarvan je weet dat je het beter niet kan doen. Dan kan je best gewoon helemaal niets doen. Je moet leren niets te doen! Lijkt je dat moeilijk?
C: Nee, ja, maar dat is theorie! In de praktijk is het toch niet zo eenvoudig!
T: Heb je nog van die excuses?
C: Jazeker: als het zo eenvoudig was, zou toch iedereen al lang gestopt zijn met roken?
T: Ok! Misschien kan je beter eens terugkomen als je écht wil stoppen met roken in plaats van je te verschuilen achter dergelijke excuses …
C: Nee, dat bedoelde ik niet, ik wil écht stoppen met roken!
T: Dan moet je gewoon leren niets te doen! Zolang je gelooft dat je iets moet doen om niet te doen wat je doet, zit je gevangen in een paradox. In werkelijkheid moet je gewoon ophouden, gewoon stoppen met iets te doen, je moet leren niets te doen. Iedereen kan niets doen en niemand kan je beletten om niets te doen! Dat gaat alleen in tegen onze activistische en militante gewoonte om altijd ‘iets’ te willen doen, te willen vechten en strijden, ons verzetten, dingen rechtzetten en ‘beter maken’, terwijl we in werkelijkheid vaak gewoon moeten leren niets te doen …
C: Maar als ik niet kan stoppen is dat toch omdat ik verslaafd ben?
T: Ha, en hoe weet je dat je verslaafd bent?
C: Ja, gewoon: omdat ik niet kan stoppen!
T: Dus je kan niet stoppen omdat je verslaafd bent en je bent verslaafd omdat je niet kan stoppen?
C: Ja…
T: Dus je kan niet stoppen omdat je niet kan stoppen?
C: Ja maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat verslavingen bestaan?
T: Zeker, maar de wetenschap heeft ook aangetoond dat stoppen met een verslavingsgewoonte bestaat! Elke dag zijn er mensen die stoppen met roken omdat ze niet langer slaaf/verslaafd willen zijn of omdat ze hun lichaam niet langer als asbak willen gebruiken. Het ‘probleem’ is dat je die mensen niet meer hoort, die gaan gewoon verder met hun leven. Het zijn de anderen, diegenen die er niet toe komen om te stoppen, die de mythe onderhouden dat stoppen met roken moeilijk zou zijn.
C: Maar ik mis discipline, zelfvertrouwen, wilskracht…
T: Ken je mensen die zeggen: “Ik zou wel willen op vakantie gaan, maar ik mis discipline, wilskracht, zelfvertrouwen?”
C: (Glimlacht) Nee…
T: Natuurlijk niet! Mensen hebben nooit een tekort aan discipline of wilskracht of zelfvertrouwen als ze gemotiveerd zijn! Mensen die op vakantie willen gaan, kan je met geen paard tegenhouden. Het sleutelwoord is motivatie! Hoe doen die mensen het, denk je, om zich te motiveren om op vakantie te gaan?
C: Euh…
T: Door zich motiverende beelden voor de geest te halen (het strand, de restaurantjes, de vrienden…) waardoor alles in hen gaat zeggen: “Ja! Dat wil ik!”
C: Ja, en?
T: Zolang je stoppen met roken als een moeilijk en langdurig ‘proces’ ziet waarbij deskundige begeleiding nodig is, zal je dat niet lukken omdat je jezelf dan in een positie van onmacht plaatst. Het zal alleen lukken als je gaat begrijpen dat je leven beter zal worden als je stopt met roken, als je een meerwaarde ziet, als je concrete beelden voor ogen haalt van hoe fijn en plezierig het zal zijn als je gestopt bent, en als je begrijpt dat het niet om een raar soort ziekte gaat maar dat stoppen neerkomt op een keuze die alleen door jou kan worden gemaakt. Dan wordt stoppen met roken (of drinken, of spuiten, of snuiven) een gemakkelijke zaak. Het is gemakkelijk om ‘neen’ tegen iets te zeggen, als je weet waar je ‘ja’ tegen zegt. Uiteraard wil niemand zomaar een plezier opgeven, niemand wil iets verliezen, maar het is gemakkelijk om ‘neen’ te zeggen tegen het gemakkelijke en kinderlijke plezier van dingen in je mond te stoppen, als je begrijpt dat je daardoor eigenlijk een groter plezier in je leven krijgt, namelijk het volwassen plezier van een vrij mens te zijn en geen slaaf van allerlei substanties of gewoonten. Als dat voor jou een motivatie is, kan niets je tegenhouden. Zonder motivatie is het onmogelijk.
C: Wat is een motivatie?
T: Een motivatie is alleen maar een goede reden. Men doet niets zonder goede reden. Een goede reden is het begrijpen dat je leven beter en waardevoller zal worden, dat je iets zult winnen. Het gaat niet om een kruistocht tegen het plezier, om een strijd tegen een plezier, integendeel: het gaat er juist om een groter plezier in je leven te krijgen, namelijk het plezier van trots te kunnen zijn op jezelf!
C: Maar het is toch moeilijk om tegen mijn lichamelijk verlangen in te gaan?
T: De meeste dingen die de moeite waard zijn, zijn aanvankelijk moeilijk. De vraag is niet of het gemakkelijk of moeilijk is, de vraag is of je die waarde in je leven wil brengen. Het is overigens veel minder moeilijk dan tennissen of viool spelen. Maar misschien hebt u met uzelf afgesproken dat u alleen maar gemakkelijke dingen zou doen?
C: Nee, dat niet…
T: Kent u mensen die zeggen: “We zijn met de wagen naar het zuiden van Frankrijk vertrokken, maar er waren te veel putten in de weg en te veel zondagsrijders en te veel files en wegenwerken en omleidingen en dat was allemaal veel te moeilijk en dus zijn we maar teruggekomen?”
C: (Glimlacht) Nee…
T: Natuurlijk niet! Wie gemotiveerd is, kan door niets tegengehouden worden. Wie niet gemotiveerd is, vindt duizend excuses. Wie een goede reden heeft om te stoppen met roken (of drinken, snuiven, spuiten…) heeft geen kauwgom of pleisters of lange therapie nodig. Voor wie geen goede reden heeft, zal elke ‘hulp’ of therapie vruchteloos blijven. Dat zijn ook de personen die zullen herbeginnen (zogenaamd ‘hervallen’). Wie niet weet waar hij naartoe wil, zal doelloos ronddolen. Dan dienen een perfecte landkaart en een perfecte auto tot niets… 
C: Wat is dan een goede reden?
T: Dat is zeer individueel. Voor sommigen is de prijs al een goede reden, voor anderen de persoonlijke waardigheid, voor nog anderen de gedachte aan kanker. Sommigen hebben het nodig zelf een kanker te krijgen om te kunnen stoppen met roken. En sommigen roken zelfs dan nog door…
Een tijdje geleden ontving ik een brief van een patiënt die het volgende schreef: ‘Ik ben vele jaren verslaafd geweest aan alcohol, maar ik ben nu sinds meer dan een jaar gestopt met drinken. Wat mij er echt toe gebracht heeft te stoppen met drinken, zijn niet de vele therapeuten geweest waartoe ik mij gewend heb. Het is iets van het leven zelf geweest. Mijn vrouw, die mij wegens mijn drankprobleem verlaten had, was ziek geworden en ik wilde mijn baan behouden om haar en mijn dochtertje te kunnen helpen. Dáárom ben ik gestopt met drinken. De therapeuten probeerden mij altijd te ‘genezen’, maar dat deed mij niets. Waarom zou ik stoppen met drinken? … Maar toen ik zag wat mijn vrouw was overkomen, had ik plots een reden gevonden om weer gezond te worden. Dát heeft mij tot de dag van vandaag de kracht gegeven. Ik ben een ander mens geworden.” Die man had een goede reden gevonden.
C: Dus het is allemaal mijn eigen fout als ik nog niet gestopt ben?
T: Nu probeer je me woorden in de mond te leggen die ik niet gezegd heb. Dat is een wat geraffineerder excuus, maar zo gemakkelijk kom je er toch niet onderuit! Er is helemaal geen sprake van fout. Dat is een moraliserend en beschuldigend standpunt waarmee je niet veel verder komt. Elk mens, ook jij, doet op elk moment zo goed als hij/zij kan. Er is geen sprake van fout. Je hebt alleen kennelijk nog geen voldoende reden gevonden om te stoppen met roken. Je bent er gewoon nog niet aan toe. Het doet nog geen pijn. Maar je denkt er al over na, en dat is goed. Je bent op weg. Misschien ben je nog altijd bang dat het je niet zal lukken omdat je nog altijd denkt dat het een gevecht is waarin je kunt verliezen. Maar misschien ben je ook wel bang dat het je juist wél zal lukken, omdat je denkt dat je leven daardoor toch minder goed zal worden. En al die angsten en twijfels moet je inderdaad doormaken om uiteindelijk tot een besluit te komen en eigenaar en auteur van je leven te worden. En geloof me, al diegenen die ik ken die uiteindelijk het besluit genomen hebben om te stoppen, hebben me allemaal verteld hoe verbaasd ze waren dat het zo eenvoudig was…
C: Daar moet ik toch nog eens over denken… dat lijkt me toch allemaal nogal moeilijk…
T: Ok! Bel me dan maar als je nagedacht hebt!

vrijdag 23 december 2011

Over psychopaten en andere mensen

Een bekend psychiater, die ooit al eens liet verstaan dat iedereen wel kenmerken van borderline vertoont, verklaarde onlangs in een radioprogramma dat er waarschijnlijk veel meer psychopaten in de samenleving rondlopen dan men graag zou denken. Dat hoeft niet echt te verrassen. Misschien bestaat er naast ‘hooggevoeligheid’, die inmiddels een robuust burgerrecht verworven heeft, ook zoiets als ‘laaggevoeligheid’ en misschien is dat dan wel de voedingsbodem voor psychopaten. Zoals voor alle menselijke kenmerken gaat het immers om een geleidelijk spectrum en niet om een zwart-wit onderscheid. Een ander bekend hoogleraar in de psychologie merkte recent overigens op dat een dosis narcistische of psychopathische trekken in de moderne samenleving met haar neoliberale marktideologie en haar waarden van 'vooruitkomen' en 'groei' eigenlijk goed van pas komt om 'het te maken.'

Psychopathie is bovendien alles behalve een klare en duidelijke diagnose. Men behelpt zich onder meer met een in 1991 opgestelde checklist van criteria, de ‘Hare Psychopathy Checklist Revisited’ (PCL-R). De checklist bevat 20 kenmerken die bij een bepaald persoon in meerdere of mindere mate aanwezig kunnen zijn. Psychopathie is dan wat met deze checklist wordt gemeten. Dat leidt tot een merkwaardige cirkelredenering: “Waarom vertoont iemand dat bepaalde gedrag? Omdat hij een psychopaat is! Oh ja, en euh, wat is een psychopaat ook alweer? Dat is iemand die dat bepaalde gedrag vertoont!” Dat is een gelijkaardige cirkelredenering als beweren dat iemand ongehuwd is omdat hij een celibatair is of overgewicht vertoont omdat hij aan obesitas lijdt. Deze werkwijze is nochtans gebruikelijk voor de meeste psychiatrische ziekten, vroeger ook geestesziekten genaamd.

Los van die methodische en diagnostische bedenkingen, rijst echter de vraag of alle psychopaten noodzakelijk ook criminelen zijn? Uit gegevens uit Nederland blijkt dat slechts zeer weinig psychopaten een moord begaan en dat de meeste psychopaten niet opgesloten zijn maar zich vrij in de samenleving bewegen. Men kan ze dus overal tegenkomen. Het zijn gewoon een beetje moeilijke mensen, weliswaar met een wat grotere neiging tot gewelddadigheid. Uit onderzoek blijkt anderzijds ook dat de meeste moordenaars geen psychopaten zijn. De meeste moorden gebeuren in een emotionele opwelling.

Zou het kunnen dat als het leven van bijvoorbeeld Ronald Janssen om een of andere reden een iets andere wending had genomen, hij misschien wel een goed ingenieur zou zijn geworden, of chirurg, of strafpleiter? Toch zou hij dan nog altijd een psychopaat geweest zijn want psychopaten zouden, naar algemeen wordt aangenomen, als dusdanig geboren worden en onbehandelbaar zijn. Zouden er dan bijvoorbeeld ook psychiaters of advocaten zijn die kenmerken van psychopathie vertonen? En juryleden? Een van de kenmerken van psychopathie is een gebrek aan inlevingsvermogen. Als men een ander mens (in dit geval een ‘dader’) als ‘monster’ afschildert, hoever reikt dan het inlevingsvermogen? En de ‘slachtoffers’ die de gerechtszaal uitlopen zodra er iets gezegd wordt dat niet strookt met hun idee van ‘monster’, getuigen die dan van veel inlevingsvermogen? En hoe kan er sprake zijn van ‘vreugde’ en ‘opluchting’ bij de bestraffing van de dader? Een bestraffing is toch een vorm van opgelegd lijden, waarover we ons toch niet kunnen verheugen? Lijden kan toch niet weggenomen worden door ander lijden? Zouden ingetogenheid en ingekeerdheid niet gepaster zijn? Is er niet ergens een moordenaar in elke mens en een mens in elke moordenaar? Is dat ‘monster’ uiteindelijk niet een ongelukkig mens? Zouden gelukkige mensen dergelijke feiten plegen? En wie van ons weet zo zeker hoe hij zich zou gedragen als hij langdurig ongelukkig zou zijn? Vele mensen zeggen toch dat ze “niet weten hoe ze zouden reageren” als een bepaalde feitelijkheid (echtscheiding, verlies van baan, overlijden van kinderen of andere naastbestaanden...) zich in hun leven zou voordoen? In hoeverre kan dat dan als ‘normaal’ beschouwd worden? Is het niet zo dat alleen mensen die zelf lijden, ook anderen doen lijden en dus kwaad doen? Mensen die van dichtbij met misdadigers te maken hebben, zeggen toch dat zij alleen maar ongelukkige mensen zien? Het prototype van het lijden dat tot kwaad leidt, is toch een kind dat zich niet goed voelt en zijn onwelzijn, zijn angst of zijn kwaadheid, van zich af probeert te zetten door zonder onderscheid tegen alles en iedereen te schoppen? Als een ongelukkig kind u een pijnlijke schop zou geven, zou u het dan een ‘verdiende’ schop teruggeven en zou u 'verheugd' en 'opgelucht' zijn omdat dit kind eindelijk zijn verdiende straf heeft gekregen? Ook de volkswoede (Tottenham, Athene… ) koelt zich overigens graag op openbare bezittingen.

De enige manier om dergelijke misdaden te voorkomen is niet nog strengere straffen in te voeren of meer gevangenissen te bouwen, maar te ijveren voor een samenleving met meer geluk en waarin meer verhalen worden verteld over mensen die om één of andere reden (het ‘lot’) gedwongen werden een comfortabele uitgangssituatie te verlaten om een probleemsituatie door te maken waar zij als wijzere en meer volwassen mensen uit te voorschijn kwamen. Alle mythologieën bevatten dergelijke verhalen, men denke aan Odysseus of aan het inferno van Dante. Ook ‘De Toverfluit’ van Mozart is een verhaal over het doormaken van moeilijkheden als initiatie en leerproces om tot de volwassenheid en het geluk toe te treden. Gelukkige mensen tonen het beste van zichzelf. Ongelukkige mensen tonen het slechtste van zichzelf. Ieder van ons kan gelukkig of ongelukkig zijn. Ieder van ons heeft het beste en het slechtste als mogelijkheid in zich. Gelukkig-zijn maakt het beste in ons wakker, ongelukkig-zijn het slechtste. Om die reden is geluk niet alleen individueel maar ook maatschappelijk belangrijk. 'Optimism is a moral duty' (Karl Popper). De samenleving is dan ook weinig gediend met verhalen over kwetsbaarheid en zwakte en over mensen die 'slachtoffer' zijn van omstandigheden en die opvang en zorg nodig hebben om te overleven. Het gaat om het tot stand brengen van een meer beschaafde en meer caring samenleving met minder groei in economische en materiële termen maar met meer groei in termen van geestelijke waarden, wijsheid en volwassenheid, en met meer mededogen en meer liefde, vooral voor diegenen die dat het meest nodig hebben. Dat zijn vooral kinderen, óók als die kinderen een volwassen leeftijd hebben bereikt en er uiterlijk als volwassenen uitzien maar nog niet tot volwassen gedrag zijn gekomen. Een humane, volwassen samenleving is streng voor de misdaad maar mededogend voor de mens die de misdaad heeft gepleegd. Vanzelfsprekend moet de rechtstaat het laatste woord hebben. Maar de grootsheid van de overwinnaar toont zich in de manier waarop hij de overwonne behandelt. Mededogen betuigen met vriendelijke mensen is gemakkelijk. Mededogen betuigen met mensen die een ernstige misstap hebben gezet, is heel wat lastiger maar toont wel de graad van beschaving en volwassenheid van een samenleving.

zondag 9 oktober 2011

Steve Jobs over de dood

In zijn ondertussen beroemd geworden toespraak aan studenten van de Stanford University in 2005, zei Steve Jobs: “In de voorbije 33 jaar heb ik elke ochtend in de spiegel gekeken en mezelf afgevraagd: ‘Als dit de laatste dag van mijn leven zou zijn, zou ik dan willen doen wat ik vandaag ga doen?’ Als het antwoord gedurende enkele dagen ‘Neen’ was, dan wist ik dat ik iets moest veranderen.”

Deze woorden doen onwillekeurig denken aan de woorden van de in 1976 overleden Duitse filosoof Martin Heidegger. Ook Heidegger nodigt ons inderdaad uit ons bewust te worden van de eindigheid en de tijdelijkheid van het leven. Heidegger ziet het bestaan zelfs wezenlijk als een ‘zijn-ten-dode’ (Sein zum Tote). Dat bestaan kan dan op twee manieren geleefd worden: een ‘eigenlijke’ (authentieke) en een ‘oneigenlijke’ (inauthentieke) manier van zijn. De ‘oneigenlijke’ manier is gewoon doen wat iedereen doet, het dagdagelijkse meelopen met de massa, met de kudde (door Heidgegger aangeduid als het ‘men’). De ‘eigenlijke’ manier is de uit fundamentele angst ontstane mogelijkheid die door Heidegger ook als een merkwaardige ‘vrijheid-ten-dode’ (Freiheit zum Tode) wordt omschreven. De eigenlijke existentiële vrijheid, de ruimte om ons individuele leven vorm te geven, ontstaat volgens Heidegger pas als we ons bewust worden van onze eigen eindigheid. Als het leven eindeloos zou zijn, zou het er immers niet toe doen hoe we ons bestaan doorbrengen. De mens ontvlucht evenwel de angst, en dus ook de vrijheid, door zich over te geven aan een oneigenlijk leven, het middelmatige leven van de ‘normale’ mens. Denken aan de dood wordt door velen (ook professionelen) als ‘zwarte gedachten’ bestempeld, die men probeert te ontlopen door aan ‘leukere dingen’ te denken of zelfs in therapie te gaan of geneesmiddelen te nemen.

Steve Jobs: “Mij voor ogen houden dat ik spoedig dood zal zijn, is de beste manier die ik ken om mij het helpen bij belangrijke beslissingen in mijn leven, want zowat alles – verwachtingen, trots, angst om te falen – verzinkt in het niets in het aangezicht van de dood. Alleen wat echt belangrijk is blijft. Eraan denken dat je gaat sterven is de beste manier die ik ken om de valkuil te vermijden die eruit bestaat te denken dat je iets te verliezen hebt. Je bent al naakt. Er is geen enkele reden om je hart niet te volgen.”

De moderne mens kent vooral een negatieve vrijheid. Hij wil vrij zijn van dwang en inmenging, maar hij mist een positieve vrijheid, een vrijheid tót. Mensen weten niet wat met hun vrijheid te doen. Zij laten zich leven, zij drijven op de golven van het dagelijkse leven. Zij stoppen heel wat energie in het bereiken van allerlei doelen (bezittingen, activiteiten, relatie, vakantie, amusement) waarvan ze hopen dat het leven daardoor een goede wending zal nemen. Vele mensen klagen dan ook over de verkeerde partner, de verkeerde baan, de verkeerde omstandigheden. Zij doen alsof hun leven bepaald wordt door iets buiten hen. Zij begrijpen niet dat zij op die manier geleefd worden door de waarden van de samenleving, dat zij gewoon doen wat ‘men’ zegt dat belangrijk is. Zij zien niet dat alleen zijzelf verantwoordelijk zijn voor hun levensproject (of het ontbreken daarvan) en dat hun leven uiteindelijk bepaald wordt door hun eigen keuzes, zelfs als die keuze eruit bestaat geen keuze te maken. Zij beseffen niet dat zij hun verantwoordelijkheid desondanks niet kunnen ontlopen, dat zij, zoals Sartre zei: “veroordeeld zijn tot vrij zijn”. De uiteindelijke ernst, maar ook de mogelijke lichtheid van het bestaan, kunnen alleen begrepen worden in het licht van de eindigheid en de eenmaligheid van het eigen leven. Alleen dan wordt duidelijk welke betekenis beslissingen hebben en hoe kostbaar de momenten van het leven zijn.

Michel de Montaigne zei: “Wie angstig is voor de dood, is al halfdood door de angst.” De angst voor de dood komt tot uiting in de angst voor het leven. Het is niet de bedoeling mensen angstig te maken, maar ook niet hun angst weg te nemen. Het is alleen de bedoeling angst tot iets begrijpelijks en verdraagbaars te maken, iets wat bij het leven hoort. Vluchten voor de angst in een oneigenlijke leven (er niet aan denken, leuke dingen gaan doen…) leidt alleen tot meer angst. Angst wordt alleen minder door er concreet doorheen te gaan, dat betekent de eigen eindigheid en de eigen dood onder ogen zien. Angst is geen tegenstander of vijand die bestreden moet worden of waarvoor men kan vluchten. Angst is existentieel. Als we de angst gewoon laten zijn, merken we dat hij ons niet doodt, maar ons vrijmaakt om in de wereld te zijn. Elisabeth Kübler Ross zei: “De dood leren zien als een onzichtbare maar vriendelijke gezel die u er vriendelijk aan herinnert de dingen die u wil doen niet tot morgen uit te stellen, is leren het leven te leven eerder dan het door te komen.”

Steve Jobs: “De dood is waarschijnlijk de beste uitvinding van het leven. De dood maakt verandering mogelijk. Hij ruimt het oude op om plaats te maken voor het nieuwe. Op dit ogenblik zijn jullie het nieuwe, maar binnen niet al te lange tijd zullen jullie geleidelijk het oude zijn en opgeruimd worden. De tijd is beperkt, dus verspil hem niet door het leven van anderen te leiden. Laat je niet leiden door dogma’s want dat is leven met het denken van anderen. Laat de stemmen van de meningen van anderen je eigen innerlijke stem niet verdringen. En belangrijkst van al: heb de moed om je hart en je intuïtie te volgen. Die weten wat je echt wil worden. Al de rest is bijkomstig.”

woensdag 21 september 2011

Zelfmoord(preventie): het verdriet van de minister


Het nieuws kwam voor psychotherapeuten en andere hulpverleners niet bepaald als een verrassing: de cijfers voor zelfdoding zijn opnieuw gestegen en meer dan 1.000 Vlamingen lieten in 2009 het leven door zelfdoding, ruim 1,5 maal meer dan het Europese gemiddelde. Uit cijfers van het RIZIV blijkt overigens dat in 2009 niet minder dan 263 miljoen dagdosissen antidepressiva verkocht werden. De bevoegde minister verkondigde op de ochtendradio dat de toename hoofdzakelijk aan de economische crisis te wijten zou zijn. Een bekend psychiater verklaarde dat de crisis en de onzekerheid 'volgens wetenschappelijk onderzoek' inderdaad stressoren zijn die mede verantwoordelijk zijn voor het aantal zelfdodingen. De onmiddellijk voorgestelde 'remedies': méér psychiaters en psychotherapeuten, méér opvang en begeleiding, samen met een verdere verlaging van de drempel naar de hulpverlening, getuigen niet van veel inspiratie en komen letterlijk neer op dweilen met een open kraan.

Dit soort redeneringen, waarbij wordt beweerd dat een bepaald gedrag het gevolg zou zijn van externe omstandigheden en allerlei 'factoren', wordt wel vaker gehanteerd. Het probleem met dit soort 'verklaringen' is dat zij de mens reduceren tot een slachtoffer, een willoos product van externe omstandigheden en diverse wetenschappelijk klinkende 'factoren'. De moderne mens wordt kennelijk geleefd door 'factoren' en het in kaart brengen van deze 'factoren' heeft de plaats ingenomen van het aanleren en beoefenen van een bestaansethiek en een levenskunst. Een dergelijke 'verklaring' past uiteraard in het huidige kwetsbaarheidsdiscours en in de slachtoffercultuur maar gaat voorbij aan de keuzevrijheid van de mens om op een eigen, individuele wijze met deze omstandigheden en 'factoren' om te gaan. Het is een 'psychologiserende' verklaring die helaas de echte 'psyche' van de mens wegpsychologiseert...

De wetenschap verklaart alles maar begrijpt niets. De mens is immers geen robot met onveranderlijke reactiepatronen maar toont precies zijn individualiteit in zijn individuele reactie op de omstandigheden. Een depressie of een eventuele beslissing tot zelfdoding is dan ook nooit een onvermijdelijk gevolg van omstandigheden maar is altijd een persoonlijke reactie op welbepaalde omstandigheden. Een depressie is een toestand die ontstaat als men gaat geloven een hulpeloze gevangene te zijn van een uitzichtloze en hopeloze situatie. De vele mensen die zich gevangen voelen in een geestdodende 'job', in een vreugdeloze relatie, in verstikkende gezinssituaties, in een uitzichtloze financiële impasse of in de oeverloze saaiheid van de dictatuur van zekerheid en normaliteit, zijn dan ook kandidaten voor depressie en zelfdoding. De mens wordt immers veel meer bepaald door zijn voorstellingen van de toekomst dan door zijn voorstellingen van het verleden en wie zich niet meer met enthousiasme in de toekomst kan projecteren, heeft geen zin meer om te leven.

Vele jongeren willen niet meer leven in de maatschappij die hen wordt aangeboden. Zij voelen zich gevangen in een 'samenleving' van onverschilligheid en individualisme, van niets ontziende vermarkting en achteloze omgang met de aarde en met het wonder van het leven, met zinloze conflicten en een schreeuwende ongelijkheid tussen rijken en armen, zowel in eigen land als in de wereld. Als jongeren tot zelfdoding overgaan, is dat het gevolg van hun 'conclusie' van de zinloosheid van het leven in een samenleving van miss-verkiezingen en popfestivals, idolen, sportverdwazing, modegekte, de meest sexy vakantiebestemmingen, de hipste citytrips, de leukste plekken, de nieuwste snufjes, maar ook van grofgebektheid in plaats van argumentatie, impulsiviteit in plaats van bezonnenheid, festivals en fuiven in plaats van bezinning en verdieping, en oppervlakkige frivoliteit in plaats van diepgang. Een samenleving waar wel solidariteit gepreekt wordt maar waar gespecialiseerde tijdschriften en advieskantoren mensen tevens aansporen om vooral zoveel mogelijk van hun vermogen aan zichzelf en aan hun kinderen te geven en zo weinig mogelijk aan 'de fiscus' (die nochtans nagenoeg de enige instantie is die voor een bescheiden herverdeling van de welvaart kan zorgen), leidt als vanzelfsprekend naar een totaal gebrek aan maatschappelijke betrokkenheid en enthousiasme. De enige helden lopen over een voetbalveld of staan op een podium met dreunende oergeluiden hun futiele 'boodschappen' uit te roepen. De futiliteit van dit alles kan afgemeten worden aan het antwoord op de vraag: "Wie wordt hier wezenlijk beter van?" of "Wat draagt dit wezenlijk bij aan de samenleving?"

In een consumptiemaatschappij die ons voorhoudt dat geluk en levenskunst een kwestie van 'lifestyle' en consumptie is, is er een legale graaicultuur en een illegale graaicultuur, zoals er een legaal drugsgebruik en een illegaal drugsgebruik is. Er is de graaicultuur van de straat, zoals die recent in Londen en andere steden tot uiting is gekomen, en er is de graaicultuur van de hoge pieten in de zakenwereld, de banken, de administratie en de politiek. De eersten worden opgepakt en krijgen hun 'verdiende' straf, de tweeden putten volkomen legaal en ongestraft uit de gemeenschappelijke kas. Niet te verwonderen dat een (Franstalig) beeldschoon 22-jarig meisje van rijke afkomst en met alle kansen - door haar moeder, tevens arts, verwezen wegens 'depressie' - mij ooit zei: “La vie? C’est de la merde!” (In het huidige jongeren-Nederlands: “Life is shit!” of “Het leven is kut!”). Waarom zou een meisje dat tot dergelijke "conclusie" is gekomen, nog verder willen leven?

Jongeren en volwassenen zijn daardoor nauwelijks nog bestand tegen de normale problemen van het leven die al snel als 'tegenslagen' worden bestempeld. De frustratiedrempel is angstaanjagend laag geworden en bij de geringste 'tegenslag' of het kleinste 'verlies' worden remedies en 'hulp' van 'deskundigen' ingeroepen. Dit wordt soms ook 'hooggevoeligheid' genoemd, tenzij door een psychiater een andere 'diagnose' van naar keuze: autisme, chronische vermoeidheid, depressie, schizofrenie of iets anders werd gesteld, waarna de onvermijdelijke geneesmiddelen worden voorgeschreven die dit moeten 'behandelen'. Ook spiritualiteit en mindfulness worden overigens vaak als een soort medicijnen beschouwd waarvan een 'oplossing' wordt verwacht.

In een wereld waar alles koopbaar en beschikbaar is en waar vele jongeren alles al hebben en alles al meegemaakt hebben, valt er niets meer te verlangen en zonder verlangen wordt het leven een troosteloze ervaring, een 'bore-out'. Mensen weten soms nog wel wat ze zouden willen hebben, maar niet wie ze zouden willen zijn. We zijn terecht gekomen in een wereld van idolen die de plaats hebben ingenomen van idealen. Een idool is een welbepaald persoon en idool-zijn is voor slechts weinigen weggelegd. Alle anderen kunnen alleen maar volgelingen zijn. Idolen leiden tot frustratie. Een ideaal daarentegen is een idee dat voor iedereen inspirerend en enthousiasmerend is, waarbij iedereen zich betrokken en aangesproken kan voelen. Het is de motor van elke belangrijke maatschappelijke verandering. Een ideaal wekt verlangen, maakt enthousiast en geeft zin om te leven. Wie zin heeft om te leven, kan alle moeilijkheden aan. Voor wie geen zin heeft om te leven, lijkt elke moeilijkheid onoverkomelijk.

In onze samenleving verwachten mensen (het is een ‘recht’, 'de overheid moet maatregelen nemen') dat men het goede leven wel vanzelf tegen het lijf zal lopen. Dat valt vaak tegen. Als het leven niet vanzelf goed loopt of zelfs mislukt, roept men dat het leven niet maakbaar is en dat de wereld een puinhoop is. Het is de wereld waarover de Franse filosoof Michel Foucault zei: “In onze maatschappij is nauwelijks iets over van het idee dat jezelf, je leven, je eigen bestaan het belangrijkste kunstwerk is waarop je je moet toeleggen.”

Waarom zouden wij van jongeren meer wijsheid en zingeving kunnen verwachten dan van onszelf? Tijd om wakker te worden! Tijd voor verandering! Tijd om de oproep van Karl Popper ter harte te nemen: “Optimism is a moral duty.” Tijd om het bewustzijn van jongeren en van de samenleving te voeden met inspirerende, zin-gevende, enthousiast-makende beelden en projecten voor een samenleving en een beschaving van de toekomst. Dat is de beste (zoniet de enige) preventie voor depressie en zelfdoding.

maandag 22 augustus 2011

Beste dokter Bakx,

Ik heb net uw boek 'Stategie van het geluk' uitgelezen en ik wilde u graag laten weten dat ik van uw boek genoten heb van de eerste pagina tot de laatste. Voor mij is het ongeveer het eerste en meest volledige boek dat zowel oosterse als westerse filosofie, zowel Popper als Katie Byron weet te verenigen op een nuchtere, heldere en toegankelijke manier. Ik heb zelf wijsbegeerte gestudeerd werk als praktisch filosofe (mensen met existentiële vragen, op zoek naar een mooi, goed en gelukkig leven komen op consult). Daarnaast geef ik mindfulnesstrainingen , stresshanteringscursussen en schreef samen met mijn man (eveneens verschenen bij Witsand) de boeken MF opvoeden en MFN met kinderen. Al lang voel ik nood om zelf ook cursussen te geven over het goede, mooie en gelukkig leven. Moest u ooit geïnteresseerd zijn in samenwerking dan kom ik daar graag even van gedachten over wisselen. In ieder geval heeft uw boek mij heel erg geïnspireerd. Hartelijk dank.

Virginie Vandaele
Filosofe, mindfulness coach, auteur van 'Mindful opvoeden' en 'Mindfulness met Kinderen'

 

zondag 14 augustus 2011

Deze recensie is verschenen in het tijdschrift Ups & Downs, 1e kwartaal 2011.


Boekbespreking ‘De strategie van het geluk’ door Dr. Gerbert Bakx

Uitgeverij Witsand

In de inleiding geeft de auteur aan wat het opzet is van het boek. Het is geen academisch boek, noch een boek over filosofie, psychologie of maatschappijverbetering. Wat is het dan wel? Dr. Bakx bestempelt het als een “boek over wijsheid”. De inspiratie voor die wijsheid haalt hij uit de lectuur van oosterse en westerse wijsgeren en auteurs.

Wijsheid, aldus Bakx, is het verzoenen van het wenselijke en het haalbare, van het essentiële en het existentiële, van het ideale en het altijd weer onvolmaakte. Het is een boek over hoe we het wonderlijke instrument dat we als mens hebben meegekregen, het bewust-zijn, kunnen gebruiken. Het doel is eenvoudig: in alle omstandigheden innerlijke sereniteit en geluk ervaren, ongeacht de gebeurtenissen en ongeacht wat anderen denken, zeggen of doen.

Op de website van Dr. Bakx (www.gelukkigerleven.be) kunnen we lezen:

"Gelukkig zijn wil toch zeker iedereen?

Jazeker, en gelukkig zijn als het leven ons toelacht kan ook iedereen, net zoals iedereen kan zeilen bij mooi weer. Maar gelukkig zijn is niet hetzelfde als geluk hebben en een levensvisie die het mogelijk maakt ook voor geluk te kiezen als het leven ons niet toelacht en men dus geen geluk heeft, wordt in onze samenleving al te weinig systematisch en ordentelijk aangeleerd en voorgeleefd. De meesten onder ons moeten de nodige levenswijsheid dan ook met schade en schande bij elkaar zien te sprokkelen. Op het gebied van geluk en levenskunst is het alsof ieder van ons voor zichzelf het wiel opnieuw moet uitvinden, domweg omdat ons niet gezegd is dat het al uitgevonden is. Als uw huidige modus operandi dus niet tot de gewenste resultaten leidt, is de filosofie waar u mee leeft misschien wel aan een revisie toe. Maar vaak leren we wat werkelijk belangrijk is helaas pas als zich een dramatische gebeurtenis voordoet of als het grootste deel van ons leven al achter ons ligt en het te laat is om te handelen naar wat we hebben geleerd. Maar moeten we echt zo lang wachten? Wat als we het recept voor een gelukkig en zinvol leven nu eens zouden kunnen ontdekken vóór het leven ons tot de orde roept of onze levensklok op een paar minuten vóór middernacht staat?"

Het nieuwe boek van Dr. Bakx zou dat recept wel eens kunnen bieden.

Om gelukkig te zijn als alles meezit, zegt Bakx, is niet veel wijsheid of creativiteit nodig, dat is gemakkelijk. Dan kan je zelfs denken dat je een levenskunstenaar bent. Om ongelukkig te zijn, te klagen en te lijden als het leven niet zo naar onze zin is, is ook niet veel wijsheid of creativiteit nodig, dat is al even gemakkelijk, aldus de auteur. Maar om in alle omstandigheden gelukkig te kunnen zijn, is zeker wijsheid en creativiteit nodig. Dat is minder gemakkelijk. Voor vele mensen lijkt het zelfs ronduit onmogelijk.

In De Strategie van het Geluk zet Bakx uiteen hoe dit “ideaal” binnen ieders bereik ligt. Maar het veronderstelt wel een andere manier van denken en in het leven staan. Zoals Boeddha zei: “Alle lijden is een gevolg van onwetendheid”. En Eckhart Tolle, die in het vorige nummer van dit tijdschrift aan bod kwam, zegt: “Je lijdt, tot je begrepen hebt dat lijden niet nodig is”.


De anatomie van het geluk

In het boek buigt Bakx zich over de “anatomie van het geluk”. Hij ontleedt het bewustzijn en de emoties en komt tot de vaststelling dat je geluk in grote mate zelf mee kan sturen door “ja” te zeggen. Omgekeerd is lijden vooral het resultaat van “neen zeggen”. Het klinkt simplistisch, maar de auteur weet op een glasheldere manier deze levensfilosofie te onderbouwen. De auteur neemt de lezer bij de hand en leidt hem stap voor stap naar een nieuwe benadering van het leven.

Bakx behandelt ook concrete aspecten van een gelukkiger levensstijl. Daarbij komen aan bod: dankbaarheid, mindfulness, aandacht, mededogen, niet-oordelen, zelfvertrouwen en zelfwaardering, het omarmen van je angst, het loslaten van “zwarte gedachten”, het kiezen voor liefde en geluk, vergeving, verbondenheid, geweldloosheid ...

Levenskunst

Het boek bulkt van de wijsheden. Handig zijn de kleine kadertjes die bij elk hoofdstuk de essentie meegeven en ook een aantal tips en metaforen voor ‘levenskunst’. Bv: “Het leven is als een kanotocht op een stroom. Wij kunnen niets doen aan de algemene richting van de stroom. Als wij proberen stroomopwaarts te paddelen, zullen we zeker snel uitgeput zijn. Als wij ons verzetten zullen we vaak omkantelen en onder water vertoeven. Alleen als wij de stroom aanvaarden kunnen wij er een plezierige tocht van maken en kunnen wij de energie van de stroom gebruiken om ons te brengen waar we willen zijn.”

Selectie
 
Om het boek voor zich te laten spreken volgt hieronder een selectie van een aantal ideeën die Bakx ontvouwt.

New mind thinking, de nieuwe denkcultuur die leidt naar geluk, is een actieve, bewuste levens­houding waarbij alles en iedereen aanvaard wordt (wat niet hetzelfde is als goedkeuren). Het gaat daarbij niet alleen om een passief aanvaarden, maar om een actief onthalen. Het is een houding van mededogen en van liefde. Liefde is immers niet het bewonderen van het volmaakte (dat kan iedereen), maar van het aanvaarden van het onvolmaakte.

Dankbaarheid is de gemakkelijkste en zekerste weg naar geluk. Het kost je niets, behalve inzicht, aandacht en wijsheid. Leer dankbaarhied te beoefenen door elke dag je zegeningen te tellen.

Beeldvorming begint al bij het eerste woord dat gekozen wordt om een ervaring te beschrijven. Kies je voor negatieve termen als slachtoffer zijn, klappen krijgen, instorten, verpletterd worden, kwetsuren … dan draagt dat bij tot het persoonlijke “lijden”. Kies je daarentegen bewust voor positief taalgebruik, dan zal dat ook een positief effect hebben op het denken en voelen. Zoals Boeddha zei: “De gedachte manifesteert zich in het woord, het woord manifesteert zich in de daad, de daad ontwikkelt zich tot een gewoonte, en de gewoonte verhardt zich tot een karakter.”

Het eerste gevolg van een veranderd denken is een veranderde taal (geweldloze communicatie). Omgekeerd leidt aandacht voor taal tot aandacht voor het denkproces. Hoe meer je “waarnemer” wordt van het denken, hoe meer het denken zijn vermogen zal verliezen om u ongelukkig te maken.

Mensen met een verslavingsgedrag gedragen zich alsof zij geen vrije wil en geen keuze zouden hebben. Sartre noemt deze manier van denken “la mauvaise foi”, namelijk doen alsof je niet verantwoordelijk bent voor je eigen gedrag. Het is nochtans altijd de eigen hand die elke sigaret en elk glas naar de mond brengt en niet de “verslaving” die de controle over de spieren in de arm en de hand overgenomen heeft… Een verslaving is geen vijand die je kan bestrijden. Het is een automatische piloot die je kan uitschakelen. Ongewenste gewoonten ontstaan op dezelfde
manier als gewenste gewoonten: door herhaling.

Vergeven is op de eerste plaats een geschenk aan jezelf. Je houdt op je eigen geest te vergiftigen en te bezwaren met negativiteit. Je weigert een tweede maal “slachtoffer” te zijn van de feiten: een eerste maal toen ze zich hebben voorgedaan, een tweede maal omdat je de negativiteit in jouw bewustzijn in stand houdt. Vergeven is het loslaten van het verleden.

Er zijn geen positieve of negatieve gebeurtenissen. Er zijn alleen gebeurtenissen. Net zoals er geen goed weer of slecht weer is. Het is gemakkelijk “ja” te zeggen zolang alles naar onze zin gaat, maar wie alleen bij rustig en zonnig weer kan zeilen, is geen groot zeiler. Voor wie niet kan zeilen, is een storm een ramp en een bron van lijden, maar voor wie kan zeilen, is een storm een uitdaging om de zeilvaardigheden nog te vergroten. De storm toont wie kan zeilen en wie niet.

“Ja” zeggen impliceert ook dat je afstapt van de rol van het “slachtoffer”, om welke reden je je ook benadeeld voelt; en impliceert tegelijk ook vergeven.

“Neen” kunnen zeggen op een vraag is ook heel belangrijk. Maar dan niet vanuit een houding van kwaadheid, strijd en verzet, maar vriendelijk en met de glimlach, zonder bang te zijn om daardoor afgewezen te worden.
De gemakkelijkste manier om gelukkig te zijn is te stoppen met ongelukkig te zijn. Gelukkig zijn is een bereikbare optie, waarvoor geen externe “redenen” of “attributen” als bezittingen, status … vereist izjn. Gelukkig zijn is een gelukkige relatie met het leven onderhouden. Wij kunnen gelukkig zijn zonder “reden”. Meer nog: echt geluk is altijd zonder reden. Het is de vreugde om het bestaan zelf. Het is de vreugde in het leven te zijn.

De mens heeft geen enkele keuze in wat hem overkomt. Het leven trekt er zich nu eenmaal niets van aan of wij om bepaalde gebeurtenissen gevraagd hebben of ze verdiend hebben. Het leven is geen restaurant waar men bestellingen kan doen. De keuze is dus niet of je een voorval zal aanvaarden. De enige realistische keuze is hoe je het zal aanvaarden.

Liefde is niet de voorwaardelijke “ja”: ik hou van jou als je doet wat ik van je verwacht of wat ik kan begrijpen. Dat is ruilhandel en gaat over het ik. Liefde gaat over de ander. Liefde is onvoorwaardelijk: “Ik hou van jou, ongeacht wat je doet”. Hoe meer liefde wij in een relatie investeren, hoe meer welzijn wij zullen terugkrijgen. Maar dat betekent niet dat je alles moet goedkeuren of inwilligen. Of dat je je als een deurmat moet gedragen omdat je de ander denkt nodig te hebben en bang bent om alleen te zijn.

donderdag 26 mei 2011

De affaire DSK

De affaire DSK, ongeacht of de DSK ten laste gelegde feiten waar zullen blijken te zijn of niet, zorgt voor heel wat opschudding en beroering in de media en in de geesten van vele mensen. Volgens de Franse psycholoog en psychoanalyticus Michael Stora (in psychologies.com) beroert en schokt de affaire DSK ons dermate omdat zij te maken heeft met onze onbewuste voorstelling van de vaderfiguur. In elke machtige figuur zouden wij immers een soort symbolische vaderfiguur zien, d.i. een figuur die ons bescherming zal bieden tegen de rampspoeden van het leven. Het machtige IMF en de figuur van DSK doen zich inderdaad voor als de ultieme redders van mensen en landen in nood. In de huidige seculiere wereld heeft het IMF dan ook in zekere zin de plaats ingenomen van de almachtige godheid in de diverse godsdiensten. Dat verklaart de enorme emotionele impact van de affaire. Als een echte of symbolische vaderfiguur van zijn voetstuk wordt gestoten en dus ‘wegvalt’, kan die 'vadermoord' ons weliswaar een soort plezier bezorgen, maar worden wij er tevens hardhandig aan herinnerd dat niemand nog voor ons zal zorgen, dat wij alleen nog voor onszelf kunnen zorgen, dat wij alleen zijn. Het aanvaarden van het alleen-zijn is één van de belangrijkste en moeilijkste aspecten van de overgang van een kinderlijke naar een volwassen levensvisie. Voor vele mensen is het een ondraaglijke en haast traumatische ervaring. Zij voelen zich verlaten en ontredderd. Zij kunnen het hun ouders en vooral hun vader niet vergeven dat zij maar ‘gewone’ mensen blijken te zijn, behept met ‘gewone’ menselijke eigenschappen. Vele mensen zoeken dan ook surrogaten in partners, idolen, bezittingen, clubs, religies…

Er is nog een andere mogelijke reden waarom de affaire DSK ons dermate schokt en verstoort: zij herinnert er ons aan dat ons rationele zelf een eerder zwakke en broze entiteit is naast dat andere, primitieve, op seks en macht beluste personage dat in ons huist. In elke man zou een soort kleine DSK leven, die bovendien altijd sneller wakker blijkt te zijn dan het rationele, ethische zelf. Dat laatste hinkt altijd een beetje achterop, weliswaar doorgaans nog net op tijd om te beletten dat het primitieve personage al te veel onheil zou veroorzaken, maar soms ook niet. Dat valt uiteraard vooral op bij publieke figuren die onvermijdelijk in de kijkers van de media lopen. Het is ook het thema van talrijke literaire en andere artistieke producten, van Sofocles over Shakespeare en Flaubert tot Woody Allen.

Er is nog een bijkomend vervelend aspect: machtige mannen zijn altijd mannen die ook seksueel bijzonder actief blijken te zijn. Seks heeft immers een ongemakkelijk en onaangenaam verband met macht en beide blijken iets met testosteron te hebben. En nog vervelender is het gegeven dat precies de macht van die mannen op vele vrouwen een onweerstaanbaar erotiserend effect blijkt te hebben. Dat is een deel van ons evolutionaire erfgoed, of we dat nu leuk vinden of niet. Ook vrouwen hebben immers een onbewust, primitief wezen in zich dat aangetrokken wordt door symbolen van macht. Machtige mannen, zowel in de politiek als op het voetbalveld of zelfs op de motorfiets, hebben dan ook nooit een tekort aan vrouwen. Vele mannen (bijv. Henri Kissinger) die bepaald niet moeders mooiste waren en nauwelijks vrouwen wisten te interesseren, werden plots gegeerd als zij macht hadden verworven. Macht, van welke aard ook, erotiseert. Ook rock- of popsterren hebben nooit een tekort aan gewillige vrouwtjes en sommige idolen geven dan ook zonder meer toe dat dit aspect eigenlijk hun belangrijkste motivering voor hun 'kunst' was.

Dat alles maakt het moeilijk om te blijven geloven in een eenvoudig verhaal met de eenvoudige romantische en morele clichés van 'goeden' en 'slechten' en van seks als uiting van liefde. De wereld valt echter niet zo eenvoudig te begrijpen. Het lijkt meer om een complexe dans te gaan die iedereen lijkt mee te dansen, een mallemolen waar het allesbehalve eenvoudig is om een duidelijke ‘schuldige’ of een duidelijk 'slachtoffer' aan te wijzen, tot iemand uit de mallemolen stapt en een klacht gaat neerleggen... Dan wordt alles plots weer eenvoudig want er is immers de wet die duidelijk is. Dan kunnen we weer opgelucht ademhalen: de slechterik is gevonden en goddank behoren wij tot de goeden.

donderdag 11 november 2010

Over reguliere en/of alternatieve geneeswijzen: wat werkt echt?

De wetenschap verklaart alles maar begrijpt niets...

Als iemand naar Lourdes op bedevaart gaat en genezen terugkeert, is dat dan echt? Als iemand in de Filippijnen geopereerd wordt en beter is, is dat dan echt? Als iemand een homeopaat bezoekt en genezen is, is dat dan echt?

Om in deze vragen een duidelijker inzicht te krijgen, kunnen we beginnen met op te merken dat het menselijke denken op twee manieren kan werken: de manier van het rationele, wetenschappelijke denken dat over feiten gaat, en de manier van het subjectieve, ervaringsgerelateerde denken dat over betekenissen gaat. Het zijn twee manieren van denken, twee functies: de rationele functie en de mystieke functie of betekenisfunctie.




De ene functie valt niet tot de andere te herleiden omdat de rationele functie over feiten gaat en de mystieke functie over betekenissen en ervaringen. Over feiten kan in een wetenschappelijke, exacte, zelfs mathematische taal gesproken worden. Over betekenissen kan alleen in een metaforische, poëtische taal gesproken worden.

Voor de rationele functie is water alleen maar H20, gaat een schilderij over verfmoleculen op een doek, gaat een balletvoorstelling over een geheel van bepaalde bewegingen als gevolg van zenuwprikkels en spiercontracties, is een roos een bepaalde structuur van moleculen en kleureigenschappen, is de liefde alleen maar een biochemisch spel van neurotransmitters en hormonen en is ook een depressie alleen maar een biochemische spel van neurotransmitters en hormonen.

Voor de mystieke functie is water de ervaring van een koele dronk, stelt een schilderij een prachtig landschap voor, heeft een balletvoorstelling een diepe emotionele impact, is een roos een prachtig symbool voor de liefde, is liefde een diepmenselijke en ontroerende ervaring en is ook een depressie een diepmenselijke en aangrijpende ervaring.






Wetenschap gaat over feiten, over herhaalbaarheid en over voorspelbaarheid. Wetenschap verklaart feiten maar begrijpt geen betekenissen. Maar feiten beroeren ons niet, alleen betekenissen beroeren ons. Elke dag sterven kinderen van de honger. Dat feit beroert ons niet. Alleen de dood van een kind dat voor ons betekenis heeft, kan ons beroeren. Wetenschappelijk is er geen enkel verschil tussen een eigen kind of een kind in een ver land. Het enige verschil is de betekenis “mijn”. Het ene kind is “mijn kind”, het andere niet.

Betekenissen kunnen een mens gelukkig of ongelukkig, gezond of ziek maken. Betekenissen ontstaan vaak onbewust, zonder bewuste keuze, zonder veel nadenken. Zij worden veelal door de omgeving aangereikt en gaan deel uitmaken van onze “normale” wijze van functioneren. Het zijn onze overtuigingen, onze oordelen over de dingen, wat wij van de dingen plegen te “vinden”. Zij behoren tot wat men “ieder zijn waarheid” noemt: of wij bepaalde bloemen of bepaalde muziek “mooi” of “niet-mooi” vinden, of wij nieuwe ervaringen of het onbekende “interessant” of “beangstigend” vinden. Ook het antwoord op essentiële levensvragen als de zin of de afwezigheid van zin van het leven, de dood en de fundamentele eenzaamheid behoren tot dit domein.

Die betekenissen kunnen door een wetenschappelijke benadering nooit aangetoond of verklaard worden. In tegenstelling tot wetenschappelijke “waarheden” die door een toepasselijk experiment altijd “bewezen” kunnen worden, kunnen betekenissen nooit wetenschappelijk aangetoond worden. Feiten zijn waar of niet waar. Betekenissen zijn wat we geloven, d.i. wat we voor waar houden. Niemand kan bewijzen dat een roos “mooi” is en als iemand vindt dat het leven geen zin heeft, kan niemand het tegendeel bewijzen.
Dat geldt dus ook voor de gevolgen van dergelijke bevindingen. Als iemand zich goed voelt omdat hij van een naastbestaande een roos heeft gekregen, dan is daar geen enkele wetenschappelijke verklaring voor. Als iemand zich slecht voelt en lijdt omdat hij van een naastbestaande een onheuse opmerking heeft gekregen of omdat hij gelooft dat het leven zinloos is, is daar evenmin een wetenschappelijke verklaring voor. Toch kunnen dergelijke gebeurtenissen een diepgaande invloed op de levenservaring hebben. In bepaalde gevallen kunnen zij zelfs aanleiding zijn tot een gedragspatroon dat depressie kan worden genoemd. Betekenissen zijn namelijk het allerbelangrijkste in het leven van de mens. Mensen zijn in werkelijkheid niet zozeer bekommerd om het achterhalen van de objectieve waarheid, dan om het beleven van hun subjectieve overtuigingen en “vondsten”. Daarvoor vechten en strijden ze, daarvoor maken ze ruzie en voeren ze oorlogen.

Net zoals niet wetenschappelijk verklaard kan worden waarom een roos voor een bepaald persoon mooi is, kan niet wetenschappelijk verklaard worden waarom een bepaalde overtuiging of “verklaring”, bepaalde handelingen of rituelen, het nuttigen of anderszins gebruiken van bepaalde stoffen, al dan niet in het kader van een bepaalde “alternatieve” geneeswijze, voor een bepaald persoon een zodanige betekenis heeft dat hij of zij zich daar “geheeld” of “genezen” door voelt. Dat een dergelijke ervaring ook lichamelijke gevolgen zal hebben, is duidelijk. In de wetenschappelijke benadering is dit soort fenomenen bekend als placebo-effecten. Ook die kunnen dus niet “wetenschappelijk” verklaard of bewezen worden, hoewel ze onze aandacht meer dan waard zijn.

Toch is dat alles heel echt. Het feit dat een bepaald gebeuren of een bepaalde ervaring niet wetenschappelijk verklaard kan worden, maakt niet dat die ervaring “niet-echt” zou zijn. De schoonheid van een roos is heel echt voor wie ze ziet, ook al kan iemand die ze niet ziet altijd beweren dat ze helemaal niet bestaat. Mensen kunnen ook beweren dat liefde of de zin van het leven helemaal niet bestaat. Dat bevestigt alleen maar dat over menselijke ervaringen en over het menselijke bewustzijn geen wetenschappelijke uitspraken kunnen worden gedaan.

Dat alles maakt aannemelijk dat ook vele handelingen of behandelingen nuttige en bruikbare effecten kunnen hebben die nochtans door “de wetenschap” niet bewezen kunnen worden en als dusdanig dan ook niet als wetenschap “aanvaard” kunnen worden. Dat wil niet zeggen dat ze niet echt zouden zijn, dat wil alleen zeggen dat ze niet tot het wetenschappelijke domein behoren.

Het niet duidelijk inzien van het verschil tussen objectieve waarheid en subjectieve beleving is oorzaak van heel wat communicatieproblemen en begripsverwarring. Het streven naar objectieve waarheid hoort thuis in de wetenschap of in de rechtzaal. Een onderzoeker of een onderzoeksrechter zoeken naar de waarheid over de feiten. In een therapeutisch gesprek of tussen partners in een relatie is het daarentegen veel meer zaak oor te hebben voor de subjectieve waarheid van de ander. Het komt er dan niet op aan te discussiëren over de feiten maar aandacht te hebben voor de beleving van de ander. Een beleving is immers altijd echt. De categorieën waar of niet-waar zijn hier niet van toepassing. Over feiten kan mogelijk discussie bestaan maar een beleving kan alleen maar aanvaard worden. Ruzies en conflicten ontstaan heel vaak omdat de subjectieve beleving van de ander juist niet aanvaard wordt.

Vele van de belangrijkste menselijke ervaringen (denk maar aan schoonheid of liefde) kunnen niet wetenschappelijk begrepen worden. Daar staan we dus ook “machteloos” tegenover: we kunnen niet maken dat iemand zich goed voelt of enthousiast wordt, we kunnen ook niet maken dat iemand zich niet meer slecht voelt of uit zijn depressie komt…