donderdag 25 maart 2010

Hoe kan men kinderen opvoeden zonder verwennen en zonder agressiviteit?

Behalve het zorgen voor de voor de hand liggende basale (fysiologische) behoeften (voeding, onderdak, bescherming…) is het belangrijk dat bij een kind een aantal mogelijkheden ontwikkeld worden. Daartoe behoren op de eerste plaats emotionele vaardigheden, en op de tweede plaats intellectuele vaardigheden. In een verdere fase zal ook aan de spirituele ontwikkeling aandacht moeten worden besteed.

De ontwikkeling van emotionele vaardigheden behoort tot wat Jacques Lacan de moederlijke functie noemt. Hoewel dit niet uitsluitend terug te voeren is op de persoon van de moeder, zullen de meeste moeders immers spontaan geneigd zijn deze functie op zich te nemen. Het is van het grootste belang dat een kind leert zich goed te voelen in het leven. Zich goed voelen is de belangrijkste ervaring die het kind in het begin van het leven moet leren kennen en het is precies die ervaring die een moeder spontaan aan haar kind wil meegeven. Een moeder is gelukkig als zij merkt dat haar kind zich goed voelt. Hoewel ook vaders hierbij een belangrijke rol kunnen spelen, zal de moeder in deze fase toch de belangrijkste persoon zijn.

In een iets latere fase komt de ontwikkeling van intellectuele vaardigheden. Behalve zich goed voelen, moet een kind immers ook leren goed te denken. Het moet op de eerste plaats kennis nemen van de wereld en de samenleving waarin het terecht is gekomen. Het moet de taal van die samenleving leren spreken en het moet leren kritisch te denken, dat wil zeggen een onderscheid te maken tussen wat waar en goed is en wat niet-waar en niet-goed is. Lacan noemt dit de intrede in de symbolische orde en spreekt in dit verband van de vaderlijke functie, hoewel deze functie niet uitsluitend terug te voeren is op de persoon van de vader. Maar het is een functie waardoor de vader zich doorgaans iets meer aangesproken voelt.

De vaderlijke functie (die uiteraard ook ten dele door de moeder kan worden ingevuld) is essentieel gericht op de ontwikkeling van het bewustzijn en van de taal. De taal geeft immers toegang tot de ander en tot de cultuur. De taal biedt het kind de mogelijkheid uit de narcistische emotionele cocon te treden en een perspectief op het leven te verwerven. De taal en het bewustzijn maken het mogelijk te begrijpen dat anderen anders zijn en dat het universum niet om de eigen behoeften draait. De vaderlijke functie geeft het kind een structuur door het aangeven van wetten en grenzen. Een kind is altijd beter af met een duidelijke structuur, waaraan het zich kan meten en waartegen het zich eventueel kan verzetten, dan met wolligheid en structuurloosheid die tot grilligheid en oeverloosheid leidt.
De vaderlijke functie is ook gericht op het leren van uitstel van onmiddellijke bevrediging door het creëren van doelstellingen op lange termijn. In zijn boek "Emotionele Intelligentie" beschrijft D. Goleman studies die erop wijzen dat de mogelijkheid om onmiddellijke behoeftebevrediging uit te stellen, de belangrijkste voorspellende factor is voor succes in het latere leven. Dit is een cognitieve vaardigheid die berust op het in de toekomst projecteren van een motiverend doel. Wat voor zin heeft het te gaan studeren en daarvoor af te zien van allerlei onmiddellijke bevredigingen, als men geen doel in de toekomst voor ogen heeft? Wie in kleine doelstellingen denkt, zal een kleine toekomst hebben. Dat is bijv het geval bij jongeren die de ene studierichting na de andere gaan "proberen" om te "kijken of hen dat wel ligt", of de docenten wel meevallen en of de lokalen wel aangenaam zijn, m.a.w. of dit wel een onmiddellijke bevrediging kan opleveren.

Bij de opvoeding ligt de verleiding van de onmiddellijk bevrediging evenwel aan beide kanten, niet alleen aan de kant van de kinderen (wat normaal is), maar ook aan de kant van de ouders (wat minder normaal is). Toegeven aan de eisen van een kind wordt immers onmiddellijk beloond door de dankbare glimlach van het "gelukkige kind", waardoor men zich (even) een goede ouder kan voelen, in afwachting van nieuwe verlangens of eisen. Voor ouders is het veel gemakkelijker om toe te geven dan om "neen" te zeggen en het hoofd te bieden aan een nukkig of stampvoetend kind. Bovendien waarom zou men "neen" zeggen als men daar geen goede reden voor heeft? Voor vele ouders is opvoeding een soort populariteitswedstrijd bij de kinderen geworden, vooral als daar nog eens de nodige schuldgevoelens bijkomen over wat men zijn kind allemaal "heeft aangedaan" (echtscheiding, tijdsgebrek).
Enigszins schematisch kan gesteld worden dat de moeder vooral zorgt voor het welzijn van het kind nu, de vader voor het welzijn van het kind later. De moeder is gericht op het invullen van de onmiddellijke behoeften van het kind, de vader moet het kind leren de bevrediging van deze onmiddellijke behoeften uit te stellen. Opvoeding heeft dus alles met visie en leiderschap te maken. Stephen Covey stelt in zijn boek "The Seven Habits of Highly Effective People" dat een opvoeding zonder principes op lange termijn een verlies betekent voor het kind. Het zal in zijn latere leven immers alsnog op moeizame wijze de lessen moeten leren die het tijdens de opvoeding met veel minder moeite had kunnen leren.

Wij leven evenwel in een samenleving waar de moederlijke functie voortdurend aanwezig is en waar de vaderlijke functie al te vaak onvoldoende wordt ingevuld. Er is geen motiverend maatschappelijk project meer, geen zingevende maatschappelijke visie. Het openbare leven wordt steeds meer gedomineerd door de drang naar onmiddellijke behoeftebevrediging van jongeren en overal is luidruchtige, afstompende, zenuwslopende jongerenmuziek aanwezig. De samenleving verkleutert en de cultuur wordt steeds meer een jongerencultuur. Van alle kanten komen boodschappen op ons af die ons lachende jonge mannen en vrouwen tonen die gelukkig blijken te zijn omdat ze bepaalde meubels in de zithoek hebben, bepaalde kleding dragen, met een bepaalde auto rijden of een bepaalde vakantiebestemming hebben gekozen. Vrijwel nergens wordt gezegd dat gelukkig zijn een zaak van waarden, intellectuele doelstellingen en zingeving in het leven is, m.a.w. van vaderlijke functie. De illusie wordt gewekt dat het geluk bestaat uit het krijgen of vinden van de juiste omstandigheden voor behoeftebevrediging, terwijl echt geluk en voldoening veeleer bestaat uit het geven van zichzelf, uit toewijding aan een waardevolle zaak. Het hele concept van de verzorgingsstaat is een moederlijk concept van behoeftebevrediging. De staat belooft immers voor alles te zullen zorgen terwijl de onderdanen alleen maar moeten spelen, vakantie nemen en genieten. Dat heeft als onvermijdelijk gevolg dat de burger steeds meer een kwetsbaar kasplantje wordt die voor het minste behoefte heeft aan begeleiding, opvang en steun van de overheid. Ook op school moet steeds meer rekening worden gehouden met het jonge volkje, op straffe van verlies van leerlingen of van ouders die naar de rechtbank stappen.
Op het politieke veld vinden we deze tendens in de opkomst van populistische strekkingen die inspelen op de onmiddellijke bevrediging van de kortetermijnbehoeften van de bevolking.

Het tekort aan vaderlijke functie is niet alleen een gevolg van het feit dat mannen vaak fysiek afwezig zijn bij de opvoeding van de kinderen (omdat de man aan het werk is of omdat het kind in een eenoudergezin wordt opgevoed), maar ook van het feit dat mannen zich niet langer bewust zijn van hun specifieke taak. Net zoals bejaarden in onze samenleving geen taak voor zichzelf meer zien, en dus ook geen betekenisvolle plaats meer weten in te nemen, zien vele mannen voor zichzelf vaak geen zinvolle taak meer. Steeds meer rollen in de samenleving worden ingenomen door vrouwen, wat maakt dat mannen voor zichzelf geen duidelijke taak meer zien. Omdat zij die taak niet meer zien, laten zij zich door vrouwen ook al te vaak buiten spel zetten, ook in het opvoedingsgebeuren. De "nieuwe man" is immers vaak een man die deelneemt aan de moederlijke functie en als papa toch al eens "neen" zegt tegen een kind (Lacan: le non du père), wordt dit door mama vaak achter de rug van papa "geregeld". In Hotel Mama is het kind de koning.

Steeds vaker zoeken radeloze ouders dan ook therapeutische hulp als hun "kind" op de leeftijd van 25 of 30 jaar gekomen is, niets van zijn studies heeft terechtgebracht en volkomen onbekwaam blijkt te zijn om op eigen benen te staan. Dan blijkt er plots "iets" fout te zijn gegaan en moet er door "deskundigen" een "diagnose" gesteld worden en een behandeling ingesteld worden om het "probleem" te verhelpen. In het beste geval gaat het om kinderen die verder uitermate lief en vriendelijk zijn, in het ergste geval gaat het om tirannieke huismonsters die het gehele gezinsleven domineren, niet zelden met fysiek geweld. Deze kinderen beschuldigen hun ouders er - niet geheel ten onrechte - van dat zij hen niet de nodige vaardigheden hebben bijgebracht om in het leven verder te kunnen en als zij merken dat hun leven onomkeerbaar op een dood spoor is gekomen, leidt dit niet zelden tot agressief gedrag. Dit resulteert in groot onbegrip en verontwaardiging bij de goedbedoelende ouders die hun kinderen toch "alles" gegeven hebben (stereo, TV, video, computer...) en die dit toch zeker “niet verdiend” hebben! Zij hebben inderdaad alles gegeven om mee te leven, maar weinig of niets om voor te leven.

Maar er zijn ook radeloze kinderen. Kinderen komen immers altijd ter wereld in een situatie waarin ze opgesloten zijn met volwassenen die ze niet gekozen hebben en waarvan ze toch volkomen afhankelijk zijn. De omgang met die volwassenen kan meevallen, maar kan ook tegenvallen. Voor opgroeiende kinderen die hun ontluikende denkvermogen en hun kritisch inzicht beginnen te ervaren, kan deze machteloosheid een volkomen onrechtvaardige en onhoudbare toestand zijn, een vaak harde en onverbiddelijke leerschool waarin zij hun ouders moeten leren te overleven. Welke strategie zij daarbij zullen leren hanteren, is onvoorspelbaar en veronderstelt een navigeren tussen het Scylla en Charybdis van de gekmakende revolte, woede en agressie enerzijds en de ultieme resignatie in de vorm van gelatenheid en depressie anderzijds. Daartussen liggen alle mogelijkheden van hulpeloosheid of cynisme en bitterheid, maar ook van wijsheid…

Uit onderzoek (o.a. in oorlogsgebieden, zie ook de boeken van B. Cyrulnik) blijkt overigens dat kinderen veel minder kwetsbaar zijn en veel meer aankunnen dan doorgaans wordt gedacht, op voorwaarde dat ouderen hen niet voortdurend voorhouden dat ze nu getraumatiseerd zijn, dat ze het nu extra moeilijk zullen hebben en dat ze extra "hulp" nodig zullen hebben. Kinderen die in pampers en op krukken leren lopen, leren nooit behoorlijk hun benen te gebruiken.
Ouderen zouden jongeren daarentegen voortdurend moeten aanmoedigen en onderstrepen wat zij wèl kunnen, in plaats van voortdurend angst te zaaien met rampenscenario's en met wat ze allemaal misschien niet zullen aankunnen. De echte gelukkigen zijn wellicht kinderen die het geluk hebben gehad te leren omgaan met moeilijkheden, weliswaar begeleid door volwassenen, maar zonder dat die volwassenen hen de moeilijkheden en bijgevolg de groeikansen uit handen namen. De Britse kinderpsychiater David D. Winnicott vergelijkt een kind met de vlam van een kaars. Men mag ze zacht aanblazen om ze aan te wakkeren, maar als men te hard blaast dooft men ze juist uit…

In tegenstelling tot de meeste andere relaties is de relatie tussen ouders en kinderen niet gericht op meer samenzijn, maar op scheiding. De finaliteit van deze relatie is immers volwassenen te vormen die hun eigen weg in de samenleving kunnen gaan, net zoals de finaliteit van een appelboom niet bestaat uit het produceren van appels, maar uit het produceren van nieuwe appelbomen. Een opvoeding is geslaagd als de kinderen de ouders niet meer nodig hebben.

De vraag hoe men volmaakt kan opvoeden, kan beantwoord worden met een verhaal. Een leerling vroeg aan een Zen-meester: “Meester, hoe kan ik een volmaakt schilderij maken?” De meester dacht even na en antwoordde: “Dat is heel eenvoudig. Je begint met volmaakt te zijn, en dan schilder je maar gewoon.”

Wat met straffen en belonen?

Straffen en belonen zijn gedragsmatige technieken die misschien wel tot het gewenste gedrag kunnen leiden, maar niet noodzakelijk tot de juiste redenen voor dat gedrag.
Straffen en belonen kunnen er namelijk toe leiden dat een kind zich alleen behoorlijk gaat gedragen om straf te ontlopen of om een beloning te krijgen. In het eerste geval leidt dat tot angst voor straf, in het tweede geval tot opportunisme.
Het is evenwel duidelijk dat het niet alleen belangrijk is dat kinderen zich op de juiste manier gedragen, maar ook dat ze dat leren doen om de juiste redenen, d.i. vanuit de juiste waarden. Dat is de definitie van ethisch gedrag.
Het aanleren van verantwoordelijkheid en betrokkenheid is veel belangrijker dan straffen en belonen.
Kinderen moeten leren dat hun daden gevolgen hebben en dat ze daar verantwoordelijk voor zijn. Zij moeten leren verantwoordelijk zijn voor de gevolgen van hun daden voor anderen en voor de omgeving. De beloning bestaat uit de gunstige gevolgen, de straf bestaat uit de ongunstige gevolgen. Het is niet nodig daar nog een extra “straf” aan toe te voegen.

Wat met verwennen?

Verwennen ontstaat als een kind beloningen krijgt die het niet verdiend heeft. Vaak is dat het geval bij ouders die, vermoeid door hun dagtaak, ’s avonds het kind zijn zin geven om conflicten te vermijden. Daardoor leert het kind dat het een macht heeft over de ouders, aangezien die bang zijn voor conflicten. Het kind leert dus dat het dreigen met een conflict al volstaat om zijn zin te krijgen. Verwende kinderen zijn kleine tirannen die geleerd hebben dat ze altijd wel hun zin krijgen als ze het de ouders maar voldoende lastig maken.
Voor de ouders is toegeven in eerste instantie gemakkelijker. Op lange termijn is het evenwel nefast voor de ontwikkeling van het kind en voor de gezinsrelaties. Het kind krijgt daardoor immers een macht die het niet zou mogen hebben en waar het eigenlijk niet kan mee omgaan. Macht hebben en dingen krijgen die niet verdiend werden, bederft de geest.

Hoe kan je opvoeden tot geweldloosheid?

Geweld en agressie komen overal in de natuur voor. Het zijn normale biologische strategieën om te pogen de omwereld naar je hand te zetten. Elke vorm van leven, van de kleinste bacterie tot planten en dieren, probeert de omwereld naar zijn hand te zetten, dat is de essentie van leven. Leven vereist altijd het manipuleren van de omgeving om te pogen van bepaalde dingen meer te krijgen en andere af te weren. Het feit dat dit vaak niet lukt, is de oorzaak van alle lijden. Lijden is een gevecht met de realiteit die zich vaak niet naar onze verlangens wil plooien. Bij volwassenen is dat in het beste geval een ingehouden gevecht, zonder externe agressiviteit. Bij kinderen en minder volwassen geworden volwassenen kan dit gepaard gaan met echte agressiviteit, vandalisme, pesten en delinquentie.

Agressie is altijd gericht tegen wat als “de ander” of als “niet van ons” wordt beschouwd. De enige echte geweldpreventie, zowel bij kinderen als bij volwassenen, is het creëren van een verbondenheid, een “wij”-gevoel, een “van ons”-gevoel. Voor wie als “wij” of “ons” wordt beschouwd en waarvan men dus het gezicht en de naam kent, zal men zich immers automatisch goed en zorgzaam gedragen. Opvoeding tot geweldloosheid veronderstelt dus een opvoeding tot verbondenheid, niet alleen met lokale groeperingen (het gezin, de school, de sportclub…) maar met de samenleving als geheel. Verbondenheid is geen gevoel waar men moet op wachten tot het komt, maar dat het gevolg is van verbindende gedachten en beelden. Jongeren kijken altijd naar ouderen. Als ouderen een taal en beeldvorming van verbinding hanteren, zullen jongeren dat gemakkelijker kunnen overnemen. Dit vergt immers een vorm van redelijkheid en affectregulatie (emotionele intelligentie) waartoe kinderen en jongeren door hun nog onvoldoende ontwikkelde prefrontale cortex nog niet op eigen kracht in staat zijn.* Bij pubers zijn er bijkomende uitdagingen als gevolg van de hormonale veranderingen en het moeizame zoeken naar iets dat voor identiteit moet doorgaan. Ondertussen bevestigen zij vaak alle clichés over pubergedrag. Volwassen worden is immers een voltijdse opdracht en adolescenten hebben nog behoefte aan de sturing en het voorbeeld van ouderen, al zullen ze dat niet gezegd willen hebben...

_________________________

*Hersenen zijn pas rond de leeftijd van 20-25 jaar volgroeid en de prefrontale cortex ontwikkelt zich het laatst. De prefrontale cortex staat in voor complexe vaardigheden zoals georganiseerd werken, het reguleren van impulsen, het bedenken van de gevolgen van het eigen handelen, het stellen van prioriteiten en het denken op lange termijn. Dat verklaart dat vele jongeren en jonge volwassenen zich vaak onvoorzichtig, onvolwassen en onverantwoordelijk gedragen.

zaterdag 20 maart 2010

Hoe kan ik een bijdrage leveren? Hoe kan ik het goede doen?

Je kan een positieve bijdrage leveren door een model te zijn van gelukkig zijn. Elk moment dat je gelukkig bent is een geschenk aan de rest van de wereld. Daardoor toon je immers dat het leven de moeite waard is om geleefd te worden.
Telkens je niet gelukkig bent, moeten je partner, je kinderen, je vrienden en de rest van de wereld het stellen met een minder goede versie van jezelf. Je geeft ze minder dan het beste van jezelf.

Het goede doen kan alleen maar betekenen het leven in zijn evolutie bevorderen. Het goede is het leven. De evolutie van het leven gaat in de zin van een toenemende mate van orde en bewustzijn.

Het leven is gekenmerkt door het creëren van orde. Daarmee gaat het leven in tegen de tweede wet van de thermodynamica die stelt dat alles naar een toenemende graad van wanorde gaat, de zogenaamde toename van entropie. Dat maakt het leven tot een uitzonderlijk verschijnsel.

Die toenemende orde en complexiteit heeft uiteindelijk tot het ontstaan (emergentie) geleid van de meest complexe structuur die wij kennen, d.i. het bewustzijn. De evolutie van het bewustzijn, zowel van de mensheid als soort als van een individu, gaat van archaïsch-instinctief leven naar biologisch-emotioneel leven, naar een magisch bewustzijn, naar mythisch groepsdenken en naar rationeel denken. Een kind denkt aanvankelijk alleen aan zichzelf, en vergroot gaandeweg zijn bewustzijn om steeds meer mensen te omvatten. Een meer redelijk bewustzijn, met meer aandacht voor de medemens, leidt tot mededogen en liefde. Meer aandacht voor de wereld en voor het leven leidt tot wetenschap en filosofie. (zie de vraag over de bewustzijnsontwikkeling)

De redelijkheid kan ons doen inzien dat alle lijden en ongeluk in de wereld het gevolg is van onwetendheid en van een tekort aan redelijkheid. Het goede doen betekent dan ook bijdragen tot het verminderen van de onwetendheid en het vergroten van de redelijkheid. Confucius zei al dat het zinloos is tegen het duister te strijden. Het volstaat een kaars aan te steken. Dat is de basis van een leven volgens ethische principes. Een positieve bijdrage leveren aan het leven is een ethisch principe. Leven volgens ethische principes leidt tot meer geluk voor jezelf en voor anderen.

maandag 15 maart 2010

Hoe kan ik het kwade bestrijden?

Het kwade kan als dusdanig niet bestreden worden omdat het niet bestaat. Het hele idee van strijd klinkt heldhaftig en spreekt tot de populaire verbeelding, maar houdt in feite geen steek. Er is in de hele natuur niets dat we als “kwaad” of als “het kwade” zouden kunnen bestempelen. Zoals er in feite ook geen onkruid bestaat. In de hele natuur zien we alleen maar vormen van leven (virussen, bacteriën, biologische processen, planten, dieren, mensen) die precies hetzelfde doen als wijzelf: proberen te overleven en proberen een beetje geluk te vinden. Dat is wat wij als “goed” defniëren. Dieren en lagere vormen van leven doen dat onbewust, instinctief. Mensen kunnen dat met een groter of kleiner bewustzijn, en met meer of minder elegantie en wijsheid doen.

Er zijn geen organismen of vormen van leven die “het kwade” zouden willen. Dat wat wij als “het kwade” bestempelen en ervaren, is alleen maar een gevolg van de onvolmaaktheid van het leven zoals het nu is. Als we om ons heen kijken, zien we natuurlijk mensen die oorzaak zijn dat andere mensen pijn ondervinden. Maar als we met redelijkheid kijken, zien we dat mensen alleen maar andere mensen pijn doen omdat ze zelf pijn hebben en ongelukkig zijn. Met andere woorden, omdat ze onvolmaakt zijn. Mensen die gelukkig zijn doen anderen geen pijn. En ongelukkig zijn is uiteindelijk een gevolg van onwetendheid…

Als we begrijpen dat er geen kwaad is, is er ook geen reden meer tot “strijden”. We kunnen alleen het goede vermeerderen. Dat is de basis van een ethisch leven. Confucius zei al dat het zinloos is tegen het duister te strijden. Het volstaat een kaars aan te steken.