donderdag 15 januari 2009

Ik ben mijn zoon van 20 verloren na een vreselijke ziekte. Het is toch normaal dat ik daaronder lijd?

Elke ervaring heeft een interne structuur, ook het lijden. Het zijn niet de gebeurtenissen die ons doen lijden, maar onze interne representatie (d.i. woorden, beelden) van de gebeurtenissen, meer bepaald het verschil tussen onze interne voorstelling van hoe de realiteit zou moeten zijn en de externe realiteit die is wat ze is. Iedereen heeft min of meer vaststaande ideeën of beelden over hoe de realiteit zich hoort te gedragen en wat al dan niet mag gebeuren. Mensen kunnen maar moeilijk van die ideeën of beelden afstappen.
Maar de realiteit is altijd veranderlijk. Lijden is precies het vasthouden aan een rigide interne voorstelling en het weigeren de verandering in de externe realiteit te aanvaarden. Het is het gevecht met de realiteit. Het is weigeren de realiteit te bewonen zoals ze is. Sommige aspecten van de realiteit zijn inderdaad beïnvloedbaar, maar als je in een gevecht met een onontkoombare realiteit verwikkeld bent, is het niet moeilijk te zien wie zal winnen. Aan het leven van je zoon is op een bepaald ogenblik een einde gekomen. Dat is de feitelijkheid, de onontkoombare realiteit. Van die feitelijkheid maak je op een bepaalde manier, met woorden en met beelden, een interne voorstelling, een representatie. Dat gebeurt doorgaans op een spontane manier, met de woorden en de beelden die in de samenleving waarin je leeft gangbaar zijn en normaal lijken. Het lijden is precies het verzet tegen de realiteit dat in die zelfgecreëerde voorstelling tot uiting komt. Je maakt als het ware een afbeelding die je verzet tegen de realiteit symboliseert. Dat verzet is precies je lijden. Dat komt bijv. tot uiting in het gebruik van het woord “verlies”. Als je een feitelijkheid als een “verlies” voorstelt, is het normaal dat je daar verzet tegen ervaart. Niemand wil immers iets verliezen. Je blijft je niet-aanvaarden voeden met gedachten als “dat kan toch niet, dat is toch niet juist dat mij dat moet overkomen, dat is toch niet rechtvaardig, dat is toch onaanvaardbaar.” Je kunt met andere woorden je zoon als het ware geen toestemming geven om dood te zijn. Je noemt dit een “verlies” en je verzet je tegen het leven dat je dit “aandoet”.

Je kan dat normaal noemen, en dat is het ook in de zin dat het veel voorkomt. Maar het is niet het beste wat je kunt doen. In feite zeg je “Neen, dit kan niet!” tegen het leven en de ervaring van dat “Neen” is je lijden. Het is begrijpelijk dat je begint met “Neen” te ervaren. Het verwerkingsproces is precies het omzetten van dat “Neen, dit kan niet!” in een “Ik aanvaard dit, ik kan ermee leven”. Het rouwproces is het aanvaarden van de realiteit en het ophouden te pogen je interne realiteit aan de externe realiteit op te leggen. Het is de beslissing de wereld te bewonen zoals ze voortaan zal zijn. Dat betekent niet dat je wat gebeurd is goed of wenselijk moet vinden of dat je er vrolijk om moet zijn. Het betekent alleen dat je een andere interne representatie kiest, waarin je erkent dat het gebeuren weliswaar onbegrijpelijk is, maar dat het leven altijd onbegrijpelijk blijft en dat je beslist dat te aanvaarden en op een waardige wijze verder te leven. Hoe lang je verwerkingsproces zal duren, hangt alleen maar af van je niveau van bewustzijn en van hoezeer je daar mentaal vooraf al had over nagedacht, met andere woorden welke denkinstrumenten en representatiemogelijkheden je ter beschikking hebt. Het probleem is dat men in onze cultuur van genietingen en amusement daar juist zo weinig mogelijk over nadenkt. Als een bepaalde gebeurtenis zich dan toch voordoet, reageert men getraumatiseerd en is men nauwelijks in staat tot redelijk denken. Dan valt men al gauw in een slachtofferrol en in allerlei vormen van archaïsch en magisch/mythisch denken.

Maar er is toch het verdriet, het gemis?

“Verdriet” en “gemis” zijn geen feitelijkheden maar zijn mentale voorstellingen. Er is verdriet en gemis zolang je een voorstelling hebt waarin je tekort gedaan bent. Spreken over verlies en gemis is een manier om het leven te verwijten dat je onrecht is aangedaan. In feite zeg je dat die mens niet mocht sterven omdat je hem nog nodig had. Je gaat er dus van uit dat mensen alleen maar mogen sterven als jij beslist hebt dat ze mogen gaan omdat je ze niet meer nodig hebt…

Je zoon was niet je bezit. Je zoon was geen recht. Je zoon was niet vanzelfsprekend. Je zoon was een geschenk en een ervaring. Je kan dankbaarheid cultiveren voor dat niet-vanzelfsprekende geschenk, ook al is dat geschenk nu niet meer fysiek in je leven. Dat is een andere voorstelling, die je in staat stelt met meer liefde te reageren. Liefde is immers aandacht voor de ander. Zolang je bezig bent met je eigen gevoelens van pijn en tekort gedaan zijn, kun je er niet zijn voor de ander en kun je de ander geen liefde geven omdat je bezig bent met jezelf. Je kan de overledenen evenwel niet eren met het lijden van de levenden. Pas als je ophoudt met zelfbeklag, kun je liefde en aandacht geven aan de ander, ook als die ander overleden is, en kun je dankbaar zijn dat je die persoon hebt mogen kennen en dat hij of zij goede dingen in je leven heeft gebracht. Dat is het einde van het verdriet.

Maar ik kan toch niet aanvaarden dat zo een jongen moet sterven?

Het is een mythe te denken dat wij de keuze zouden hebben om gebeurtenissen te aanvaarden of niet te aanvaarden. Zij doen zich gewoon voor en in werkelijkheid aanvaarden we gebeurtenissen dus altijd. We kunnen gewoon niet anders. Als je redelijk bent kun je begrijpen dat wij geen keuze hebben om wat zich in de wereld voordoet al dan niet te aanvaarden. We hebben alleen keuze in hoe we de gebeurtenissen zullen aanvaarden: op een volwassen manier, met elegantie en waardigheid, of op een manier die lijden in stand houdt door koppig te blijven beweren dat we de gebeurtenissen niet kunnen aanvaarden. We hebben keuze in welke mentale voorstelling we daarvan gaan maken. We kunnen een voorstelling maken die een ervaring van afwijzing en van verzet in ons bewustzijn onderhoudt. Op die manier onderhouden we ook het lijden want lijden is alleen een toestand van in onmin leven met een voorstelling van de werkelijkheid. We kunnen gebeurtenissen ook op een volwassen wijze aanvaarden, ook al kunnen we ze niet begrijpen. We kunnen op een redelijke wijze begrijpen dat we het leven niet kunnen begrijpen. Ook dat is het mysterie van het leven. We kunnen dat meer liefdevol benaderen. Liefde is immers precies het aanvaarden van wat er is, ook - en vooral - als we dat niet kunnen begrijpen.

Maar mijn hele wezen, mijn lichaam verzet zich daartegen!

Dat verzet is begrijpelijk. En toch kun je leren heel bewust, heel langzaam en heel aandachtig “ja” te zeggen in jezelf: “Ja, ik kan dit aanvaarden. Ja, ik wil dit aanvaarden. Ja, ik aanvaard dit.” Dan zal je merken dat je lijden langzaam afneemt en dat er vrede en liefde voor in de plaats komt.
Het verzet dat je in je lichaam voelt, is niet het verzet van je lichaam. Het lichaam is gewoon de plaats waar je je eigen verzet voelt. Het lichaam is geen instantie die los van jou staat en eigen intenties of gevoelens zou hebben. Het zijn jouw intenties en gevoelens die je in je lichaam voelt.

Maar als ik niet zou lijden, dan zou dat toch betekenen dat ik niet om mijn zoon gegeven heb?

Ook dat is één van de vele mythen in onze samenleving die het lijden in stand houden. Mythen zijn verhalen die in de meeste gevallen niet weerstaan aan een redelijk onderzoek. Ook deze mythe is een structuur die oorzaak is van lijden. Zij zegt dat hoe meer lijden je ervaart, hoe meer je om de ander hebt gegeven. Dat maakt dat vele mensen zich gewoon niet toestaan om zich beter te voelen. Het is dus niet omdat ze zich niet beter kunnen voelen, maar omdat ze zich niet toestaan zich beter te voelen. Ze zouden zich als het ware slecht voelen als ze zich beter zouden voelen!
Om tot een redelijker houding te komen, kun je de vraag stellen: “Is het wel waar dat mijn lijden met liefde te maken heeft?” Je kan je afvragen hoe je bent als je gelooft dat het waar is en hoe je zou zijn als je dat niet meer zou geloven. En je kan je dan verder afvragen of je een goede reden hebt om te blijven geloven dat het waar is…
In feite kun je redelijk inzien dat lijden niets met liefde te maken heeft maar alleen maar over jezelf gaat. Verdriet is zelfbeklag om iets wat er niet meer is, om wat je niet meer “hebt”. Dat gaat over jezelf. Op die manier kan je de overledene niet eren. Als je de overledene wil eren en je liefde wil geven, kan je de overledene dankbaar zijn om het mooie en het goede dat hij of zij in je leven heeft gebracht. Dan gaat het over de ander.
Je moet dan wel de volwassenheid hebben om ook te kunnen omgaan met het oordeel van anderen die snel zullen oordelen dat je ongevoelig bent of dat je geen liefde had. Maar dat is een ander probleem.

Wordt je dan niet ongevoelig en onverschillig?

Dat is inderdaad wat vele anderen zullen zeggen en er is natuurlijk ook onze vrees om ongevoelig en onverschillig over te komen. Maar dan verwart men gevoeligheid met gevoelerigheid. Je emoties op sleeptouw laten nemen door de gebeurtenissen is geen gevoeligheid maar is gevoelerigheid. Echte gevoeligheid heeft veel meer met liefde te maken en is aandacht voor de ander in plaats van voor het eigen idee van gemis. Gevoelerigheid komt van het ego dat altijd bang is om tekort te hebben. Echte gevoeligheid en liefde komen uit een groter bewustzijn, een bewustzijn van overvloed van waaruit je aandacht en liefde aan de ander kunt geven, ook aan mensen en gebeurtenissen die niet onmiddellijk aangenaam of plezierig zijn. Liefde leidt immers niet tot ongevoeligheid en onverschilligheid, maar juist tot gevoeligheid en het verlangen goed te doen voor de ander …

Maar er is toch het rouwproces? Er is toch de verliesverwerking?

Verdriet is de weigering de wereld te bewonen zoals hij na een bepaalde belangrijke verandering geworden is. Het rouwproces en de verliesverwerking bestaan er juist uit het verzet op te geven en de wereld zoals hij nu is te leren aanvaarden. Ieder doet dat op zijn manier en neemt daarvoor de tijd die hij nodig heeft. Het indelen van deze emotionele respons in rigide categorieën – kwaadheid, ontkenning, onderhandelen, depressie, aanvaarding – is echter een negativistische en deshumaniserende benadering die de indruk wekt dat men zich aan een onontkoombaar en onpersoonlijk “proces” dient te onderwerpen. De tijd die iemand nodig heeft, zal immers niet bepaald worden door een onpersoonlijk proces maar door de mate van bewustwording die al eerder gebeurd was. Alleen als men nog in de illusie leefde dat alles voor eeuwig verworven was en dat niets ooit zou veranderen, zal elke verandering als een verlies ervaren worden.

Een interessant concept is het idee van vóór-rouwen. Dat bestaat eruit zich bewust en concreet te realiseren dat al wat er nu is: bezittingen, sociale status, naastbestaanden, ouders, geliefden, gezondheid, het eigen leven… er ooit niet meer zal zijn.
Bij mensen die de dood in de ogen gekeken hebben, bijv. door een ziekte of een ongeval, krijgt het leven plots een heel andere betekenis. Zij onderscheiden plots duidelijk het wezenlijke van het onbelangrijke. Zij beseffen dat zij willen leven en dat alleen het leven werkelijk belangrijk is. Op dezelfde wijze kan deze gedachteoefening in wijsheid en aandachtig zijn bijdragen tot het intensiveren van het gevoel van dankbaarheid om wat er nu is en tevens voorbereiden op de ervaring van dingen en personen die op elk ogenblik uit ons leven kunnen verdwijnen.
Het probleem is dat deze oefening door de meeste mensen niet wordt gemaakt, omdat dit als “zwarte gedachten” wordt bestempeld, die men onder het motto van “zelfzorg” maar best zo snel mogelijk kan vergeten door aan andere dingen te denken of méér “leuke dingen” te gaan doen. Sommige professionelen aarzelen niet hierin een teken van “depressie” te zien en stellen zelfs voor om de “zwarte gedachten” desnoods met medicatie te verdrijven.
Het is alsof u tijdens het rijden met de wagen een verdacht geluid uit de motor zou opmerken en uw garagist u zou voorstellen om de autoradio dan maar wat luider te zetten of dopjes in uw oren te stoppen om het verdachte geluid niet meer te horen.
Het gevolg is dat mensen in de illusie blijven leven dat alles altijd zal blijven zoals het was en onvoorbereid en geheel uit het lood geslagen zijn als dergelijke veranderingen, “trauma’s genaamd”, zich dan toch voordoen. Het “rouwproces” en de “rouwarbeid” die dan noodzakelijk is, is in feite niets meer dan de bewustwording die niet eerder werd gedaan.

De rouwarbeid bestaat er niet uit te proberen “het trauma te vergeten” of te wachten tot “de tijd zijn werk heeft gedaan”, maar uit het bewust en actief omgaan met de gebeurtenissen, met wijsheid en sereniteit. Men is daarmee klaar als men zonder lijden aan het gebeuren kan denken. In het geval van een overlijden, betekent dit dat men met liefde en dankbaarheid aan de overledene leert denken in plaats van met lijden. Lijden richt de aandacht op de eigen persoon. Liefde richt de aandacht op de ander. In de mate dat er liefde is, is er geen lijden. In de mate dat er lijden is, is er geen liefde.

maandag 5 januari 2009

Ik heb zoveel gegeven dat ik nu leeggegeven ben. Het wordt nu tijd dat ik eens wat terugkrijg!

De mythe van het geven is een interessante metafoor die evenwel misleidend is omdat er in de liefde nu eenmaal niets gegeven wordt en ook niets moet gekregen worden. Geven en krijgen horen thuis in de sfeer van de behoeftebevrediging. Bevrediging van behoeften is uiteraard niet verkeerd maar is geen liefde.
Hooguit zou men kunnen zeggen dat men aandacht geeft. Dat men zijn aanwezigheid geeft. En liefde is inderdaad dat: op een aandachtige wijze aanwezig zijn bij de ander, zonder bezig te zijn met de eigen behoeften. Maar aandacht en aanwezigheid zijn ook geen dingen die men geeft, maar zijn manieren van zijn. Men geeft geen aandacht, men is aandachtig. Men geeft geen aanwezigheid, men is aanwezig. Liefde is dan niet iets dat men geeft, maar iets dat men is. Men beslist om aandachtig en liefdevol te zijn.

Liefde is dan ook geen beloning omdat de ander zo goed of zo lief is geweest of zo goed aan onze behoeften heeft voldaan. Liefde is een houding van bewust aandachtig bij de ander zijn. En dat kan ook als die ander dingen doet die ons niet zinnen, die wij niet begrijpen, als de ander ons niet mag of ons zelfs vijandig gezind is.

Volgens Spinoza is liefde de vreugde om het zijn van de ander. Men is gewoon vervuld van vreugde omdat men getuige mag zijn van het zijn van de ander. Net zoals men door een bloem kan vervuld worden van vreugde, gewoon omdat die bloem er is en omdat men er bij mag zijn, omdat men er getuige van mag zijn.

Aangezien er niets gegeven of gekregen wordt, kan men ook niet teveel geven of leeggegeven zijn.