maandag 7 juli 2008

Met mijn verstand weet ik het wel, maar mijn gevoelens willen niet! Hoe zit dat met de verhouding tussen verstand en gevoel?


Het antwoord op de vraag naar de verhouding tussen verstand en gevoel is niet meteen duidelijk en heeft de mens al heel lang beziggehouden. Omdat die verhouding niet juist te vatten is, hebben mensen zich al lang beholpen met metaforen. Metaforen zijn op zich niet juist of onjuist. Het zijn instrumenten om het leven denkbaarder en transparanter te maken, net zoals bijv. een schaakspel heel ingewikkeld lijkt maar transparant wordt als je de regels kent. Het blijft dan nog altijd fascinerend om te zien wat een bepaald individu in een bepaalde omstandigheid zal doen. In die zin is een schaakspel op zich een metafoor voor het leven…


Een klassieke metafoor is die van het lichaam en de geest of de ziel, zonder dat duidelijk is hoe men zich de geest of de ziel zou moeten voorstellen. Het zou gaan om een tijdelijke vereniging van een eindig (sterfelijk) lichaam met een onsterfelijke geest of ziel.


Dat leidt al snel tot het idee van het lagere en het hogere, zonder dat ook in dit geval duidelijk is hoe men zich dat moet voorstellen of waar de grens juist zou zijn.


Dat leidt op zijn beurt dan weer tot de opvatting van het goede en het kwade in de mens. Het idee van een strijd tussen het goede en het kwade lijkt afkomstig te zijn van Zoroaster en werd min of meer gewijzigd overgenomen door de meeste monotheïstische godsdiensten die zich op Zoroaster geïnspireerd hebben.


Plato gebruikte de metafoor van de mens als wagenmenner met een stel paarden, waaronder een paard van het goede en een paard van het kwade. Het was de taak van de wagenmenner het geheel in de juiste baan te sturen.


Freud had het idee van het bewuste en het onbewuste in de mens. Hij zag het onbewuste als een soort vulkaan met onbekende, duistere krachten, die het ons op elk ogenblik moeilijk kunnen maken.


Een hedendaags idee is uiteraard geïnspireerd op de computer. Net als een computer nemen de hersenen immers informatie op, verwerken die, en nemen beslissingen om te handelen. Het bewustzijn is dan de gebruiker van de computer. Zoals met een computer kan de gebruiker soms met onverwachte gebeurtenissen te maken hebben omdat ergens in het geheugen nog informatie aanwezig was die een invloed kan hebben op de werking. Dat leidt tot het idee van het wissen van onjuiste informatie en het programmeren of herprogrammeren van onze computer. Het leidt tot het alleszins verleidelijke idee van een totale controle…


Het oosten kent de metafoor van de mens als berijder van een olifant. Een olifant is een groot en log dier. Hij is een symbool voor het evolutionaire spel dat in ons gespeeld wordt. Toch kan een mens erin slagen het dier te berijden en voor zich te laten werken. Het voordeel van deze metafoor boven de computermetafoor is dat we begrijpen dat we weliswaar geen totale controle hebben, maar dat we die ook niet nodig hebben. Ook als wij in slaap vallen, zal de olifant immers niet in een ravijn lopen. Onze olifant wil immers net zozeer overleven als wijzelf. In tegenstelling tot een computer, die zichzelf hopeloos in de knoop kan werken en daar dan alleen met menselijke tussenkomst weer uit kan komen, is een olifant een perfecte en betrouwbare overlevingsmachine, die ook zonder tussenkomst van de mens perfect kan overleven. Die ingebouwde overlevingsdeskundigheden van onze olifant kunnen ons dan ook als berijder goed van pas komen. Een olifant is immers een zeer rationele overlevingsmachine, die altijd goede redenen heeft om te doen wat ie doet, alleen heeft een olifant een rationaliteit die soms een beetje onhandig is in onze hoogtechnologische cultuur en bij het samenleven in miljoenensteden. Onze olifant heeft het dan ook soms een beetje moeilijk met ons, en wij met hem. Hij vreet veel liever een maïsveld kaal en werken voor een mens hoort niet echt tot de normale rationaliteit van een olifant. Toch wil onze olifant best voor ons werken, maar dan moeten we beginnen met heel aandachtig te zijn om de olifant te leren kennen. Dan kunnen we voorzichtig en geduldig beginnen met de rationaliteit van de olifant in de richting van onze eigen wensen te sturen. Maar de olifant blijft altijd veel groter en sterker dan wijzelf en als hij echt niet wil kunnen wij daar niet direct veel aan doen.


Er zijn dus verschillende vormen van “weten”. Een conceptueel weten dat de berijder wel in zijn hoofd heeft, maar dat de olifant niet in beweging zet, zal niet veel concreet effect hebben. Een echt weten is een actief weten dat beelden en emoties oproept die de olifant in beweging zetten. Er zullen maar weinig mensen zeggen: “ik weet dat ik op vakantie zou moeten gaan maar ik mis wilskracht”. Het idee van vakantie roept bij de meeste mensen immers beelden op van aantrekkelijke stranden, berglandschappen of restaurantjes. Daardoor ontstaat in hun lichaam en in hun emoties een krachtige ja-dynamiek: “ja, dat wil ik!” Omgekeerd, waarom zullen de meeste mensen niet aangetrokken worden door bunji-springen of overwegen midden op een kruispunt op de grond te gaan liggen? Omdat dit krachtige beelden oproept waarvoor mensen terugdeinzen. Maar waarom blijven vele mensen onbekommerd roken terwijl zij toch beweren te weten dat dit niet goed is? Omdat in verband met roken alleen maar abstracte concepten worden opgeroepen (bijv. kanker) die niet de kracht hebben om hen in beweging te zetten. De kunst van het motiveren komt dan ook neer op de kunst om motiverende, aantrekkelijke beelden en metaforen te projecteren. Wie stoppen met roken als een verlies of als een moeilijke opdracht ziet, zal weinig gemotiveerd zijn. Wie stoppen met roken als een stap naar een bewuster, vrijer, meer volwassen leven ziet, zal veel meer gemotiveerd zijn.