vrijdag 8 maart 2013

"As I began to Love myself" - Self Love Poem by Charlie Chaplin
As I Began to Love Myself – Self Love Poem by Charlie Chaplin

As I began to love myself I found that anguish and emotional suffering are only warning signs that I was living against my own truth.
Today, I know, this is “AUTHENTICITY”.

As I began to love myself I understood how much it can offend somebody as I try to force my desires on this person, even though I knew the time was not right and the person was not ready for it, and even though this person was me.
Today I call it “RESPECT”.

As I began to love myself I stopped craving for a different life, and I could see that everything that surrounded me was inviting me to grow.
Today I call it “MATURITY”.

As I began to love myself I understood that at any circumstance, I am in the right place at the right time, and everything happens at the exactly right moment. So I could be calm.
Today I call it “SELF-CONFIDENCE”.

As I began to love myself I quit steeling my own time, and I stopped designing huge projects for the future.
Today, I only do what brings me joy and happiness, things I love to do and that make my heart cheer, and I do them in my own way and in my own rhythm.
Today I call it “SIMPLICITY”.

As I began to love myself I freed myself of anything that is no good for my health – food, people, things, situations, and everything that drew me down and away from myself. At first I called this attitude a healthy egoism.
Today I know it is “LOVE OF ONESELF”.

As I began to love myself I quit trying to always be right, and ever since I was wrong less of the time.
Today I discovered that is “MODESTY”.

As I began to love myself I refused to go on living in the past and worry about the future. Now, I only live for the moment, where EVERYTHING is happening.
Today I live each day, day by day, and I call it “FULFILLMENT”.

As I began to love myself I recognized that my mind can disturb me and it can make me sick. But As I connected it to my heart, my mind became a valuable ally.
Today I call this connection “WISDOM OF THE HEART”.

We no longer need to fear arguments, confrontations or any kind of problems with ourselves or others. Even stars collide, and out of their crashing new worlds are born.
Today I know THAT IS “LIFE”!

woensdag 6 maart 2013

"Le jour où je me suis aimé pour de vrai..." - un merveilleux poème de Charlie Chaplin

 

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai compris qu’en toutes circonstances,
j’étais à la bonne place, au bon moment.
Et alors, j’ai pu me relaxer.
Aujourd’hui je sais que cela s’appelle… l’Estime de soi.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai pu percevoir que mon anxiété et ma souffrance émotionnelle n’étaient rien d’autre qu’un signal lorsque je vais à l’encontre de mes convictions.
Aujourd’hui je sais que cela s’appelle… l’Authenticité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé de vouloir une vie différente
et j’ai commencé à voir que tout ce qui m’arrive contribue à ma croissance personnelle.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… la Maturité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai commencé à percevoir l’abus dans le fait de forcer une situation ou une personne, dans le seul but d’obtenir ce que je veux, sachant très bien que ni la personne ni moi-même ne sommes prêts et que ce n’est pas le moment.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… le Respect.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai commencé à me libérer de tout ce qui n’était pas salutaire, personnes, situations, tout ce qui baissait mon énergie.
Au début, ma raison appelait cela de l’égoïsme.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… l’Amour propre.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé d’avoir peur du temps libren et j’ai arrêté de faire de grands plans, j’ai abandonné les méga-projets du futur.
Aujourd’hui, je fais ce qui est correct, ce que j’aime quand cela me plait et à mon rythme.
Aujourd’hui, je sais que cela s’appelle… la Simplicité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé de chercher à avoir toujours raison, et je me suis rendu compte de toutes les fois où je me suis trompé.
Aujourd’hui, j’ai découvert … l’Humilité.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai cessé de revivre le passé et de me préoccuper de l’avenir.
Aujourd’hui, je vis au présent, là où toute la vie se passe.
Aujourd’hui, je vis une seule journée à la fois.
Et cela s’appelle… la Plénitude.

Le jour où je me suis aimé pour de vrai, j’ai compris que ma tête pouvait me tromper et me décevoir.
Mais si je la mets au service de mon cœur,
elle devient une alliée très précieuse !
Tout ceci, c’est… le Savoir vivre.
Nous ne devons pas avoir peur de nous confronter.
Du chaos naissent les étoiles.

Charlie Chaplin

vrijdag 22 februari 2013


Over persoonlijke vaardigheden en de bron van goed voelen in jezelf

Als iemand u zou vertellen dat hij of zij wel kan zwemmen in de Noordzee, maar niet in de Middellandse zee, wat zou uw reactie dan zijn? Als iemand u zou vragen hoe het komt dat hij of zij wel viool kan spelen in Antwerpen maar niet in Brussel, wat zou u dan antwoorden? Precies: dat dit onmogelijk is omdat zwemmen of vioolspelen persoonlijke vaardigheden zijn die men al dan niet geleerd kan hebben, maar die niet afhankelijk kunnen zijn van omstandigheden of van de plaats waar men zich bevindt.

Toch is dit precies het soort verhaal dat door vele mensen wordt verteld. Een zakenman met een ‘diagnose’ van burn-out vertelde mij dat hij zich goed voelt zodra hij in de Verenigde Staten is, maar dat hij zich in Europa niet goed kan voelen omdat de mensen in Europa ‘zo anders’ zijn. Een hoog opgeleide dame met een ‘diagnose’ van depressie vertelde mij dat zij zich alleen maar goed kon voelen bij haar verzameling orchideeën. Zij had weliswaar ook enkele zorgvuldig geselecteerde vrienden waar zij zich goed bij voelde, maar voor de rest ‘stootte zij overal op de domheid van de mensen en de absurditeit van de samenleving’ en kon zij zich onmogelijk goed voelen. Zij had liefst zo weinig mogelijk met mensen te maken en ofschoon zij een goede baan had, ging zij met tegenzin naar haar werk. Een oudere dame met een ‘diagnose’ van, jawel, depressie, vertelde mij dat zij zich alleen nog goed kon voelen met haar jonge katje: ‘mijn katje is nog de enige bron van vreugde in mijn leven’. Ik zou het aantal voorbeelden willekeurig kunnen uitbreiden. Onnodig erbij te vermelden dat al deze mensen al verschillende antidepressiva hadden geprobeerd. Uiteraard zonder succes.

Dat deze mensen mij dit vertellen (en dus proberen mij dit te doen geloven) is in de grond minder belangrijk dan het feit dat ze dit tegelijk ook aan zichzelf vertellen en dit geloof dus in zichzelf in stand houden. Daardoor geven zij de omgeving en de omstandigheden een grote macht over hun innerlijke emotionele wereld. Dit lijkt in hun ogen echter zo onontkoombaar waar te zijn en wordt ook door de maatschappelijke clichés als zo normaal en als een teken van (grote) gevoeligheid gezien, dat het niet makkelijk is mensen op andere gedachten te brengen.

Gedragsverandering is nochtans alleen maar mogelijk in een context van herkadering van het mentale landschap. Herkadering gaat het gemakkelijkst door het vertellen van verhalen of het stellen van vragen. Dat werkt veel beter dan een filosofische discussie. Ik stel dus de hogergenoemde hypothetische vragen. De meeste mensen zien het absurde van de uitspraken redelijk snel in en begrijpen dat dit alleen maar op een misverstand kan berusten. Dan gaat er plots een lichtje branden en begrijpen zij iets. Alleen blijft het moeilijk de stap te zetten naar de opvatting dat goed-voelen en welzijn een persoonlijke vaardigheid zou zijn in plaats van iets dat ons als een genade gegeven wordt of afhankelijk is van omstandigheden en van anderen. Ik leg uit dat katjes of orchideeën of de Verenigde Staten of wat dan ook, niet in staat zijn mensen goede of minder goede gevoelens te ‘geven’. Het zijn gewoon realiteiten die er alleen maar zijn zoals een bloem of een boom er alleen maar is. Zij zijn niet goed en zij zijn niet slecht. Als mensen zich bij die realiteiten goed voelen, is het omdat zij aan die realiteiten een bepaalde betekenis geven en daardoor in zichzelf een proces op gang brengen.

Gregory Bateson wees erop dat als men een steen een schop geeft, deze precies zo ver zal vliegen als men hem energie heeft ‘gegeven’, maar dat als men een hond een schop geeft, het dier niet alleen een eind zal vliegen maar vervolgens kan terugkomen en bijten. Dat terugkomen en bijten gebeurt niet met de energie van de toegediende schop, maar met de energie van interne processen in de hond zelf. Een levenloos systeem reageert volgens onveranderlijke wetmatigheden van actie en reactie. Bij een levend wezen zijn er echter interne processen waardoor een gedrag ontstaat in plaats van alleen maar een reactie. Omdat de mens daarenboven een bewustzijn heeft, kan hij ook altijd bewuste keuzes maken. Hij kan kiezen welke interne processen die hij op gang wil (laten) brengen. De overgang van een bepaald gedrag naar een ander kan dan ook 20 seconden of 20 jaar duren. Ieder mens neemt daartoe de tijd die hij nodig heeft. Een steen ondergaat. Een mens onderneemt.

Een mens kan zich realiseren dat het goede gevoel dat hij in een bepaalde omstandigheid ervaart, van hemzelf is. Hij kan het zich toeëigenen en tot zijn bezit maken zodat hij het altijd en overal bij zich kan dragen. Gevoelens worden ons niet ‘gegeven’. We laten ze in onszelf ontstaan. Op die manier verwerft men volwassenheid en emotionele onafhankelijkheid. Pas als men met de eigen emoties in vrede leeft, kan men ook echt aandacht hebben voor de emoties van anderen. Dat maakt dan ook echte gevoeligheid en empathie mogelijk in plaats van gevoelerigheid en emotionele afhankelijkheid. Dat kan uiteraard geen enkel geneesmiddel doen, zoals ook geen enkel geneesmiddel u kan leren zwemmen of viool spelen. Het medicaliseren van onvermogen leidt nooit tot meesterschap en medicatie kan nooit een leerproces vervangen.

vrijdag 8 februari 2013

Over slachtoffers en ‘collateral damage’
 
 
Het begrip ‘slachtoffer’ is niet meer uit de berichtgeving weg te branden. Voortdurend noemen mensen zich ‘slachtoffer’. Wie zijn slachtoffers? In de letterlijke betekenis: al wie ‘geslacht’ en ‘geofferd’ is. Zoals Isaac door Abraham geslacht en geofferd ging worden. Dat zijn er niet echt veel. Men kan denken aan wie de dood heeft gevonden door bewust toedoen van een ander persoon. We denken aan de kinderen die door Dutroux of anderen werden vermoord. Maar ook aan mensen die bij aanslagen om het leven zijn gekomen of soldaten die in bevolen dienst op het slagveld het leven hebben gelaten.
 
Bij uitbreiding zou gesteld kunnen worden dat al wie door toedoen van een ander persoon gedwongen of beperkt wordt, in zekere zin ‘slachtoffer’ kan worden genoemd, hoewel hier natuurlijk geen sprake meer is van geslacht of geofferd zijn. Het aantal personen waarop deze definitie van toepassing is, is natuurlijk veel groter. Mensen zeggen bijv. slachtoffer te zijn van het verleden, van een bepaald voorval, van de beslissing van een ander persoon, of van een bepaalde gebeurtenis zoals een natuurramp. Dat kan uiteraard alleen maar in zeer overdrachtelijke zin het geval zijn. Het verleden is er immers niet meer en het bepaalde gebeuren is voorbij. Het feit dat men nog in leven is, toont aan dat men geen ‘slachtoffer’ kan zijn geweest. Men zou dan ook opgelucht en blij kunnen zijn dat dit verleden voorgoed voorbij is. Als mensen aan personen, voorvallen of omstandigheden uit hun verleden toch nog een macht over hun leven en over hun interne emotionele ruimte en beleving toekennen, zijn ze in feite de gevangenen van hun eigen haat en wrok. Zij laten het verleden een schaduw werpen op hun heden en op hun toekomst. Het is als weigeren de zon van vandaag te zien omdat het gisteren regende. Dat is een keuze waarvan mensen doorgaans niet beseffen dat het een keuze is. Ze zien het als het onvermijdelijke gevolg van een onrechtvaardig lot.
 
Vaak blijven mensen zich nog lang slachtoffer noemen. Vaak ook denken mensen dat vervolging en een ‘voldoende’ bestraffing van de dader hen zal bevrijden. Dat is nochtans niet het geval, zoals telkens weer blijkt. De beleving in de interne ruimte staat immers los van mogelijke veranderingen in de buitenwereld. Een gedragsmatige of emotionele verandering (de ‘verwerking’) is alleen mogelijk in de context van een herkadering van het interne mentale landschap.
 
Daarom zal het bestraffen en opsluiten van de dader nooit volstaan zolang men zichzelf niet bevrijd heeft uit de interne gevangenis van haat en wrok. Daartoe is het niet nodig te beoordelen of de dader wel voldoende berouw toont en of de straf wel voldoende is, want dan geeft men de ander nog steeds een macht over het eigen leven. Het heeft dus geen zin en het is contraproductief om slachtoffers te vragen of ze wel ‘genoegen’ kunnen nemen met de straf van de dader. Wie zich van de dader bevrijd heeft, is niet meer geïnteresseerd in de straf. In een rechtstaat is de straf een zaak van de samenleving, niet van de individuele betrokkene. Men leze het boek van Susanne van Well, dat in feite een brief aan Hans van Themse is.
 
Dat is de echte betekenis van vergeven: het is zichzelf bevrijden van de macht van de ander. Het is de macht over het eigen leven terugnemen. Het is zich het leven, dat door de daad van de ander in zekere zin onteigend werd, terug toe-eigenen. Het is terug auteurschap opnemen over het eigen leven. Het is weigeren de eigen geest, de eigen interne ruimte, nog verder door de dader te laten bezoedelen. Door te vergeven toon je dat je groter bent dan de ander en dat de ander niet langer een macht over je leven heeft. Zolang je verslagen, aangedaan of vernederd reageert op wat de ander zegt of doet, geef je hem een macht over je emoties en dus over je leven. Zolang je de daden of de uitspraken van de ander als een ‘slag in het gezicht’ ervaart, ben je niet vrij. In zijn daden en uitspraken toont de dader wie hij is. In onze daden en uitspraken tonen wij wie wij zijn. Viktor Frankl, de Oostenrijkse joodse psychiater die de concentratiekampen in WOII meemaakte, zei: ‘Alles kan een mens ontnomen worden, behalve één ding: de laatste menselijke vrijheid, het kiezen van een houding in elke omstandigheid, de keuze van het eigen gedrag.’ Andere voorbeelden zijn Nelson Mandela en Natascha Kampusch.
 
Sommige mensen weigeren dan ook resoluut zich nog langer ‘slachtoffer’ te noemen, hoewel ze bepaald niet door het leven verwend werden. Ze hebben gelijk. Je als slachtoffer opstellen heeft op korte termijn bepaalde voordelen maar de ‘collateral damage’ op lange termijn is bepaald aanzienlijk: de kwaliteit van je leven! Je bent pas vrij als je de kwaliteit van het leven niet langer afhankelijk maakt van de buitenwereld en van anderen.
   
Daders en misdadigers confronteren ons met de duistere kant in onszelf. In ieder van ons zit immers een mogelijke dader. De verontwaardiging wijst juist op dit krachtig afwijzen van deze donkere zijde in onszelf die we liever niet willen zien. Alleen wat in ons is kan ons verstoren. We projecteren onze ongewenste eigenschappen liever op anderen om daarmee aan te tonen hoe goed en moreel we zelf wel zijn. Publieke figuren sloven zich uit in afkeuringen en afgrijzingen om te tonen hoe moreel hoogstaand ze wel zijn. De massa roept om steniging of kruisiging. Toch kun je alleen maar moreel zijn als je ook immoreel had kunnen zijn. Anders zou er aan moreel handelen immers geen enkele verdienste zijn. Zolang we niet de nederigheid hebben om de donkere zijde in onszelf te aanvaarden en te vergeven, zullen we ook niet in staat zijn donkere zijde in de ander te aanvaarden en te vergeven.

woensdag 23 januari 2013

 Over schoonheid
Schoonheid behoort, samen met o.a. liefde, mededogen en geluk, tot de moeilijkst te definiëren concepten. Het gaat immers om ervaringen, belevingen, die niet in een taal van exacte definities omschreven kunnen worden. Dat geldt overigens voor de meeste zo niet alle ervaringen. Aan iemand die nog nooit een sinaasappel heeft gegeten, is het onmogelijk de smaak van een sinaasappel te omschrijven.  Wie daarentegen één sinaasappel geproefd heeft, weet meteen waarover het gaat en herkent de smaak ook onmiddellijk tussen andere. Zo kan je ook een gelaat van een vriend niet beschrijven, maar toch herken je hem onmiddellijk.

De werkelijkheid kan op twee manieren beschreven worden: een objectief-wetenschappelijke en een subjectief-existentiële.  De objectief-wetenschappelijke berust op de kritische houding van de onderzoeker die zich tegenover zijn onderzoeksobject plaatst. Hij neemt waar, beoordeelt en probeert rationeel te begrijpen. Zo kunnen we heel wat zinvolle en ware dingen zeggen over een roos, over een schilderij of over een mens. Een roos bestaat uit moleculen, pigmenten, cellen, weefsels en andere structuren. We kunnen de biologie beschrijven, de biochemie, de histologie, de fysiologie, de reproductie, de embryologie, de pathologie, enz. Zo kunnen we ook van een schilderij de samenstelling van de pigmenten en van het doek beschrijven, en we kunnen de penseelvoering en de kleurenkeuze beoordelen. Van een mens kunnen we de intelligentie, de kracht, de behendigheid, de bloeddruk, de body mass index, het cholesterolgehalte en andere kenmerken beschrijven.

In al deze voorbeelden is er evenwel iets dat daarbij altijd buiten beeld blijft en dat mijns inziens ook altijd zal blijven: de schoonheid van de roos, de zeggingskracht van een schilderij, de diepte van een mens. Deze eigenschappen verwijzen immers naar de beleving van de toeschouwer en kunnen niet verklaard worden door een onderzoek van het object. Het zijn voorbeelden van een beleving die we de beleving van schoonheid kunnen noemen. Een ander toeschouwer kan heel andere belevingen hebben. Als iemand een roos maar banaal vindt, niets ziet in het schilderij en de betrokken persoon als oppervlakkig beoordeelt, dan zal niets hem van het tegendeel kunnen overtuigen. Dat is de betekenis van de uitspraak ‘Beauty is in the eye of the beholder’ (schoonheid bevindt zich in het oog van de waarnemer) die aan diverse auteurs wordt toegeschreven, waaronder Shakespeare en de Schotse filosoof David Hume (1711-1776). Deze laatste schreef in zijn Moral and Political uit 1742:  Beauty in things exists merely in the mind which contemplates them.’

Dat stelt uiteraard een probleem voor de rationele westerse geest die probeert de dingen vanuit een lineaire causaliteit te begrijpen en te beschrijven. Deze werkwijze heeft tot onze westerse wetenschap geleid, waar het westen terecht trots op kan zijn en die zonder meer pretendeert op alle belangrijke vragen een antwoord te kunnen geven. De wetenschappelijke methode echter loopt vast waar het ervaringen, belevingen betreft. De wetenschap kan namelijk geen sluitende verklaring geven van de ervaringen van schoonheid, mededogen of geluk.

Schoonheid lijkt nog best omschreven te kunnen worden als dat wat rest nadat alles gezegd is wat gezegd kan worden. Het is altijd het ‘nog iets meer’ waarvoor geen woorden zijn. Schoonheid kan niet verklaard worden door de eigenschappen van het object zoals verliefdheid niet verklaard kan worden door de eigenschappen van de geliefde. Daardoor is schoonheid ook niet aantoonbaar. Wie de schoonheid van een roos, van een schilderij of van een mens niet ziet, kan daarvan niet overtuigd worden. Dat is een belangrijk onderscheid met de wetenschap. In de wetenschap kunnen uitspraken objectief aangetoond en overtuigend aannemelijk gemaakt worden aan de hand van door iedereen te verifiëren experimenten die niet ontkend kunnen worden, tenzij men duidelijk van slechte wil is. Op het vlak van schoonheid echter, kan een uitspraak nooit overtuigend aangetoond worden en kan niemand echt overtuigd worden. Als u tot over uw oren verliefd bent op iemand, en uw omgeving begrijpt niet wat u in die persoon ‘ziet’, dan kunt u daar niets aan doen. U kunt de omgeving niet overtuigen van de beminnelijkheid van uw uitverkorene.

Dat is ook zo voor het gebied dat van schoonheid zijn identiteit en zijn kenmerk maakt, namelijk de kunst. De discussies zijn dan ook eindeloos, wat op zich aantoont dat geen enkele objectieve benadering het mogelijk maakt schoonheid in een redelijk discours te vatten. Beauty is in the eye of the beholder. Er vallen bijgevolg ook geen regels of richtlijnen te geven om ‘goede kunst’ te maken.

Grote kunst vat iets van het mysterie van het leven. Grote kunst gaat niet over de emoties van de kunstenaar. De muziek van Bach gaat niet over Bach en de Mona Lisa van Da Vinci zegt niets over de emoties van Da Vinci. Grote kunst vat iets van het mens-zijn en van het mysterie van het leven. De Mona Lisa blijft fascineren zoals het leven zelf blijft fascineren. Men kan schoonheid of kunst dan ook niet ‘begrijpen’. Zij valt niet te begrijpen. Men kan er zich alleen voor openstellen door er zich aan over te geven. De dichter en filosoof Samuel Taylor Coleridge sprak in 1817 van een ‘willing suspension of disbelief‘ (een vrijwillig opschorten van ongeloof). Zolang men de kritische houding van disbelief aanhoudt, kan men weliswaar heel wat wetenschappelijk interessante dingen te weten komen, maar kan men nooit de ervaring van schoonheid hebben. Om de ervaring van schoonheid te hebben, moet men de kritische functie even verlaten om in een modus van overgave te komen. Men moet zich als het ware verbinden met het object. Men moet het object in de beleving laten binnenkomen.

De vraag zelf wat kunst eigenlijk is, is niet te beantwoorden. Heel in het algemeen kan gezegd worden dat er sprake is van kunst als iets evolutionair nuttigs met méér dan noodzakelijke aandacht wordt gedaan, als men er iets aan toevoegt dat niet strikt noodzakelijk is. Zo is visuele kunst ontstaan uit het maken van didactische plaatjes, net zoals gastronomie ontstaan is uit de noodzaak zich te voeden en erotiek uit de noodzaak zich voort te planten. Het gaat om noodzakelijke activiteiten die met extra aandacht worden uitgevoerd, waaraan iets werd toegevoegd dat niet strikt noodzakelijk is. Dat is wellicht het onderscheid tussen kunst en kitsch, zoals tussen erotiek en porno. Kunst nodigt ons uit ons te openen voor het mysterie van het leven. Erotiek nodigt ons uit tot reflectie over het wonder van het leven. Kitsch en porno gaan alleen over de onmiddellijke behoeftebevrediging van de consument.

Dat is het wonder: in de ontmoeting van materie (van mater, moeder) en vorm (van pater, vader, verwant met patroon), van het fysieke en het emotionele, ontstaat iets dat ons overstijgt dat spreekt over het mysterie. De Mona Lisa van Da Vinci fascineert omdat zij iets van het leven van de mens en van alle mensen vat. De muziek van Bach fascineert door de ontmoeting van orde en verrassing. Het leven creëert orde (kosmos) in de wanorde (chaos) en is altijd weer verrassend.

Als we ons bij de feitelijkheid houden kan alleen gezegd worden dat ‘schoonheid’ overeenkomt met een bijzonder gevoel van welbevinden. Men ervaart een vreugde bij het beschouwen van een bepaald object of een bepaalde stand van zaken in de buitenwereld. De vraag is dan hoe dat gevoel van welbevinden tot stand komt. Neurobiologisch is de vraag hoe de verbindingen tussen onze waarneming en ons beloningssysteem ontstaan? Men kan er alleen van uitgaan dat dit een leerproces moet zijn. Wie opgroeit in een milieu waar Nederlands gesproken wordt, zal vanzelf Nederlands leren spreken. Wie opgroeit in een milieu waar Chinees gesproken wordt, zal als vanzelf Chinees leren spreken. Wie in zijn jeugd vaak blootgesteld is aan muziek, zal een bijzondere ‘intuïtieve’ gevoeligheid voor muziek ontwikkelen. Wie bijzonder blootgesteld is aan visuele stimuli, zal gevoeliger zijn voor visuele stimuli. Maar zoals men ook op latere leeftijd nog een andere taal kan leren spreken, kan men ook nog op latere leeftijd een gevoeligheid voor bepaalde stimuli ontwikkelen. Dankzij het moderne neurologische onderzoek weet men immers dat de hersenen een neuroplasticiteit vertonen. Gedachten veranderen onze hersenen. De grote psycholoog en filosoof William James (1842-1910) zei reeds: ‘De grootste ontdekking van mijn generatie is dat een mens zijn leven kan veranderen, door zijn gedachten te veranderen.’ De neuroplasticiteit geeft een neurologische basis aan deze uitspraak, evenals aan de uitspraak van de Boeddha: ‘Je wordt zoals je denkt.’
 

donderdag 10 januari 2013

Over stoppen met roken

Cliënt: Ik zou willen stoppen met roken!
Therapeut: Dat is een uitstekend idee! Wie of wat houdt je tegen?
C: Ik probeer wel, maar het lukt me niet. Ik wil altijd weer een sigaretje opsteken…
T: Als je zo ‘sigaretje’ zegt, klinkt dat alsof het om iets liefs gaat, terwijl het in feite om een toxische substantie gaat die je langzaam vergiftigt!
C: Daarom probeer ik juist te stoppen!
T: Wat probeer je dan?
C: Ik probeer er niet aan te denken maar dat lukt me niet.
T: Dat is logisch: om te proberen er niet aan te denken, moet je er juist aan denken!
C: Ja, wat moet ik dan doen?
T: Wie is de ‘ik’ die spreekt over de ‘ik’ die wel wil stopen met roken maar het niet kan?
C: Euh???
T: Je zit gevangen in een paradox van ‘ikken’: er is blijkbaar een ‘ik’ dat spreekt over een ander ‘ik’ dat blijkbaar iets wel wil maar het niet kan!
C: …???
T: Ok! Dus je rookt hoewel je dat eigenlijk niet wilt?
C: Ja! Eindelijk voel ik dat je me begrijpt!
T: Dus je doet iets dat je niet wil doen?
C: Ja! Het is gewoon sterker dan mezelf!
T: Wat is dat ‘het’ dat sterker is dan ‘jezelf’? Hoe stel je je dat voor?
C: Ik wou dat ik dat wist!
T: Maar dus je wilt iets dat je niet wil?
C: Ja…
T: Dus je bent slachtoffer van jezelf?
C: ???
T: Ok! Komen de sigaretten vanzelf in je mond?
C: Euh, nee!
T: Is het niet jouw hand die een sigaret in jouw mond stopt en die daarna een aansteker neemt en die sigaret aansteekt?
C: Ja, en???
T: En ben jij het niet die de sigaretten gekocht heeft die nu in je zak zitten zodat je er altijd makkelijk bij kan?
C: Ja??? Maar ik zou daarmee willen stoppen!
T: Maar je doet toch altijd alleen maar wat je zelf wil? Of denk je dat je handelen dan door iemand anders gestuurd wordt? Is er iemand die een afstandsbediening over jou heeft?
C: Natuurlijk niet!
T: Maar je zou gewoon willen stoppen met doen wat je doet?
C: Ja, maar ik weet niet hoe ik dat moet doen!
T: Dus je denkt dat je iets moet ‘doen’ om te stoppen met doen wat je doet?
C: Dat is het! Ik weet alleen niet wat!
T: Wat zou je moeten ‘doen’ om te stoppen met joggen of tennissen?
C: Euh, gewoon: niets!
T: Juist! En wat moet je ‘doen’ om geen sigaretten te kopen?
C: Euh, eigenlijk niets!
T: En wat zou je moeten ‘doen’ om geen sigaret in je mond te stoppen?
C: Niets!
T: En wat zou je moeten ‘doen’ om de sigaret die je niet in je mond hebt gestopt, niet aan te steken?
C: Niets!
T: Dus wat moet je ‘doen’ om te stoppen met roken?
C: Niets???
T: Inderdaad: niets!
C: Maar wat moet ik dan doen om te stoppen met roken?
T: Je hebt het net zelf gezegd: niets!
C: Niets?! Maar dat kan toch niet?
T: Je vergissing is dat je nog steeds denkt dat je iets moet ‘doen’! Je moet daarentegen juist niet iets ‘doen’, je moet namelijk ‘niets doen’! En ‘niets’ doen is altijd gemakkelijker dan ‘iets’ doen! Niet tennissen is veel gemakkelijker dan tennissen. Tennissen is een activiteit. Om te tennissen moet je namelijk iets doen, om niet te tennissen moet je gewoon niets doen. Niet iedereen kan tennissen, maar iedereen kan niets doen! Ook roken is een activiteit, je moet iets doen, allerlei acties ondernemen (sigaretten kopen, een aansteker kopen, een pakje in je zak steken, een aansteker in je zak steken, een sigaret uit het pakje nemen, ze in je mond stoppen, de aansteker zoeken, je sigaret aansteken, zuigen, inhaleren, exhaleren…). Om te stoppen met roken moet je gewoon niets doen. Stoppen met roken is immers geen activiteit. Als je denkt dat je handen uit zichzelf, zonder jouw tussenkomst bepaalde activiteiten uitvoeren, zou je ze desnoods kunnen vastbinden, zoals de mythische Odysseus zich aan de mast van zijn schip liet vastbinden om niet toe te geven aan de onweerstaanbare maar fatale verleidingszang van de sirenen …
C: Dus iedereen kan stoppen met roken?
T: Natuurlijk! Er zijn toch elke dag mensen die stoppen met roken!
C: Maar er is toch de zin om te roken?
T: Dus je zou willen dat eerst je zin weggaat? Je hebt je lichaam jarenlang gewend gemaakt aan het roken, en nu zou je willen dat je lichaam het initiatief zou nemen om te maken dat je stopt met roken? Op die manier span je de kar wel voor de paarden!
C: Maar de zin is er toch?
T: Oh, ik begrijp het, je verwacht een mirakel waardoor je lichaam plots geen zin meer zou hebben…
C: Euh…
T: De zin zal vanzelf verdwijnen als jij hem niet langer onderhoudt. Een gewoonte kun je vergelijken met een pad in een bos. Je kan een pad niet doen verdwijnen, je kan alleen beslissen het niet meer te gebruiken, waarna het vanzelf dichtgroeit en verdwijnt.
C: Maar wat moet ik dan doen als ik zin heb om te roken?
T: Ja, hoor eens, wat denk je dat ik moet ‘doen’ als ik de zin voel om een andere vrouw te versieren?
C: ??? Ja, ok! Natuurlijk! Maar dat is toch iets anders en zo eenvoudig kan het toch niet zijn?
T: Zo eenvoudig is het natuurlijk wel! Iedereen heeft wel eens zin in iets waarvan je weet dat je het beter niet kan doen. Dan kan je best gewoon helemaal niets doen. Je moet leren niets te doen! Lijkt je dat moeilijk?
C: Nee, ja, maar dat is theorie! In de praktijk is het toch niet zo eenvoudig!
T: Heb je nog van die excuses?
C: Jazeker: als het zo eenvoudig was, zou toch iedereen al lang gestopt zijn met roken?
T: Ok! Misschien kan je beter eens terugkomen als je écht wil stoppen met roken in plaats van je te verschuilen achter dergelijke excuses …
C: Nee, dat bedoelde ik niet, ik wil écht stoppen met roken!
T: Dan moet je gewoon leren niets te doen! Zolang je gelooft dat je iets moet doen om niet te doen wat je doet, zit je gevangen in een paradox. In werkelijkheid moet je gewoon ophouden, gewoon stoppen met iets te doen, je moet leren niets te doen. Iedereen kan niets doen en niemand kan je beletten om niets te doen! Dat gaat alleen in tegen onze activistische en militante gewoonte om altijd ‘iets’ te willen doen, te willen vechten en strijden, ons verzetten, dingen rechtzetten en ‘beter maken’, terwijl we in werkelijkheid vaak gewoon moeten leren niets te doen …
C: Maar als ik niet kan stoppen is dat toch omdat ik verslaafd ben?
T: Ha, en hoe weet je dat je verslaafd bent?
C: Ja, gewoon: omdat ik niet kan stoppen!
T: Dus je kan niet stoppen omdat je verslaafd bent en je bent verslaafd omdat je niet kan stoppen?
C: Ja…
T: Dus je kan niet stoppen omdat je niet kan stoppen?
C: Ja maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat verslavingen bestaan?
T: Zeker, maar de wetenschap heeft ook aangetoond dat stoppen met een verslavingsgewoonte bestaat! Elke dag zijn er mensen die stoppen met roken omdat ze niet langer slaaf/verslaafd willen zijn of omdat ze hun lichaam niet langer als asbak willen gebruiken. Het ‘probleem’ is dat je die mensen niet meer hoort, die gaan gewoon verder met hun leven. Het zijn de anderen, diegenen die er niet toe komen om te stoppen, die de mythe onderhouden dat stoppen met roken moeilijk zou zijn.
C: Maar ik mis discipline, zelfvertrouwen, wilskracht…
T: Ken je mensen die zeggen: “Ik zou wel willen op vakantie gaan, maar ik mis discipline, wilskracht, zelfvertrouwen?”
C: (Glimlacht) Nee…
T: Natuurlijk niet! Mensen hebben nooit een tekort aan discipline of wilskracht of zelfvertrouwen als ze gemotiveerd zijn! Mensen die op vakantie willen gaan, kan je met geen paard tegenhouden. Het sleutelwoord is motivatie! Hoe doen die mensen het, denk je, om zich te motiveren om op vakantie te gaan?
C: Euh…
T: Door zich motiverende beelden voor de geest te halen (het strand, de restaurantjes, de vrienden…) waardoor alles in hen gaat zeggen: “Ja! Dat wil ik!”
C: Ja, en?
T: Zolang je stoppen met roken als een moeilijk en langdurig ‘proces’ ziet waarbij deskundige begeleiding nodig is, zal je dat niet lukken omdat je jezelf dan in een positie van onmacht plaatst. Het zal alleen lukken als je gaat begrijpen dat je leven beter zal worden als je stopt met roken, als je een meerwaarde ziet, als je concrete beelden voor ogen haalt van hoe fijn en plezierig het zal zijn als je gestopt bent, en als je begrijpt dat het niet om een raar soort ziekte gaat maar dat stoppen neerkomt op een keuze die alleen door jou kan worden gemaakt. Dan wordt stoppen met roken (of drinken, of spuiten, of snuiven) een gemakkelijke zaak. Het is gemakkelijk om ‘neen’ tegen iets te zeggen, als je weet waar je ‘ja’ tegen zegt. Uiteraard wil niemand zomaar een plezier opgeven, niemand wil iets verliezen, maar het is gemakkelijk om ‘neen’ te zeggen tegen het gemakkelijke en kinderlijke plezier van dingen in je mond te stoppen, als je begrijpt dat je daardoor eigenlijk een groter plezier in je leven krijgt, namelijk het volwassen plezier van een vrij mens te zijn en geen slaaf van allerlei substanties of gewoonten. Als dat voor jou een motivatie is, kan niets je tegenhouden. Zonder motivatie is het onmogelijk.
C: Wat is een motivatie?
T: Een motivatie is alleen maar een goede reden. Men doet niets zonder goede reden. Een goede reden is het begrijpen dat je leven beter en waardevoller zal worden, dat je iets zult winnen. Het gaat niet om een kruistocht tegen het plezier, om een strijd tegen een plezier, integendeel: het gaat er juist om een groter plezier in je leven te krijgen, namelijk het plezier van trots te kunnen zijn op jezelf!
C: Maar het is toch moeilijk om tegen mijn lichamelijk verlangen in te gaan?
T: De meeste dingen die de moeite waard zijn, zijn aanvankelijk moeilijk. De vraag is niet of het gemakkelijk of moeilijk is, de vraag is of je die waarde in je leven wil brengen. Het is overigens veel minder moeilijk dan tennissen of viool spelen. Maar misschien hebt u met uzelf afgesproken dat u alleen maar gemakkelijke dingen zou doen?
C: Nee, dat niet…
T: Kent u mensen die zeggen: “We zijn met de wagen naar het zuiden van Frankrijk vertrokken, maar er waren te veel putten in de weg en te veel zondagsrijders en te veel files en wegenwerken en omleidingen en dat was allemaal veel te moeilijk en dus zijn we maar teruggekomen?”
C: (Glimlacht) Nee…
T: Natuurlijk niet! Wie gemotiveerd is, kan door niets tegengehouden worden. Wie niet gemotiveerd is, vindt duizend excuses. Wie een goede reden heeft om te stoppen met roken (of drinken, snuiven, spuiten…) heeft geen kauwgom of pleisters of lange therapie nodig. Voor wie geen goede reden heeft, zal elke ‘hulp’ of therapie vruchteloos blijven. Dat zijn ook de personen die zullen herbeginnen (zogenaamd ‘hervallen’). Wie niet weet waar hij naartoe wil, zal doelloos ronddolen. Dan dienen een perfecte landkaart en een perfecte auto tot niets… 
C: Wat is dan een goede reden?
T: Dat is zeer individueel. Voor sommigen is de prijs al een goede reden, voor anderen de persoonlijke waardigheid, voor nog anderen de gedachte aan kanker. Sommigen hebben het nodig zelf een kanker te krijgen om te kunnen stoppen met roken. En sommigen roken zelfs dan nog door…
Een tijdje geleden ontving ik een brief van een patiënt die het volgende schreef: ‘Ik ben vele jaren verslaafd geweest aan alcohol, maar ik ben nu sinds meer dan een jaar gestopt met drinken. Wat mij er echt toe gebracht heeft te stoppen met drinken, zijn niet de vele therapeuten geweest waartoe ik mij gewend heb. Het is iets van het leven zelf geweest. Mijn vrouw, die mij wegens mijn drankprobleem verlaten had, was ziek geworden en ik wilde mijn baan behouden om haar en mijn dochtertje te kunnen helpen. Dáárom ben ik gestopt met drinken. De therapeuten probeerden mij altijd te ‘genezen’, maar dat deed mij niets. Waarom zou ik stoppen met drinken? … Maar toen ik zag wat mijn vrouw was overkomen, had ik plots een reden gevonden om weer gezond te worden. Dát heeft mij tot de dag van vandaag de kracht gegeven. Ik ben een ander mens geworden.” Die man had een goede reden gevonden.
C: Dus het is allemaal mijn eigen fout als ik nog niet gestopt ben?
T: Nu probeer je me woorden in de mond te leggen die ik niet gezegd heb. Dat is een wat geraffineerder excuus, maar zo gemakkelijk kom je er toch niet onderuit! Er is helemaal geen sprake van fout. Dat is een moraliserend en beschuldigend standpunt waarmee je niet veel verder komt. Elk mens, ook jij, doet op elk moment zo goed als hij/zij kan. Er is geen sprake van fout. Je hebt alleen kennelijk nog geen voldoende reden gevonden om te stoppen met roken. Je bent er gewoon nog niet aan toe. Het doet nog geen pijn. Maar je denkt er al over na, en dat is goed. Je bent op weg. Misschien ben je nog altijd bang dat het je niet zal lukken omdat je nog altijd denkt dat het een gevecht is waarin je kunt verliezen. Maar misschien ben je ook wel bang dat het je juist wél zal lukken, omdat je denkt dat je leven daardoor toch minder goed zal worden. En al die angsten en twijfels moet je inderdaad doormaken om uiteindelijk tot een besluit te komen en eigenaar en auteur van je leven te worden. En geloof me, al diegenen die ik ken die uiteindelijk het besluit genomen hebben om te stoppen, hebben me allemaal verteld hoe verbaasd ze waren dat het zo eenvoudig was…
C: Daar moet ik toch nog eens over denken… dat lijkt me toch allemaal nogal moeilijk…
T: Ok! Bel me dan maar als je nagedacht hebt!