vrijdag 20 augustus 2010

Bestaat er een God?

Bestaat de schoonheid van een roos? Bestaat het mysterie van het leven? Bestaat het wonder van de liefde?

Bij deze vragen gaat het dus niet om een god die ingeroepen wordt om datgene te verklaren wat de wetenschap nog niet kan verklaren. Het gaat niet om een god die de leemten in onze kennis moet opvullen. Het gaat om ervaringen waar de wetenschap sowieso niets over te zeggen heeft en niets over kán zeggen. De wetenschap kán ons niets zeggen over de ervaring van de schoonheid van een roos of van een geliefde.

Mensen die zeggen niet in een god te geloven, verklaren in feite niet te geloven in een bepaald godsbeeld, een bepaalde religieuze iconografie en een bepaalde godsdienstige praktijk. Een god die zich zou bezig houden met het opleggen van wetten aan zijn schepselen en die boos of verdrietig zou zijn over het gedrag van zijn schepselen, kan inderdaad niet veel respect afdwingen.

Maar wie in het leven gelooft, gelooft ook in god want god is gewoon alles wat er is. God is gewoon een ander woord voor wat wij “schoonheid” en “mysterie” noemen.
Natuurlijk kan iemand zeggen dat hij de schoonheid van een roos of het mysterie van het leven niet ziet en dat hij er dus niet in gelooft. Maar iemand die dat zou zeggen, zou ons niet overtuigen van de juistheid van zijn visie, maar eerder van zijn blindheid… Toch zou je zo iemand niet van zijn overtuiging af kunnen brengen. Als iemand de schoonheid niet ziet, dan kun je daar niets tegen beginnen, tenzij hem uitnodigen de ogen te openen en nog eens te kijken …

dinsdag 10 augustus 2010

Maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat alles neerkomt op chemische reacties in de hersenen?

Dat hebt u helemaal goed begrepen.
Alles wat een mens doet is uiteindelijk het resultaat van vele miljarden neuronen die neurotransmitters afvuren in synapsen en verbindingen maken met vele duizenden andere neuronen. Dat is veel meer informatie dan het bewustzijn kan bevatten en begrijpen. Het bewustzijn kan de enorme hoeveelheid informatie op microniveau onmogelijk verwerken. Net zoals wij een televisiebeeld niet kunnen begrijpen door de kleur en de helderheid van alle pixels van het beeldscherm na te gaan.
Hoewel wij dus weten dat de uiteindelijke causaliteit op microniveau ligt, is dat niet het niveau van onze ervaring.
Wij kunnen ook een dans niet begrijpen door alle spiercontracties van de danser na te gaan en wij kunnen een schilderij niet begrijpen door de eigenschappen van de verf te onderzoeken.
Wij kunnen weliswaar op microniveau wetenschappelijk onderzoek doen, maar dan verliezen we de ervaring op macroniveau. Wij kunnen uit het onderzoek van de cellen en de moleculen van een roos nooit de ervaring van schoonheid van de roos begrijpen, net zoals we uit het onderzoek van de letters in een roman nooit het verhaal van de roman zullen begrijpen.

Volgens neurochemische theorieën is het therapeutische effect van antidepressiva toe te schrijven aan een beïnvloeding van processen op het niveau van de neurotransmissie. De empirische en conceptuele kloof tussen neurochemische processen en depressieve klachten en symptomen verklaren echter de beperkte verklarende kracht van deze theorieën. In neurochemische theorieën worden immers concepten gebruikt (neurotransmitters, receptoren …) die zo sterk verschillen van de concepten waarmee een depressie wordt beschreven (sombere stemming, waardeloosheid, zinloosheid, schuldgevoelens…) dat een direct verband tussen beide niet mogelijk lijkt.

Hoewel de wereld inderdaad om elementaire deeltjes of om kwantum-elektrodynamica draait, hebben wij voor het begrijpen van onze ervaring behoefte aan veel grotere, grovere patronen en voor ons hanteerbare concepten als lichaam, geest, religie, emotie, wil, verlangen, schoonheid, liefde, geluk, grootmoedigheid, onzekerheid, trouw, jaloezie, eenzaamheid, humor, angst, woede, depressie, enz. die behoren tot de ongrijpbare dagelijkse patronen van de macrowereld. Dit zijn de entiteiten die betekenis voor ons hebben. Onze diepste overtuigingen hebben geen betrekking op elektronen of op neurochemische begrippen maar op de genoemde mentale categorieën.

Hoewel het juist is dat we kunnen inzoomen op het echte causale niveau van de chemische reacties, of zelfs van de elektrochemische soep van neurale gebeurtenissen of elementaire deeltjes als elektronen en protonen of quarks, gluonen en leptonen, is het pas als we uitzoomen en onze aandacht verschuiven naar een hoger niveau, dat entiteiten in beeld komen die daarvoor volkomen onzichtbaar waren en dat betekenis duidelijk wordt. Het is op dit niveau dat we een voor ons bruikbare kaart van de werkelijkheid vinden, waarop ook het “ik” voorkomt, naast de concepten “binnen” en “buiten”, “zelf” en de “ander”. Het bewustzijn geeft ons een min of meer overzichtelijke kaart van de wereld, van onszelf en van onze plaats in de wereld. Het is onze illusie over onszelf, hoewel er voor de meeste mensen waarschijnlijk niets zo werkelijk lijkt als het idee dat er een echte “ik” huist in ons binnenste. Wij schrijven ons gedrag toe aan dingen die we verlangens of wil noemen, die we op hun beurt toeschrijven aan een “ik”. Het ik is een noodzakelijke mythe. Daniel Dennett noemt het ik ons “centrum van narratieve zwaartekracht.” Zoals wij ogen nodig hebben om te zien, hebben wij een “ik” nodig om te zijn. Maar ook dat is een voorstelling, een hypothese van de werkelijkheid…

Het inzoomen op de lagere niveaus van causaliteit gaat doorgaans gepaard met uitspraken als “Het is toch allemaal maar …” waarbij de drie puntjes naar believen kunnen ingevuld worden door dingen als chemische reacties, neurotransmitters, geld, macht, seks, enz. Dit inzoomen op de lagere niveaus wordt reductionisme of materialisme genoemd en wordt vaak naar voren geschoven door mensen die zich daartoe op de wetenschap beroepen, hoewel dit op zich geen wetenschappelijke uitspraak is. De omgekeerde beweging, het inzoomen op de hogere niveaus (moreel, ethisch, sociaal, politiek, globaal, spiritueel, transcendent…) is kenmerkend voor een meer geestelijke, idealistische, spirituele ingesteldheid. Beide houdingen zijn op zich legitiem en verdienstelijk. Alleen de uitsluitende nadruk op één van beide houdingen leidt tot eenzijdigheid en schept meer verwarring dan helderheid.

Als een fysicus zou proberen een ballet, een liefdesaffaire of een oorlog uit te leggen door erop te wijzen dat deze activiteiten het gevolg zijn van triljoenen en nog eens triljoenen botsingen met behoud van impulsmoment tussen vluchtige kwantummechanische deeltjes, dan wordt niemand daar wijzer van. Niemand zal het in zijn hoofd halen een liefdesverklaring te doen in de aard van: “de oneindige hoeveelheid atomen, moleculen en cellen in jou heeft de oneindige hoeveelheid atomen en moleculen en cellen in mij ertoe aangezet moleculen aan te maken die de moleculen in mijn benen naar deze plaats hebben geleid om jouw moleculen te ontmoeten teneinde…” Maar u begrijpt het natuurlijk al: dit leidt helemaal nergens naar!

Maar alternatieve wetenschap kan toch andere dingen verklaren?

Alternatieve wetenschap is nog altijd wetenschap. Alleen een andere vorm. Het bovenstaande is dus ook geldig voor alternatieve wetenschap. Het belangrijkste verschil is dat wetenschap in principe herhaalbaar en objectief controleerbaar is. Vele alternatieve verklaringen maken gebruik van vage termen als trillingen of energieën waarmee men alles kan verklaren maar niets objectief kan vaststellen. Maar een verklaring, ook een alternatieve verklaring, is nog altijd niet de beleving. De ervaring van de schoonheid van een roos blijft ongrijpbaar voor elke vorm van wetenschap.

Maar alternatieve therapieën werken toch?

Alternatieve therapieën werken inderdaad, waarschijnlijk om dezelfde reden dat vele reguliere therapieën werken: omdat mensen er in geloven. Ook vele genezingen in de reguliere geneeskunde berusten immers in grote mate op het placebo-effect van het geneesmiddel en de arts.

donderdag 5 augustus 2010

Zijn er verschillen tussen mannen en vrouwen?

Volgens de titel van een populair boek komen mannen van Mars en vrouwen van Venus. Hoewel deze zienswijze uiteraard al te eenvoudig en te veralgemenend is, zegt zij toch iets nuttigs over de belangrijke verschillen tussen de beide geslachten.

Er zijn uiteraard vele reële verschillen tussen mannen en vrouwen. Sommige zijn genetisch bepaald, andere zijn cultureel bepaald. Heel schematisch zijn mannen agressiever, competitiever en beter in abstract denken, terwijl vrouwen meer op verbondenheid en samenwerking gericht zijn en meer taken tegelijk kunnen uitvoeren. In werkelijkheid liggen de zaken natuurlijk complexer en zou het juister zijn te stellen dat zowel mannen als vrouwen een eerder mannelijk of een eerder vrouwelijk brein kunnen hebben.

We kunnen de metafoor van Mars en Venus dan ook beter wat uitbreiden.

We zouden dan kunnen zeggen dat sommige mensen van Mars lijken te komen. Meestal zijn dat mannen, maar iedereen kent toch ook wel vrouwen die daarbij horen. Dat zijn mensen die altijd klaar zijn voor de strijd. Zij zijn rationeel, dominant, perfectionistisch en intolerant. Zij brengen het niet echt ver.

Sommige mensen lijken echter van de Maan te komen. Zij klagen dat mensen misbruik van ze maken en hemelen zichzelf op door te zeggen dat ze “te goed” of “te lief” zijn. In werkelijkheid zijn het doetjes die bang zijn om een confrontatie aan te gaan of door anderen niet leuk gevonden te worden. Mensen kunnen alleen over je heen lopen als je voor ze gaat liggen. Als je je als een voetmat gedraagt, trek je mensen aan die hun voeten willen vegen. Het zijn losers die niet geleerd hebben dat je respect en waardering moet verdienen. Zij komen evenmin ver.

Sommige mensen lijken dan weer van Venus te komen. Dat zijn vaak vrouwen, maar ook een aantal mannen hoort in deze categorie thuis. Venus-mensen zijn vaak ook onzeker en angstig maar zien zichzelf vooral als slim en opportunistisch. Deze mannen en vrouwen gebruiken hun uiterlijk zoals een generaal gebruik maakt van de geografische kenmerken van een slagveld. Met hun verleidingskunsten kunnen zij wel wat winst binnenhalen, maar op lange termijn brengen ook zij het niet echt ver. Als je moet “winnen” om te winnen, ben je geen echte winner.

De echte wijze mensen zijn van de Aarde. Zij bewandelen de middenweg en zoeken een evenwicht tussen verschillende en tegengestelde eigenschappen. Zij zijn veeleisend maar niet onredelijk. Zij zijn vriendelijk en tolerant zonder een doetje te zijn. Zij kunnen charmeren en van hun uiterlijk genieten maar weten wanneer het op inzet en vasthoudendheid aankomt. Zij zijn wellicht niet bij iedereen geliefd maar weten dat men het niet iedereen naar de zin kan maken. Zij hoeven niet zo nodig te “winnen” om te winnen maar genieten wel van het spel.

Uiteraard is de realiteit nooit zo netjes in hokjes op te delen en de meeste mensen zullen wel iets van al deze profielen in zich hebben…

maandag 2 augustus 2010

Hoe ontstaan psychische problemen en symptomen? Wat kan therapie?

Er is geen consensus over een wetenschap die psychologie zou heten. Er is geen wetenschap van de mens als (min of meer) vrij en bewust wezen. Al wie wat literatuur heeft doorgenomen of symposia heeft bijgewoond, weet dat verschillende psychologische stromingen aan dezelfde feiten verschillende betekenissen toeschrijven en de betrokken therapeuten zullen aan hun patiënten dan ook een andere “waarheid” vertellen. Alle therapeuten kunnen verhalen vertellen over patiënten waarbij deze benaderingen “gewerkt” hebben. Al deze “waarheden” blijken dus ook te “werken”…

Een van de dingen die onze inspanningen om iets over de wereld en de mensen te leren, in de weg staan, zijn de verhalen die we te horen krijgen, die we gaan geloven en die we weer doorvertellen aan anderen, waaronder onze kinderen. Deze gedeelde mythologieën kloppen vaak niet met de realiteit en leiden dan tot foute beslissingen, zoals een reiziger die kan verdwalen omdat hij een onjuiste kaart gebruikt.

Het inzicht in de redenen waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen, is achtergebleven bij ons begrip van de materiële wereld of van lichamelijke ziektes. We zien onszelf graag als onafhankelijke individuen met vaste waarden en normen die onze daden op betrouwbare wijze sturen. Er zijn voldoende argumenten dat dit vaak niet het geval is. De experimenten van Stanley Milgram in de jaren 60 in New Haven tonen aan dat gewone mensen ertoe overhaald kunnen worden anderen pijnlijke en zelfs dodelijke elektrische schokken toe te dienen als ze maar dachten dat ze deelnamen aan een “experiment” van Yale University. Al wat vereist was, was iemand in een witte jas die hun vertelde dat ze door moesten gaan. De lectuur van Milgrams boek Obedience to Authority is bijzonder ontnuchterend.

We zijn getuige geweest van de gruwelen van de Holocaust, de afslachting van Vietnamese burgers bij My Lai, gruwelen van de oorlog in de Balkan, de mishandeling van Irakezen in Abu Ghraib, de genocide in Rwanda, de gruwelen in Congo… De conclusie lijkt onontkoombaar dat iedereen tot goede en slechte daden in staat is en uitermate beïnvloedbaar is.

Toch kan gesteld worden dat ons gedrag globaal altijd bedoeld is om ons te beschermen tegen gevaar of om ons aangename gewaarwordingen te verschaffen. Deze gevaren of aangename gewaarwordingen kunnen intern of extern zijn, reëel of ingebeeld, bewust of onbewust. Dat is de basis waarom wij doen wat wij doen. Er is geen ondubbelzinnig verband tussen de uitlokkende gebeurtenis en het gedrag. Mensen kunnen met andere woorden dezelfde symptomen vertonen om verschillende redenen.

Het enige verschil tussen normaal gedrag en symptoomgedrag is dat normaal gedrag doorgaans niet voor problemen zorgt en terwijl symptoomgedrag doorgaans als problematisch wordt bestempeld.

Vanuit een psychoanalytische invalshoek is een symptoom een poging om een onderliggend conflict op te lossen. Het is een symptomatische bovenbouw op een onopgelost conflict, die de betrokkene beschermt tegen het opnieuw beleven van de vroegere ervaring die als ondraaglijk pijnlijk werd ervaren. Dat was het geval bij de initiële gebeurtenis, doorgaans “trauma” genaamd.* Het is die neurotische structuur die het essentiële verschil vormt met gewone, existentiële levensproblemen, waarvoor op zich geen echte therapeutische behandeling vereist is maar die meer te maken hebben met levenskunst en levenswijsheid.

Een symptoom is dus in eerste instantie een oplossing en de betrokkene zal, zelfs als het probleemgedrag hinderlijk is, dit gedrag toch niet gemakkelijk opgeven, tenzij hij ofwel ervan overtuigd raakt dat het vroegere gevaar niet langer bestaat, of geleerd heeft dat er betere oplossingen zijn om zichzelf te beschermen.
Zo kan een negatief beeld van de toekomst (bijv. bij depressie) bescherming bieden tegen mogelijke toekomstige ontgoochelingen en zal angst voor mannen bescherming bieden tegen mogelijke onaangename seksuele ervaringen. Voortdurende zelfkritiek en lage zelfwaardering kan gezien worden als een poging om aan te sporen tot harder je best doen om het beter te doen en aldus te beschermen tegen de mogelijke gevaren van afkeuring door anderen. Antisociaal of ander probleemgedrag kan een bescherming zijn tegen de gevaren van onvoldoende aandacht krijgen van anderen. Helaas slagen symptomen niet vaak in hun opzet…

In een aantal andere gevallen kan de patiënt evenwel een dermate uitzonderlijk aangename ervaring hebben meegemaakt, dat het probleemgedrag of symptoom bedoeld is om die aangename gewaarwordingen opnieuw te kunnen beleven.

In de verschillende theoretische formuleringen van de verschillende therapeutische scholen wordt dit eenvoudige uitgangspunt vertaald in een andere en vaak complexe terminologie met moeilijke en diepzinnig klinkende woorden en begrippen (onbewuste fantasieën of conflicten, trauma’s, ervaringen in de kinderjaren of de adolescentie, neurotransmitters, oedipuscomplex, castratieangst, trauma’s in vorige levens…).

Wat kan een therapie?

Een psychisch probleem kan altijd beschreven worden in termen van een overdracht (“transfer”) van emoties van de ene ervaring met een situatie of persoon naar een andere. Zo kan een vrouw die als adolescente te maken had met ongepast seksueel gedrag van een familielid, als volwassen vrouw bij elk seksueel contact een “onverklaarbare” afkeer voelen. Iemand die in een tunnel onwel is geworden kan een fobie voor tunnels ontwikkelen. Dit is de zogenaamde negatieve transfer. Er zou sprake zijn van een positieve transfer bij een kind dat bijv. een lieve hond als huisdier heeft gehad en daarna altijd een voorliefde voor honden heeft behouden. Het begrijpen van een symptoom is dus het begrijpen van een overdracht.**

Op grond van het voorgaande kan dan gezegd worden dat een therapie uit één of meer van de volgende vier basisstappen zal bestaan:

  1. het ontdekken van een initieel gebeuren (het “trauma”)
  2. het begrijpen van de pijnlijke ervaringen van het initiële gebeuren
  3. begrijpen hoe het symptoom de patiënt beschermt tegen het opnieuw beleven van deze pijnlijke ervaringen
  4. de patiënt helpen te begrijpen dat het vroegere gevaar niet langer een gevaar is en/of dat er betere manieren zijn om zich te beschermen.
De eerste drie stappen zijn bedoeld om “inzicht” te verwerven en het symptoom als het ware te deconstrueren tot onderliggende betekenisstructuren. In het beste geval leidt dat tot een bewustwording van het onderliggende conflict, waardoor de patiënt uitgenodigd wordt er doorheen te gaan en tot andere/betere conclusies te komen, iets wat de patiënt voordien door de symptomatische bovenbouw kon vermijden. Freud waarschuwde zijn leerlingen dan ook dat zij zich bij het begin van een behandeling de vraag moesten stellen of zij de patiënt wel iets beters te bieden hadden dan de (symptomatische) “oplossing“ die de patiënt zelf al gevonden had …

Aangezien alleen laatste stap echt “therapie” is, gaan een aantal theoretische richtingen, vooral de zogenaamde “oplossingsgerichte benaderingen”, er van uit dat alleen stap 4 echt essentieel is om symptoomgedrag te verhelpen. Hoewel dat wellicht waar is, willen vele patiënten toch een antwoord op de “waarom”-vraag. Mensen willen nu eenmaal een soort historische coherentie en causaliteit in hun leven zien. Het is dan ook redelijk op deze vraag in te gaan, op voorwaarde dat dit binnen de redelijke tijdspanne van enkele sessies kan gebeuren. Er kan immers heel wat tijd zoek gemaakt worden met het “naar boven brengen” van “diep materiaal” en dit kan zelfs maken dat de “echte” pathogene patronen niet in beeld komen. Afgezien van de altijd onzekere status van het antwoord op de “waarom”-vraag, kan nochtans aangenomen worden dat het gemakkelijker is om in te zien dat er geen gevaar meer is of dat er betere manieren van bescherming zijn, als men begrijpt wat het gevreesde gevaar juist was. De meeste aandacht moet evenwel toch naar punt 4 gaan. (zie bijv. de vraag over angst)

Conceptueel kan punt 4 gezien worden als de overgang van het ene zelfbeeld, wereldbeeld of paradigma naar een ander, meer bepaald van de leefwereld van het kind van toen naar de leefwereld van de volwassene van nu, van afhankelijkheid en afwezigheid van keuze naar vrijheid en verantwoordelijkheid. In de ervaringswereld komt dat neer op de overgang van het ene symbolische of metaforische mentale landschap naar een ander. Elke afscheid van een zelfbeeld of wereldbeeld gaat evenwel gepaard met gevoelens van angst en onzekerheid. Patiënten (en andere mensen) zullen vaak slechts met moeite hun oude zienswijze opgeven, omdat dit ondanks alles een vertrouwde en comfortabele structuur was die zich vrijwel automatisch (“onbewust”) aandient. Toch is dat de creatieve stap die vooruitgang mogelijk maakt. Problemen wijzen erop dat de grenzen van een denkwereld bereikt zijn. Problemen moeten dus niet weggewerkt of vermeden worden (zoals in het symptoomgedrag juist het geval was), maar moeten toegelaten en aanvaard worden. Een therapie zal dus altijd moeten laveren tussen de klippen van het zien van het probleem als een louter geïsoleerd probleem van het individu buiten elke sociale context versus het zien van het probleem als een louter probleem van externe invloeden waarvan de patiënt het onschuldige “slachtoffer” is.

Een probleem moet omarmd worden zoals een moeder een moeilijk kind omarmt. Een zogenaamd “probleem” is immers een mogelijkheid, een uitnodiging om dieper na te denken en tot nieuwe inzichten te komen, net zoals Einstein in de problemen met het denkmodel van Newton een mogelijkheid heeft gezien om tot een nieuw model te komen. Elke patiënt moet in zijn persoonlijk leven dus een beetje een Einstein zijn. Dat is ook de basis van elke martiale kunst: de energie van de tegenstander niet “bestrijden” maar ze juist gebruiken om tot een oplossing te komen. De positieve psychologie stelt dat in elk patiënt die lijdt, een gezond en intact individu schuilt.***

De oorspronkelijke Griekse betekenis van het woord “therapeut” is “dienaar”. Een therapeut moet ten dienste staan van de patiënt die naar nieuwe inzichten zoekt. Hij kan niet handelen vanuit een groot en arrogant “weten”. Geen enkele therapeutische benadering zal voor de patiënt “werken”. Een therapie kan beter gezien worden als een soort couveuse waarin de therapeut vanuit een bescheiden positie van welwillende samenwerking de patiënt helpt vragen te stellen en te onderzoeken om bepaalde verhalen los te laten en tot andere verhalen en tot een ander symbolisch landschap te komen. Lijden en geluk zijn immers het gevolg van symbolen en verhalen die we voor waar houden…

_________________

* Een trauma hoeft niet altijd objectief heel zwaarwichtig te zijn. Het essentiële is dat de betrokkene er voor zichzelf zwaarwichtige conclusies aan verbindt, zelfs als de gebeurtenis in de ogen van anderen weinig belangrijk is.

** “Begrijpen” moet hier met de nodige reserve gehanteerd worden. Hoewel we kunnen “begrijpen” dat iemand die door een hond gebeten wordt, een fobie voor honden kan ontwikkelen, is duidelijk dat dit niet noodzakelijk het geval zal zijn voor iedereen die door een hond gebeten wordt. Het is volstrekt onmogelijk te voorspellen of te “begrijpen” of een bepaald persoon die door een hond gebeten is, ook een fobie zal ontwikkelen. Net zo begrijpen we dat een griep door het griepvirus veroorzaakt wordt, maar we kunnen onmogelijk voorspellen of een bepaald individu bij contact met het griepvirus ook een griep zal krijgen. Dit gebrek aan voorspelbaarheid is uiteraard een ernstige beperking van de status van onze “wetenschap” van de mens.

*** Dit is een parafrase op Freud die beweerde dat elk gezond persoon een patiënt is die zichzelf niet kent.