dinsdag 10 augustus 2010

Maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat alles neerkomt op chemische reacties in de hersenen?

Dat hebt u helemaal goed begrepen.
Alles wat een mens doet is uiteindelijk het resultaat van vele miljarden neuronen die neurotransmitters afvuren in synapsen en verbindingen maken met vele duizenden andere neuronen. Dat is veel meer informatie dan het bewustzijn kan bevatten en begrijpen. Het bewustzijn kan de enorme hoeveelheid informatie op microniveau onmogelijk verwerken. Net zoals wij een televisiebeeld niet kunnen begrijpen door de kleur en de helderheid van alle pixels van het beeldscherm na te gaan.
Hoewel wij dus weten dat de uiteindelijke causaliteit op microniveau ligt, is dat niet het niveau van onze ervaring.
Wij kunnen ook een dans niet begrijpen door alle spiercontracties van de danser na te gaan en wij kunnen een schilderij niet begrijpen door de eigenschappen van de verf te onderzoeken.
Wij kunnen weliswaar op microniveau wetenschappelijk onderzoek doen, maar dan verliezen we de ervaring op macroniveau. Wij kunnen uit het onderzoek van de cellen en de moleculen van een roos nooit de ervaring van schoonheid van de roos begrijpen, net zoals we uit het onderzoek van de letters in een roman nooit het verhaal van de roman zullen begrijpen.

Volgens neurochemische theorieën is het therapeutische effect van antidepressiva toe te schrijven aan een beïnvloeding van processen op het niveau van de neurotransmissie. De empirische en conceptuele kloof tussen neurochemische processen en depressieve klachten en symptomen verklaren echter de beperkte verklarende kracht van deze theorieën. In neurochemische theorieën worden immers concepten gebruikt (neurotransmitters, receptoren …) die zo sterk verschillen van de concepten waarmee een depressie wordt beschreven (sombere stemming, waardeloosheid, zinloosheid, schuldgevoelens…) dat een direct verband tussen beide niet mogelijk lijkt.

Hoewel de wereld inderdaad om elementaire deeltjes of om kwantum-elektrodynamica draait, hebben wij voor het begrijpen van onze ervaring behoefte aan veel grotere, grovere patronen en voor ons hanteerbare concepten als lichaam, geest, religie, emotie, wil, verlangen, schoonheid, liefde, geluk, grootmoedigheid, onzekerheid, trouw, jaloezie, eenzaamheid, humor, angst, woede, depressie, enz. die behoren tot de ongrijpbare dagelijkse patronen van de macrowereld. Dit zijn de entiteiten die betekenis voor ons hebben. Onze diepste overtuigingen hebben geen betrekking op elektronen of op neurochemische begrippen maar op de genoemde mentale categorieën.

Hoewel het juist is dat we kunnen inzoomen op het echte causale niveau van de chemische reacties, of zelfs van de elektrochemische soep van neurale gebeurtenissen of elementaire deeltjes als elektronen en protonen of quarks, gluonen en leptonen, is het pas als we uitzoomen en onze aandacht verschuiven naar een hoger niveau, dat entiteiten in beeld komen die daarvoor volkomen onzichtbaar waren en dat betekenis duidelijk wordt. Het is op dit niveau dat we een voor ons bruikbare kaart van de werkelijkheid vinden, waarop ook het “ik” voorkomt, naast de concepten “binnen” en “buiten”, “zelf” en de “ander”. Het bewustzijn geeft ons een min of meer overzichtelijke kaart van de wereld, van onszelf en van onze plaats in de wereld. Het is onze illusie over onszelf, hoewel er voor de meeste mensen waarschijnlijk niets zo werkelijk lijkt als het idee dat er een echte “ik” huist in ons binnenste. Wij schrijven ons gedrag toe aan dingen die we verlangens of wil noemen, die we op hun beurt toeschrijven aan een “ik”. Het ik is een noodzakelijke mythe. Daniel Dennett noemt het ik ons “centrum van narratieve zwaartekracht.” Zoals wij ogen nodig hebben om te zien, hebben wij een “ik” nodig om te zijn. Maar ook dat is een voorstelling, een hypothese van de werkelijkheid…

Het inzoomen op de lagere niveaus van causaliteit gaat doorgaans gepaard met uitspraken als “Het is toch allemaal maar …” waarbij de drie puntjes naar believen kunnen ingevuld worden door dingen als chemische reacties, neurotransmitters, geld, macht, seks, enz. Dit inzoomen op de lagere niveaus wordt reductionisme of materialisme genoemd en wordt vaak naar voren geschoven door mensen die zich daartoe op de wetenschap beroepen, hoewel dit op zich geen wetenschappelijke uitspraak is. De omgekeerde beweging, het inzoomen op de hogere niveaus (moreel, ethisch, sociaal, politiek, globaal, spiritueel, transcendent…) is kenmerkend voor een meer geestelijke, idealistische, spirituele ingesteldheid. Beide houdingen zijn op zich legitiem en verdienstelijk. Alleen de uitsluitende nadruk op één van beide houdingen leidt tot eenzijdigheid en schept meer verwarring dan helderheid.

Als een fysicus zou proberen een ballet, een liefdesaffaire of een oorlog uit te leggen door erop te wijzen dat deze activiteiten het gevolg zijn van triljoenen en nog eens triljoenen botsingen met behoud van impulsmoment tussen vluchtige kwantummechanische deeltjes, dan wordt niemand daar wijzer van. Niemand zal het in zijn hoofd halen een liefdesverklaring te doen in de aard van: “de oneindige hoeveelheid atomen, moleculen en cellen in jou heeft de oneindige hoeveelheid atomen en moleculen en cellen in mij ertoe aangezet moleculen aan te maken die de moleculen in mijn benen naar deze plaats hebben geleid om jouw moleculen te ontmoeten teneinde…” Maar u begrijpt het natuurlijk al: dit leidt helemaal nergens naar!

Maar alternatieve wetenschap kan toch andere dingen verklaren?

Alternatieve wetenschap is nog altijd wetenschap. Alleen een andere vorm. Het bovenstaande is dus ook geldig voor alternatieve wetenschap. Het belangrijkste verschil is dat wetenschap in principe herhaalbaar en objectief controleerbaar is. Vele alternatieve verklaringen maken gebruik van vage termen als trillingen of energieën waarmee men alles kan verklaren maar niets objectief kan vaststellen. Maar een verklaring, ook een alternatieve verklaring, is nog altijd niet de beleving. De ervaring van de schoonheid van een roos blijft ongrijpbaar voor elke vorm van wetenschap.

Maar alternatieve therapieën werken toch?

Alternatieve therapieën werken inderdaad, waarschijnlijk om dezelfde reden dat vele reguliere therapieën werken: omdat mensen er in geloven. Ook vele genezingen in de reguliere geneeskunde berusten immers in grote mate op het placebo-effect van het geneesmiddel en de arts.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten