vrijdag 15 augustus 2008

Waarom zijn roken, drinken of andere verslavingen zo moeilijk af te leren?

Deze gedragingen kunnen niet verklaard worden door te verwijzen naar een verslaving die een ziekte zou zijn waaraan men zou lijden. De term verslaving is een beschrijvende term voor een reeks gedragingen en zegt niets over de oorzaak van die gedragingen. Zeggen dat men niet kan stoppen met drinken of roken omdat men verslaafd is, is hetzelfde als zeggen dat men niet getrouwd is omdat men celibatair is. Daarmee is immers nog altijd niet verkaard waarom men middelen gebruikt of niet getrouwd is. (Een gelijkaardige gedachtegang geldt overigens voor depressie. Zie de vraag over depressie.)

Het gebruik van bepaalde middelen en substanties is een gedrag dat een gevolg is van het zoeken naar genotsbelevingen. Mensen vinden het lastig dergelijke gedragingen op te geven omdat genot zo een krachtige greep op ons heeft. Maar het gaat om het gedrag van een persoon, niet om het gevolg van een ziektetoestand. Het zoeken naar genot en aangename ervaringen is een universeel menselijk gegeven. In alle culturen en in alle tijden hebben mensen dan ook middelen (drugs) gezocht en gevonden om op een gemakkelijke en snelle manier aangename ervaringen op te wekken. De zogenaamde “strijd tegen drugs” is in dit licht dan ook een vrij hopeloze zaak. Mensen zullen nu eenmaal altijd naar genotsmiddelen zoeken, zeker in een tijd als de onze met zijn grote belangstelling voor gemakkelijk genot en genietingen. Het enige verschil is dat er toegestane en niet-toegestane genotsmiddelen zijn, genotsmiddelen voor begoeden en genotsmiddelen voor armen …

Het is duidelijk dat eens de olifant in ons (zie hoger) de smaak van één van die middelen geproefd heeft, hij er steeds méér van zal willen, en aangezien een olifant een groot en log dier is…
In de meeste traditionele culturen is het gebruik van dergelijke middelen dan ook strikt gereglementeerd. Roes- en genotsmiddelen worden altijd in groep gebruikt onder leiding van een sjamaan of een andere oudere. In de meeste gevallen is er zelfs een taboe op het gebruik door individuele leden van de gemeenschap in afzondering. De reden voor dit taboe lijkt te zijn dat deze mogelijkheid van ongebreidelde genotsbeleving maakt dat de betrokkene niets en niemand meer nodig heeft en zich uit het groepsverband onttrekt. Er is een opvallende gelijkenis met het taboe op masturbatie, dat overigens ook alleen maar op dergelijke wijze verklaard kan worden.

Dat verklaart ook dat voor het veranderen of stoppen van elke gewoonte van gemakkelijke genotsbeleving (roken, drinken, spuiten, snuiven, eten, gebruik van verboden of toegestane middelen, geneesmiddelen, gokken, sporten, kopen, reizen, seks, verzamelen…) altijd een robuuste motivering van de berijder van de olifant vereist zal zijn.
Dat blijkt uit het falen van de meeste programma’s waar gebruikers zonder een dergelijke motivering altijd bijzonder resistent blijken te zijn tegen elke vorm van “behandeling” en steeds weer “hervallen”.* Zolang er een externe motivering is (bijv. de opname in de kliniek) lukt het stoppen zonder al te veel problemen, maar zodra die externe motivering verdwijnt, herneemt de betrokkene al snel weer zijn oude gewoonten. Het gaat immers niet om een “ziekte” waarvan men “genezen” zou zijn…

Anderzijds verklaart dat ook dat gebruikers hun gebruik altijd blijken te kunnen stoppen als zij daartoe een voldoende reden (motivering) hebben. Het is bekend dat vele vrouwen die zwanger worden, plots kunnen stoppen met roken. Betekent dat dan dat wat “moeilijk” of “onmogelijk” was, plots “gemakkelijk” is geworden? Natuurlijk niet. Het was altijd al gemakkelijk. Er was alleen maar een voldoende reden voor nodig.
Vele mensen hebben een hartinfarct of een longkanker nodig als voldoende reden om te stoppen met roken. Maar zelfs dat is niet altijd voldoende en een aantal mensen zal toch verder roken, ondanks een reden die in de ogen van vele anderen voldoende zou zijn om te stoppen. Er is inderdaad geen enkele reden die voor iedereen een voldoende reden zou zijn. Men kan voor alle redenen ook altijd de schouders ophalen en mensen met een verslavingsgedrag zijn meesters in de kunst van het bedenken van excuses. Dat is nu eenmaal de vrijheid van de mens …

Waar het steeds om gaat is dat de betrokkene zelf ervan overtuigd raakt dat hij zijn verslavingsgedrag kan stoppen. Deze overtuiging wordt evenwel vaak bemoeilijkt door andere, sociaal aanvaarde overtuigingen in de aard van: “ik denk dat het me nooit zal lukken”, “het heeft geen zin te proberen, het is te moeilijk”, “zie je wel dat het me niet lukt.” Het zal dus zaak zijn deze overtuigingen in te ruilen voor andere, meer empowerende en bevrijdende overtuigingen.

Bijkomende moeilijkheden zijn de kennelijk steeds lager wordende frustratietolerantie en de ermee gepaard gaande discomfort anxiety (“ik kan er niet tegen om me minder goed te voelen”) en ego anxiety (“het zou verschrikkelijk zijn als mensen iets slechts over me denken”). De genotsmiddelen worden dan weer boven gehaald om het hoofd te bieden aan deze nieuwe "moeilijkheden".

Het probleem van verslaving is uiteindelijk een probleem van het omgaan met genotsbeleving. De enige strijd die te leveren valt, is in ons hoofd. Het antwoord op verslaving kan geen strijdtocht tegen genotsbeleving zijn, maar het cultiveren van een meer gediversifieerde en meer gedifferentieerde waaier van mogelijke vormen van genotsbeleving. Het probleem van de verslaafde is juist dat het leven uiteindelijk vernauwd is tot nog maar één enkele manier om genot te beleven. Het antwoord is het cultiveren van andere manieren van genotsbeleving, niet alleen als substituut maar als genot van een “hogere” orde. Niemand wil zomaar een plezier opgeven. Maar het opgeven van een bepaalde vorm van plezier wordt gemakkelijk als er een ander, hoger genot voor in de plaats komt. Het plezier van het roken valt in het niets naast het “hogere” plezier van het krijgen van een baby. Een aantal mensen geeft bepaalde verslavingen inderdaad op in ruil voor het hogere, existentiële plezier zich als een vrijer, autonomer en volwassener mens te ervaren.

Het hoogste genot voor een mens is immers zich een vrij mens te weten. Ware vrijheid is autonomie en men is autonoom als men niet door factoren van buitenaf bepaald wordt, maar door zichzelf, met name door het hoogste in zichzelf, d.i. het redelijk inzicht en de fundamentele drijfveren op lange termijn. Wie inziet dat roken schadelijk is en op grond daarvan van het roken afziet, is een vrij mens. Wie hetzelfde wel inziet maar het roken toch niet kan laten, is minder vrij omdat hij zich niet door de rede laat bepalen.

Dat is echter allesbehalve evident in een samenleving waar bijna uitsluitend aandacht wordt besteed aan lichamelijk-emotionele vormen van genotsbeleving en waar maar weinig aandacht is voor vormen van intellectuele, sociale, existentiële en spirituele vormen van genotsbeleving die al te vaak als “moeilijk” worden bestempeld.

Dit alles illustreert het concept van de berijder van de olifant. Het illustreert de kracht van de olifant, maar ook de fundamentele vrijheid van een berijder die werkelijk gemotiveerd is. Het illustreert ook dat afhankelijkheid van middelen - drugs, alcohol, voeding, nicotine - altijd wijst op een onvermogen om op een rationele manier met de relatie met bepaalde substanties om te gaan. Dit onvermogen is een voorspellend persoonlijkheidskenmerk voor een verslavingsgevoeligheid die ook in problemen op andere terreinen van het leven tot uiting zal komen, bijv. in “constructieve verslavingen” als veel sporten of dure kunstwerken verzamelen.

Wie gemotiveerd is, vindt altijd een manier om zijn doel te bereiken.
Wie niet gemotiveerd is, vindt altijd wel een excuus.

_____________

* Ook resistentie is een beschrijving van een gedrag en geen bijzondere ziekte-entiteit. Als een patiënt niet ophoudt met het gebruik van bepaalde middelen, is dat niet omdat hij aan “resistentie” lijdt, maar omdat hij nog geen goede reden (motivering) heeft gevonden om zijn gedrag te wijzigen.

zondag 10 augustus 2008

Wat is meditatie en waartoe dient het?

Meditatie is een praktijk van onderzoek die bedoeld is om een grotere transparantie in jezelf te krijgen, om inzicht te krijgen in het spel van gedachten, voorstellingen en gevoelens, en om die inzichten om te zetten tot een levende, belichaamde ervaring. Het is ontwaken tot de ware aard van je bestaan, die je als het ware live aan het werk kunt zien en vriendelijk kunt verwelkomen. Om je interne wereld echt te kunnen observeren, is volledige aandacht noodzakelijk voor wat er hier en nu is. Daartoe moet je aandacht dus ophouden met oordelen en evalueren of wat er is wel overeenstemt met wat er zou moeten zijn. Je moet dus in staat zijn niets te eisen of te verwachten. Meditatie is gewoon samenvallen met jezelf in plaats van met de voortdurende evaluator en commentator van jezelf. Zolang je iets wil zoeken, vinden of bereiken, zul je niets bereiken. Er valt gewoon niets te “bereiken”…

Meditatie is het beoefenen van aandacht. In vele gevallen zal het gaan om aandacht voor de oorzaken van het lijden en van het ontdekken van de leegte van die oorzaken. Maar het kan ook gaan om een oefening in het zich openen voor het mysterie van het leven en van al wat is, in ons en rondom ons. Als we in onze geest een aannemelijk beeld vormen van onze verbondenheid met anderen en met alles wat er is, dan zullen we die ook voelen. Meditatie is de weg naar verlichting…

Dat toont meteen ook het verschil in benadering in het Westen en in het Oosten: de Westerse mens houdt zich vaak bezig met terugredeneren over wat voorbij is en zoekt naar ingewikkelde conceptuele ketens van verklaarbare oorzaken en gevolgen om te begrijpen waarom hij geworden is wat hij is. Daar kan heel wat kostbare tijd mee zoek gemaakt worden. De Westerse mens probeert ook voortdurend de gebeurtenissen en de omgeving te controleren en naar zijn hand te zetten in de hoop zich dan goed te zullen voelen.
Maar meditatie is geen psychoanalyse en zeker geen manier om het leven te manipuleren. De Boeddhistische mens laat al die uiterlijke omstandigheden en de persoonlijke voorgeschiedenis gewoon los en probeert veeleer inzicht te krijgen in zichzelf en in zijn manier van omgaan met de wereld. Hij gebruikt de wet van oorzaak en gevolg (karma) niet om de schuld ergens anders te leggen, maar om inzicht te krijgen in zijn eigen reactiepatronen. Meditatie dient niet om de wereld te ontvluchten en “tot rust te komen” (hoewel dat natuurlijk goed kan doen en daar op zich niets op tegen is) dan wel om een blik te werpen op een andere manier van zijn en een andere invulling van het leven.

Gewoontepatronen laten zich niet gemakkelijk veranderen maar door met de aandacht steeds weer naar binnen te gaan en bij de ervaring te blijven, krijgt de aandacht een bepaalde kracht. Het wordt een specifiek instrument. In plaats van passief bepaalde stemmingen of belemmeringen te ondergaan, ontstaat daardoor een heel nieuw veld van mogelijkheden en ervaringen.
Als men emoties loskoppelt van concrete aanleiding en van het persoonlijke, aangename of onaangename aspect, kan men ze als een loutere stroom van energie gaan ervaren, die men er gewoon kan laten zijn.

Als men vervolgens de aandacht richt op het doel van die stroom van energie, kan men inzien dat die altijd gericht is op het bereiken van een toestand van meer geluk. Er zijn geen positieve of negatieve emoties. Alle emoties zijn gericht op meer geluk. Dat geluk kan men evenwel onmiddellijk toelaten en onmiddellijk ervaren zonder dat daartoe een bepaalde verandering in de buitenwereld noodzakelijk is. De mogelijkheid om het lijden te beëindigen en geluk te ervaren is immers altijd in ons aanwezig, net zoals de mogelijkheid om de zon te zien altijd in ons is. De zon is er immers altijd, ongeacht of wij ze zien of niet. Het is dus niet nodig die emoties te “uiten” of er enig verder gevolg aan te geven.
Als men anderzijds de aandacht richt op de bron van die stroom, kan men inzien dat de stroom altijd afkomstig is uit de bron van liefde en welzijn in ons. Dan kunnen we ook die liefde toelaten en ervaren zonder verder uiting of gevolg te moeten geven aan die stroom van energie. We moeten dus ook geen liefde “krijgen” van anderen maar we kunnen onmiddellijk liefde ervaren en ons lijden beëindigen als we ons openstellen voor de bron van liefde in onszelf. Dan kunnen we ook onmiddellijk mededogen voor alle andere mensen ervaren en glimlachen om onze problemen, een interne glimlach die een teken van de wijsheid is, en tegelijk een methode om tot wijsheid te komen…

Men kan dus als het ware surfen op de energie van de emotionele golven, in plaats van door de golven meegesleurd te worden. Het plezier van het surfen is het surfen zelf, niet het bereiken van een doel. Het komt er dan alleen nog op aan dit aanvankelijk intellectuele inzicht tot een existentiële werkelijkheid, tot een belichaamd weten te maken. Dat is waar meditatie behulpzaam kan zijn, niet door als een stenen beeld rechtop te blijven zitten of esoterische oefeningen of vreemde visualisaties in rare houdingen te doen, niet door intellectuele hoogstandjes van een “verlichte geest”, niet door het krampachtig vastgrijpen van het “nu”, maar door het ontwikkelen van een onvoorwaardelijke, aandachtige aanwezigheid. Het gaat niet om het beheersen of bedwingen van gedachten of emoties, maar om het zich niet meer laten meeslepen door gedachten of emoties. Dat is een subtiel maar cruciaal verschil…

Een leerling vroeg aan een Zen-meester: “Meester, wat is de essentie van Zen?”
De meester dacht even na en antwoordde: “Aandacht.”
De leerling zei: “Alleen maar dat? Er moet toch nog iets meer zijn?”
De meester dacht weer even na en zei: “Ja: aandacht, aandacht.”
De leerling drong aan: “Er kan toch niet alleen maar dat zijn? Er moet toch nog meer zijn?”
De meester dacht nog even na en zei: “Inderdaad: aandacht, aandacht, aandacht.”

donderdag 7 augustus 2008

Wat is “emotioneel management”? Hoe kan ik beter leren omgaan met emoties?

Een man die met de wagen onderweg was, kreeg plots een lekke band. Toen hij in het koffer keek om zijn reservewiel te monteren, stelde hij vast dat hij geen krik bij zich had. Hij stond op een afgelegen weg en hij was bijna de wanhoop nabij, toen hij in de verte een huis ontwaarde waar licht was. Vol goede hoop ging hij op weg om te vragen of hij een krik kon lenen. Maar onderweg begon hij te twijfelen: stel je voor dat de bewoners hun krik niet aan een vreemde wilden meegeven! Dat zou toch wel heel erg zijn! En hij voelde de verontwaardiging en de kwaadheid al bij zich opkomen. Maar toen dacht hij: maar nee, natuurlijk gaan zij hun krik willen uitlenen om iemand in nood te helpen! En vol goede moed stapte hij weer verder. Maar even verder werd hij weer door zwarte gedachten overmand: maar wat te doen als zij nu toch hun krik niet zouden willen uitlenen? En weer overviel hem een gevoel van machteloosheid en van onrechtvaardigheid. Hij had toch niets mis gedaan? Waarom zouden ze hem dan niet helpen? Ach nee, natuurlijk zouden ze hem willen helpen… Maar stel nu toch eens dat … Maar nee …

Toen hij uiteindelijk bij het huis kwam en aanbelde en de bewoners de deur openden, snauwde hij hen toe: hou uw krik maar, ik wil ze al niet meer!

De man had tijdens zijn wandeling een hele reeks van emoties ervaren, zonder dat er in de buitenwereld ook maar iets veranderd was. Waar kwamen zijn emoties dan vandaan? Uiteraard waren het zijn eigen reacties op zijn eigen voorstellingen en gedachten!

Onze emoties worden ons dus niet ingegeven door de buitenwereld of door anderen. Onze emoties zijn onze reacties op onze eigen beelden en gedachten. Als onze interne beelden veranderen, veranderen ook onmiddellijk onze emoties.

Als je in je tuin plots denkt een slang te zien, is het normaal dat je door angst bevangen wordt. Maar als je beter toekijkt en vaststelt dat de slang alleen maar een afgevallen tak is, wat gebeurt er dan met je angst? Wat was dan de oorzaak van je angst?

Vergelijk dit met het gekende verhaal over een Chinese boer:

In het oude China leefde een boer in een klein plattelandsdorpje. Hij werd beschouwd als iemand in goede doen, want hij had een zoon en bezat een paard om het land te bewerken en allerlei zaken te vervoeren.

Maar op een dag ging dat paard ervandoor. Zijn buren en vrienden kwamen naar hem toe om hem te zeggen hoe erg ze het vonden en om hem te troosten. Maar de boer zei alleen maar: “Misschien wel, misschien niet.”

Een paar dagen later kwam het paard terug en bracht tien wilde paarden met zich mee. De buren en de vrienden vonden dat geweldig en kwamen hem gelukwensen met dat gelukkige toeval. Maar de boer zei alleen maar: “Misschien wel, misschien niet.”

De volgende dag probeerde de zoon van de boer een van de wilde paarden te temmen, maar het dier wierp hem van zich af en de jongen brak zijn been. Daarop kwamen de buren en de vrienden weer en spraken hun medeleven uit over zoveel tegenspoed. Maar de boer zei alleen maar: “Misschien wel, misschien niet.”

Even later brak een oorlog uit en arriveerden militairen in het dorp om alle jonge mannen te rekruteren voor het leger. De zoon van de boer mocht echter thuisblijven, want iemand met een gebroken been konden ze niet gebruiken. “Wat een geluk heb jij!” zeiden de buren en de vrienden weer tot de boer. Maar de boer zei alleen maar .....

De boer weigerde zich te laten bepalen door de omstandigheden. Hij aanvaardde de dingen die zich voordoen, zonder te oordelen of zich voorstellingen te maken over hoe goed of hoe erg dat wel was. Hij behield zijn gemoedsrust en zijn sereniteit, wat er ook gebeurde.

Ook hier wordt weer duidelijk gemaakt dat onze emoties ons niet ingegeven worden door de buitenwereld of door anderen. Onze emoties zijn onze reacties op onze eigen voorstellingen en gedachten. Vooral die dimensie van ons denken die we ons symbolisch landschap zouden kunnen noemen, ons betekenissenlandschap (in tegenstelling tot sensorieel of conceptueel denken), bepaalt onze emotionele reacties. Om onszelf of anderen te begrijpen, volstaat het naar het vocabularium en naar de symbolische, metaforische uitspraken te luisteren. Om anders te voelen, volstaat het een ander intern symbolisch landschap te cultiveren.

Het gaat dus om creativiteit en stuurkunst, en niet om wat ons overkomt. Als wij de hogere dimensie van het denken, d.i. onze zienswijzen, onze oordelen en onze beelden en metaforen leren sturen, zullen wij ook onze emoties (en onze motivering) te sturen. Dan worden onze emoties transparant. Dan worden wij emotioneel volwassen en onafhankelijk. Het gaat er niet om emoties te verdringen of te “controleren”, maar wel om verrijkende emoties op te wekken…

Emoties kunnen enigszins vergeleken worden met spieren. Hoe sturen we onze spieren om een bepaalde beweging uit te voeren? Door de intentie te formuleren! We rekenen er gewoon op dat onze spieren onze intenties zullen uitvoeren. Hoe zouden we anders een trap kunnen oplopen? Hoe kunnen we onze emoties sturen? Door intentioneel bepaalde beelden op te roepen! We maken ons angstig door beangstigende beelden op te roepen. We maken ons kwaad door kwaadmakende beelden op te roepen. We maken ons blij door vreugdevolle beelden op te roepen. (zie de vraag over emotioneel management)

In principe kunnen we dus op elk ogenblik elke emotie hebben die we maar willen. We kunnen dus ook op elk ogenblik de emoties van bewondering, dankbaarheid, mededogen en vreugde voelen. Dat zijn de emoties die in het Boeddhisme de “grote emoties” worden genoemd, in tegenstelling tot de “kleine emoties” als angst, kwaadheid, jaloersheid, schuldgevoelens, irritaties, enz.

Deze technieken worden niet alleen in het Boeddhisme gebruikt, maar ook in bijv. NLP waar men dan over “herkaderen” spreekt, d.i. een wijziging van perceptie. Het idee is dat men altijd een kader kan vinden dat inspirerend en empowerend is, een kader dat ons groter maakt.