zaterdag 25 april 2009

Ik heb zo weinig zelfvertrouwen en ik hou niet van mezelf. Kan ik leren meer van mezelf te houden?

Op de eerste plaats moet onderscheid gemaakt worden tussen zelfwaardering en zelfvertrouwen.

Zelfwaardering is de erkenning van het recht om te bestaan, om er te zijn. Twijfel aan het recht om te bestaan kan ontstaan bij mensen die als kind niet voldoende ervaren hebben dat het goed was er te zijn omwille van het loutere feit er te zijn. Dit zijn kinderen die vaak beoordeeld (d.i. goedgekeurd of afgekeurd) werden op hun gedrag en hun prestaties. Deze kinderen leren dat liefde voorwaardelijk is en een beloning is van goed gedrag. Iemand die als kind geen zelfwaardering heeft geleerd, kan als volwassene toch nog tot het inzicht en de overtuiging komen dat het recht om te bestaan niet van anderen gekregen kan worden. Men heeft het recht er te zijn, gewoon omdat men geboren is. Men krijgt het recht er te zijn van het leven zelf. Een kind kan dit soort overwegingen niet maken en heeft de ervaring nodig. Een volwassene kan door reflectie alsnog tot deze ervaring komen. Denken dat men niet het recht heeft er te zijn, is immers een gebrek aan inzicht in het leven. Men heeft het recht er te zijn, omdat men er is.

De liefde van ouders is vaak immers van een bedenkelijke en oordelende kwaliteit en geeft vaak een verwrongen beeld van wat liefde is. Weinig mensen hebben heldere ideeën over wat liefde eigenlijk inhoudt. De liefde van andere mensen is vaak zeer voorwaardelijk en weinig betrouwbaar en wij geloven ook niet meer dat er een god is die van ons houdt. Wij lijken dus op niemand te kunnen rekenen om van ons te houden, zodat er ons niets anders rest dan van onszelf te houden. Maar daar hebben wij weinig modellen voor en dat vergt een reflectie waar een kind niet toe in staat is. Een kind kan het gebrek aan liefde alleen begrijpen als een gevolg van het feit dat het zelf niet goed genoeg is en geen liefde waard is.

Van jezelf houden is niet verliefd zijn op jezelf of jezelf bewonderen voor je eigenschappen of kwaliteiten, maar is open staan voor en respect hebben voor het leven dat zich in je afspeelt, dat ieder van ons in zich draagt, en dat wij “ik” noemen. Het heeft meer te maken met verwondering en respect dan met verliefd zijn. Het is verwonderd dankbaar zijn voor het geschenk van het leven, voor de uitnodiging er te mogen zijn. Het is blij zijn met het leven waarvan je als individu een manifestatie bent. Het meest liefhebbende dat je voor jezelf kunt doen, is ja-zeggen tegen het leven in jezelf, jezelf toestaan te zijn zoals je bent met de talenten die je gekregen hebt, net zoals liefde voor anderen betekent de anderen aanvaarden zoals ze zijn. Als je jezelf niet kunt aanvaarden, zul je ook anderen niet kunnen aanvaarden. Niet-aanvaarden is de basis van elke agressie, zowel naar jezelf als naar anderen. Liefde voor jezelf betekent het aanvaarden van jezelf, d.i. het onvatbare, wonderlijke wezen dat in jezelf leeft en dat je “ik” noemt. Het is alleen door onze neiging alles (wetenschappelijk) te verklaren en te begrijpen en vooral te beoordelen en te evalueren, dat we niet meer verwonderd zijn. Wat we denken te kennen, wekt geen verwondering meer. Verwondering ontstaat als we begrijpen dat we niet kunnen kennen en alleen maar niet-begrijpend en niet-oordelend aanwezig kunnen zijn…

Toch blijft dit een merkwaardige conceptuele oefening met een in tweeën gesplitst “ik”: een “ik” dat waardeert en een “ik” dat gewaardeerd wordt. Zelfwaardering moet echter meer zijn dan een concept, een zelfbeeld of een dialoog met jezelf. Het moet een manier van in jezelf wonen zijn. Elk idee over jezelf is immers alleen maar een idee dat het “ik” nooit kan vatten. Elk denken over het “ik” is niet het “ik”. Het “ik” is precies de denker die zich op elk ogenblik manifesteert. (Op dit ogenblik is dat de denker die denkt over de denker die denkt over het “ik”.) Het “ik” is geen vaststaande entiteit maar een levende aanwezigheid, een dynamische stroom van ervaringen in elk moment waarop je jezelf toestaat er gewoon te zijn als een niet-oordelend bewustzijn, zonder enig concept (“goedkeuring” of “afkeuring”) over jezelf, als een geïnteresseerde, neutrale getuige van wat er in je geest gebeurt. Door die geestestoestand vriendelijk en mededogend te omarmen, voel je een groter bewustzijn dan die geestestoestand, zoals de zon groter is dan de wolken, zelfs als die de zon verduisteren…

Zelfvertrouwen daarentegen heeft te maken met vertrouwen in de mogelijkheden om dat te doen waarvoor je er gekomen bent, namelijk het leven te leven en op een waardige en verstandige wijze met moeilijkheden om te gaan. Zelfvertrouwen is in de moderne maatschappij een kwestie en een probleem geworden wegens het grote belang dat gehecht wordt aan allerlei prestaties en te bereiken doelstellingen.

In de individualistische hedendaagse samenleving gelooft de mens nog alleen in zichzelf. Er is geen hogere instantie meer die vertrouwen geeft. Er is geen grote hemelse papa meer die alles in orde zal brengen en ook de wetenschap wekt weinig vertrouwen na de vele rampen die de “verlichte” mens over de mensheid heeft gebracht. In onze op prestaties en competitie gerichte samenleving worden vragen als “zelfwaardering”, “van jezelf houden”, “zelfvertrouwen” enz. dan ook als vragen naar persoonlijke eigenschappen en prestaties gezien. Men kan alleen nog in zichzelf geloven. Van de samenleving krijgt men “liefde” en wordt men gewaardeerd als men het even goed of bij voorkeur beter doet dan de anderen. Allerlei idolen worden bejubeld. Vooral mensen met een onvoldoende ontwikkelde zelfwaardering gaan daardoor overmatig belang hechten aan meetellen door “goed presteren”. Zij proberen hun bestaansrecht af te kopen met goede prestaties.

Onze houding tegenover onszelf is een weerspiegeling van onze houding tegenover anderen. In een samenleving waar anderen hard en meedogenloos geoordeeld, veroordeeld en gestraft worden, zullen mensen ook hard en meedogenloos over zichzelf oordelen. Als we anderen niet vertrouwen, zullen we ook onszelf niet vertrouwen. Als we onszelf niet kunnen bevrijden van onze eisen en verwachtingen, zullen we ook anderen niet kunnen bevrijden van onze eisen en verwachtingen.

Dat leidt tot een soort zelftwijfel van de ondermijnende soort die het gevolg is van angst om tekort te schieten of ongeschikt bevonden te worden. Er is een soort angst om betrapt te worden op tekortkomingen waardoor mensen zichzelf juist daardoor een brevet van onvermogen geven. De angst om niet goed genoeg bevonden te worden en om afgewezen te worden is waarschijnlijk de moeder van alle angsten. Het is een angst waar iedereen zal moeten leren mee omgaan om tot een solide basis van emotionele maturiteit te komen. In die zin moet een te veilig en warm nest zelfs als een handicap worden gezien omdat men dan onvoldoende stevigheid heeft verworven en door elk teken van afwijzing door anderen geheel van streek kan raken. Hoewel het fijn zeilen is als het water rustig is en de zon schijnt, brengt dat weinig grote zeilers voort…

Bij zelfvertrouwen gaat het in wezen evenwel helemaal niet om persoonlijke eigenschappen. Zelfvertrouwen is gewoon vertrouwen in het leven dat in ons is. Als wij een trap oplopen, dan weten wij niet hoe wij het doen om de nodige zenuwbanen en spieren aan te sturen. Al wat wij doen is een voornemen maken, een intentie formuleren, en vervolgens vertrouwen wij er gewoon op dat het lichaam onze intentie zal uitvoeren. Het lichaam is de uitvoerende instantie. Als wij spreken, beginnen wij gewoon aan een zin en wij vertrouwen erop dat iets in ons, onze hersenen bijvoorbeeld, de woorden in de juiste volgorde zullen produceren. Net zoals wij een bepaalde auto “vertrouwen” omdat wij de fabrikant vertrouwen, omdat hij van een goed merk is, niet omdat wij hem helemaal onderzocht hebben, zo kunnen wij onszelf vertrouwen, omdat wij de fabrikant kunnen vertrouwen, omdat wij van een goed merk zijn! Namelijk van het merk “mens”. Net zoals wij een auto niet zelf gebouwd hebben, heeft niemand zijn leven, zijn lichaam of zijn mentale vermogens zelf bedacht of gebouwd. Ons lichaam, onze emoties en ons denkvermogen zijn ontwikkeld in een evolutionair proces van research and development dat al vele miljoenen jaren bezig is. De evolutie heeft daarbij heel wat ervaring opgedaan en is redelijk betrouwbaar gebleken. Wij kunnen ze dus redelijk vertrouwen. Ons leven en ons lichaam zijn geschenken van deze evolutie. Het zijn tevens onvermijdelijke partners in de dans van het leven.

Men kan denken aan iemand die op de oceaanbranding surft. Het zogenaamde zelfvertrouwen van de surfer betreft niet alleen hemzelf, maar het hele proces van het surfen. Hij vertrouwt evenzeer op de golf die hem draagt als op zijn lichaam dat zich op de juiste wijze laat dragen. Wij begrijpen niet hoe de zee dat doet. Wij begrijpen ook niet hoe het lichaam dat doet. Wij weten alleen dat we het hele proces kunnen vertrouwen, net zoals wij het lichaam kunnen vertrouwen als het bijv. ademt, de bloedsomloop in stand houdt of een trap oploopt. Wij kunnen vertrouwen op het leven dat in ons is en ons draagt. Speciale gaven zijn niet nodig, vertrouwen in het leven volstaat. Het leven is als een goede moeder die zelfs een angstige, protesterende, huilende en ongelukkige baby liefdevol in de armen sluit.

Het begint er evenwel op te lijken dat men het idee heeft dat men het leven moet kunnen kiezen en inruilen, net zoals men een auto kan kiezen en zo nodig inruilen. Het idee ontstaat dat men “recht heeft” op een even “goed” leven of een even “mooi” lichaam als de buurman, als de anderen.
Daarbij vergeten wij dankbaar te zijn omdat we sowieso een leven hebben, omdat we een lichaam hebben waarmee we kunnen deelnemen aan het leven op deze aarde.
We krijgen geen stempel “goed genoeg” omdat we even goed of beter zijn dan anderen, we zijn “goed genoeg” omdat het leven ons heeft uitgenodigd om er te zijn en om bij te dragen tot het leven. We zijn niet “goed genoeg” vanwege onze persoonlijke prestaties of eigenschappen, maar omdat we deel uitmaken van een groter geheel. Net zoals de cellen in ons lichaam goed genoeg zijn omdat ze hun functie in het grotere geheel vervullen.

Het is merkwaardig dat in landen waar huwelijken gearrangeerd worden, er niet meer echtscheidingen of ongelukkige huwelijken zijn dan in onze landen waar we de vrije keuze hebben. Dat komt omdat er een mentaliteitsverschil is. Wij beoordelen of wat we gekregen hebben wel goed genoeg is en of het wel aan onze wensen en verwachtingen beantwoordt. In andere culturen leert men te waarderen wat men gekregen heeft, wat er is. Daardoor leert men gelukkig te zijn, in plaats van zich af te vragen of wat er is wel gelukkig kan maken.

De gedachte dat wat er is niet goed genoeg is, is de basis van alle ongeluk.
Leren liefhebben wat er is, is de basis van alle geluk.


maandag 20 april 2009

Hoe kun je nog gelukkig zijn als je kind vermoord is? Dat kun je toch niet aanvaarden? Dan is er toch geen normaal leven meer mogelijk?

We kunnen dat onaanvaardbaar vinden, maar helaas gebeuren onaanvaardbare dingen ook. Ook dat is natuurlijk onaanvaardbaar, maar op die manier komen we dus niet uit de paradox van de onaanvaardbaarheid…

Ik heb ooit een vrouw die ter wereld was gekomen met spina bifida (een zgn open rug) en die dus heel haar leven in een rolstoel moest doorbrengen, horen zeggen: “Het enige verschil tussen normaal leven en leven met een beperktheid, is dat je met een beperktheid heel wat meer over het leven moet nadenken.” Inderdaad. Gelukkig zijn als het leven meezit is geen kunst. De kunst is gelukkig te zijn als het leven of het lot je niet zo gunstig gezind is. Dan is het leven een uitdaging, een test met diverse moeilijkheidsgraden. In de school komt normaal eerst de les en dan komt het examen. In het leven komt vaak eerst het examen en dan komt de les…

Dat wordt geïllustreerd door een bekend Zen-verhaal. Stel dat je met je bootje rustig op een rivier aan het varen bent en dat er plots een ander bootje tegen je opbotst. Het is begrijpelijk dat je dan geïrriteerd en boos zult reageren, tot je merkt dat het andere bootje gewoon leeg is… Dan verdwijnt toch je boosheid? Dan ga je toch niemand aanklagen en bestraffing eisen? Het voorval is nog wel vervelend, maar er is domweg niemand om boos op te worden. Je boosheid verdwijnt dan ook meteen… Je duwt het bootje weg en vaart door met je eigen bootje.
De les en het inzicht is dat de ander vaak als een leeg bootje is. De ander is gewoon dermate opgeslorpt in zijn eigen leven en zijn eigen problemen, dat hij onoplettend tegen jouw bootje is gevaren. Je was gewoon toevallig op die plaats. Met andere woorden: zie het gedrag van de ander als een veruitwendiging van de problemen van die ander en niet als een vijandige aanval op het eigen leven en welzijn.

Stel dat je over straat loopt en een kind komt naar je toe en geeft je een flinke trap die je flink pijn doet. Waarschijnlijk zult u behoorlijk ontstemd zijn, maar gaat u dat kind een even krachtige trap terug geven? Gaat u bestraffing eisen? Als u even nadenkt begrijpt u dat dat kind handelde uit een boosheid die niets met u te maken had. Dat is nu eenmaal wat boze en ongelukkige kinderen doen: zij trappen tegen alles in de buurt, tegen mensen, tegen meubelen. Als u een trap terug zou geven, zou u precies hetzelfde doen en zou u zich evenzeer als een boos kind gedragen. Ofschoon u pijn hebt, zult u het kind dus proberen uit te leggen dat dergelijk gedrag niet kan.

In deze denkwijze kunnen we nog een stapje verder gaan. Stel dat je met je kind rustig in een bos aan het wandelen bent en heel mooie ervaringen hebt. Plots is er een windstoot die een boom doet kraken waardoor die op je kind valt. Je kind is dood. Tegen wie zal je woede zich dan keren? Ga je de wind aanklagen? Ga je de boom aanklagen? De natuur? De kosmos? Wie zal je dan antwoord geven op de vraag “Waarom?” Wie zal er gestraft worden zodat jij “eindelijk aan je rouwproces kunt beginnen”?
De enige bijkomende stap die je nu nog moet maken, is mensen die kwaad doen te leren zien als boze, ongelukkige kinderen die geen andere (en betere) manier kennen om uiting te geven aan hun boosheid en hun ongelukkig zijn.

Vaak is ons lijden het gevolg van het feit dat wij ons domweg op een plaats bevonden waar onbekende, blinde krachten samengekomen zijn en ons getroffen hebben. Waarom maakt het voor uw lijden een verschil uit of de krachten het gevolg waren van de wind of van de psychopathie van een ander mens? Uw lijden is toch in beide gevallen hetzelfde? Beide zijn “onaanvaardbaar”. Waarom is het ene dan toch makkelijker te “aanvaarden” dan het andere?

Als wij “gerechtigheid” en bestraffing eisen, dan doen wij net hetzelfde: wij willen uiting geven aan onze boosheid door een trap terug geven, door te eisen dat de ander bestraft wordt en lijdt. Wij denken dat ons lijden zal verminderen door het lijden van de ander…
(Zie verder de vraag over gevangenisstraffen.)

Maar zo kun je het toch niet zien?

Dat is een keuze. Wij hebben geen keuze in wat ons overkomt, maar wij hebben altijd keuze in hoe wij daar mee omgaan.

In persoonlijke gesprekken en meldingen in de media blijkt echter altijd weer dat vele betrokkenen niet op de eerste plaats bezig zijn met zich weer goed voelen in het leven. Velen willen zelfs niet gelukkig zijn want dat zouden ze onaanvaardbaar en een verraad tegenover hun vermoorde kind vinden.
Zij zoeken daarentegen erkenning en gerechtigheid, zij zoeken genoegdoening en wraak. Zij willen een bestraffing van de dader. Zij voelen zich “gestraft” doordat zij lijden omdat iets hen werd “afgepakt” en zij zoeken een “bestraffing” van de dader. Zij denken dat het lijden van de dader ertoe zal leiden dat zij zich beter zullen kunnen voelen. En als de dader geen in hun ogen voldoende zware straf krijgt, noemen zij zich “dubbel gestraft”. Daarvoor worden vaak fortuinen besteed aan dure advocaten. Dit populaire geloof wordt ook in de media, in verenigingen en in zelfhulpgroepen uitvoerig besproken en toegelicht. Al te weinig wordt beseft dat de betrokkenen met hun haat alleen zichzelf verder pijnigen en vergiftigen. Daar wordt niemand beter van.

Daardoor wordt in feite hetzelfde schema gevolgd als dat van de dader, namelijk slecht voelen leidt tot zinloze agressie in de hoop zich beter te voelen. Zoals een kind dat zich slecht voelt en wild om zich heen trapt in de hoop zich daardoor beter te zullen voelen. Deze hoop blijkt meestal ijdel. Uit vele getuigenissen van betrokkenen en hulpverleners blijkt inderdaad dat dit niet het geval is. Het lijden (de “straf”) van de ander brengt geen vrede in het eigen hart. Het vergif van de haat blijft bestaan en het lijden blijft.

Hoe kun je die moordenaars verstaan?

Mensen proberen altijd gebeurtenissen te “begrijpen”. Dat “begrijpen” is een illusie. We kunnen mensen niet “begrijpen” zoals we machines kunnen begrijpen. Het gedrag van machines kunnen we voorspellen. Het gedrag van mensen kunnen we nooit voorspellen. We vinden dus nooit de “reden” of de “oorzaak” van het gedrag van mensen. Dat kunt u gemakkelijk vaststellen als u over uw eigen gedrag nadenkt. Waarom denkt u dat de uitkomst van de rechtszaak belangrijk is voor uw welzijn? Ook dat kunt u niet verklaren. U gelooft dat omdat u dat gelooft. Ook op die “waarom” vraag is er geen afdoende antwoord.

In een debat na de uitzending “Faites entrer l’accusé” van 24 januari 2010 op de Franse zender France 2 werd een verband gelegd tussen een ongestructureerde jeugd (met materiële, affectieve, intellectuele en/of spirituele armoede, met andere woorden met een tekort aan moederlijke én vaderlijke functie) en delinquent gedrag op latere leeftijd. Met andere woorden: achter elk delinquent gedrag vinden we een mens die lijdt. Een bekend advocaat die aan het debat deelnam, verklaarde dat hij nog nooit een beklaagde had moeten bijstaan waarvoor dat niet het geval was. De omgekeerde redenering gaat evenwel niet op: een ongestructureerde jeugd leidt niet noodzakelijk tot delinquent gedrag. En dat is juist de moeilijkheid: er is geen lineair verband dat altijd waar is. Sommige mensen komen in de delinquentie terecht, andere niet. Daarin ligt juist de vrijheid en dus de onvoorspelbaarheid van de individuele mens. Dat maakt dat op de vraag “waarom” nooit een bevredigend antwoord kan worden gegeven.

Maar is er überhaupt een antwoord denkbaar dat het lijden van de betrokkenen zou kunnen verlichten?

Toch kan niets ons de vrijheid ontnemen om met een hogere wijsheid te reageren. Lao Tse zei: “Behandel goede mensen goed. Behandel niet-goede mensen ook goed. Op die manier komt goedheid tot stand.”
(Zie ook het verhaal van Gary Zukav in de vraag over gevangenisstraffen.)