zaterdag 20 december 2008

Hoe kan iemand met een depressie geholpen worden?

Omgaan met iemand met een depressief gedrag is een oefening in ontmoediging. Dergelijke mensen zijn inderdaad pessimistisch en hopeloos en geloven dat alles slecht zal aflopen. Zij hebben een cynische blik op de wereld en doen meewarig over de “naïevelingen” die het leven zonniger bekijken. Ze hanteren veralgemenende clichés als “alles draait toch maar om geld” en “je kunt niemand vertrouwen” en zij hebben er vaak een soort grimmig plezier in als hun sombere verwachtingen ook uitkomen. Zij zien de wereld als een akelige plaats waarin alles alleen nog maar erger wordt (“life is a bitch and then you die”). Zij hebben een dodelijke invloed op vergaderingen en relaties.

Hoewel het verleidelijk is een depressie met iets als een “ziekte” te vergelijken, is dit een misleidend beeld. Depressief gedrag is niet het gevolg van iets dat om een of andere reden “fout” is gegaan. Het is veeleer een aangeleerde gewoonte, een gedragspatroon, zoals een dans een bepaald gedragspatroon is. Het is een manier van doen, een relatie, een manier om met de realiteit om te gaan, net zoals liefde een relatie tot de realiteit is, dit wil zeggen een manier om met de realiteit om te gaan. Depressief gedrag heeft dus ook niets met een sterke of zwakke persoonlijkheid te maken. (zie de vraag over depressie)

Het minder goede nieuws is dat je niet in iemands bewustzijn kunt binnentreden om daar de kijk op de dingen te veranderen of in orde te maken. Je kunt iemands beleving niet veranderen. Net zoals je iemand er niet zomaar kunt toe brengen rozen of Bach of Mozart mooi te vinden. Je kan anderen alleen uitnodigen om nog eens te kijken of te luisteren in de hoop dat ze het dan ook zullen ervaren. Als iemand op een partner uitgekeken is, dan kan niets dat veranderen. Dat zegt natuurlijk weinig over die partner (in dit geval het leven) en veel maar over de manier van kijken van de betrokkene. Maar iemand die zegt er niets in te zien omdat het allemaal geen zin heeft (de typische depressieve reactie) kun je niet echt overtuigen.
Ook professionelen kunnen dat niet. Ook antidepressiva kunnen dat niet. Antidepressiva werken als een roze bril. Ze maken dat de dingen er wat roziger en wat zonniger uitzien, en dat is uiteraard een pluspunt, maar ze maken niet dat men enthousiast zal worden voor het leven.*
Als men de periode van tijdelijke beterschap dan niet gebruikt om meer fundamentele wijzigingen door te voeren (zie verder), zal het globale resultaat niet heel positief zijn.
Dat geldt ook voor het veelgehoorde advies om wat meer “leuke dingen” te gaan doen en “jezelf te verwennen” onder het motto van “zelfzorg”. Hoewel dat op zich niet verkeerd is, zijn dat geen fundamentele oplossingen. Bonbons zijn ook niet verkeerd, maar ze kunnen geen kanker genezen.
Het beste wat men kan doen is tonen hoe men zelf gefascineerd, geboeid en verliefd op het leven is.

Het goede nieuws is dat de betrokkene er zelf veel kan aan doen, maar daartoe dient hij/zij zich bewust te worden van een aantal dingen. Daarbij kan hij/zij wel geholpen worden door mensen uit zijn of haar omgeving, vooral als dat inspirerende voorbeelden zijn.
Een oudere dame met een diagnose van depressie vertelde me eens dat niets in haar leven nog zin had. Toen ik haar vroeg of er toch niet nog iets was dat nog enige vorm van vreugde in haar leven bracht, zei ze: “Alleen mijn kleine katje geeft mij nog enige vreugde. Als ik naar haar kijk zie ik de schoonheid en het mysterie van dat diertje.”
Die ene ervaring volstond. Haar interne wereld was niet dood. Haar ervaring was een onomstotelijke realiteit. Toch was het niet eenvoudig haar ervan te overtuigen dat het niet haar poesje was dat haar die ervaring gaf, maar iets in haarzelf. Het diertje gaf haar namelijk helemaal niets. Het was er gewoon. Het was voor die dame alleen de concrete gelegenheid, de aanleiding, waardoor zij iets in haar zelf kon ervaren, namelijk de mogelijkheid om het mooie en het mysterieuze in haar omgeving te zien. Het was de manier waarop zij naar dat poesje keek, die haar de ervaring van vreugde bezorgde. Als men naar een dergelijke niet-te-ontkennen ervaring kan teruggrijpen, kan men die gebruiken om die interne mogelijkheid te ontdekken en vervolgens uit te breiden naar andere aspecten van het leven en van de wereld. Op die manier kan een depressie een mogelijkheid zijn om tot meer fundamentele inzichten en tot meer bewustwording te komen, die tot een blijvende verandering kunnen leiden.
Maar sommige mensen zullen ook dat maar met moeite kunnen geloven. Vaak blijven zij vasthouden aan het idee dat zij door de omgeving “gemaakt worden” en dat sommige dingen hen bang of depressief “maken” terwijl andere hen blij “maken”. Het is altijd gemakkelijker om de schuld bij anderen of bij de omgeving te leggen. Het is moeilijker om in eigen boezem te kijken.

De Dalaï Lama heeft ergens geschreven dat lijden een boodschap van het leven is. Het is het leven dat tot ons spreekt op een wijze die het best onze aandacht trekt. Een depressie is een koninklijke boodschap die ons uitnodigt ons leven te verdiepen.

Sommige mensen hebben een longkanker nodig om te beseffen hoe waardevol hun longen waren. Sommige mensen hebben een hersentumor nodig om te beseffen hoe waardevol hun hersenen waren. Sommige mensen hebben een verlamming nodig om te beseffen hoe waardevol hun botten en hun spieren, hun armen en hun benen waren. Sommige mensen moeten een ziekte van Crohn krijgen om te beseffen hoe waardevol hun maagdarmstelsel was.
Sommige mensen moeten de dood in de ogen gekeken hebben om te beseffen hoe waardevol het leven is…

Maar voor sommige mensen is die ervaring dan ook een moment van inzicht en verlichting, een metanoia, een “road to Damascus moment”. Dat verklaart dat sommige mensen verklaren dat een ontslag, een scheiding, een kanker of een depressie het beste was wat hen overkomen is…

__________________

* Om de neurochemie van de hersenen te beïnvloeden en de dingen zonniger en opgeruimder te bekijken is er waarschijnlijk niets zo effectief als de aloude Indische praktijk van de lachsessies, al naargelang de invalshoek ook lach-therapie of lach-meditatie genaamd. Norman Cousins (auteur van Anatomy of an Illness) ontwikkelde voor zichzelf een programma om zijn onbehandelbare pijnen te verlichten, op basis van het systematisch bekijken van komische video’s. Het is aangetoond dat lachen weldadige en helende gelukshormonen in het lichaam vrijmaakt, net zoals zorgen en stress stresshormonen in het lichaam vrijmaken. Zie ook “Lachen is echt gezond” in de rubriek “Uit de pers”.






woensdag 10 december 2008

Na wat ik heb meegemaakt, hoeft het voor mij eigenlijk allemaal niet meer. Waarom zou ik er geen eind aan maken?

Niemand verlangt naar de dood want niemand kent de dood. Men kan niet verlangen naar wat men niet kent, men kan alleen verlangen naar iets waarvan men zich voorstelt dat het beter zal zijn dan wat er nu is. Men verlangt omdat men niet tevreden is met wat er nu is. Men kan naar een andere partner verlangen en het lijkt begrijpelijk dat iemand voor wie het leven elke dag lijden is, naar een ander leven verlangt. Als een ander leven onbereikbaar lijkt, kan de dood dan de enige mogelijkheid lijken om een einde te maken aan het lijden.

Maar dat “begrijpen”, betekent dat men aanneemt dat het in bepaalde omstandigheden “begrijpelijk” is dat mensen hun leven beëindigen, dat er dus omstandigheden zijn waarin het leven niet langer het leven waard is en dat zelfdoding dan een logische handelwijze zou zijn.

Zelfdoding is in vele gevallen een gevolg van de conclusie dat het leven (bijv. na een ingrijpende gebeurtenis) geen zin meer heeft. Dat is een volstrekt onjuiste gedachtegang. Het aanvaarden van deze denkwijze zou immers betekenen dat men van mening is dat het leven in bepaalde omstandigheden een zin heeft en in andere omstandigheden niet. Als het leven een zin heeft, dan moet die zin er altijd zijn, ongeacht mogelijke individuele lotgevallen. Als het leven na een bepaalde gebeurtenis geen zin meer lijkt te hebben, dan kan dat alleen maar betekenen dat men over de zin van het leven nog niet diepgaand genoeg had nagedacht. Niemand kan alle aspecten van het leven voldoende onderzocht hebben om te kunnen “weten” dat het leven geen zin zou hebben, zoals niemand kan zeggen dat hij alle mannen of alle vrouwen onderzocht heeft en weet dat hij of zij nooit nog verliefd zal kunnen worden. Niemand kan zeggen dat het leven, een proces dat ruim 3,5 miljard jaar geleden begonnen is, geen zin zou hebben.

Het leven is geen persoonlijke zaak. Niemand heeft het eigen leven, het eigen lichaam, het eigen bewustzijn zelf gemaakt. Het leven is geen privé-bezit. De burgerlijke moraal van het privé-bezit is niet van toepassing op het leven. Wij zijn kinderen van het leven en net zoals kinderen hun ouders niet bezitten, bezitten wij ook het leven niet. Wij zijn deel van een fabelachtig proces. Wij zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een kosmisch proces dat onze individuele voorkeuren ver overschrijdt. Het getuigt van een arrogante onwetendheid te denken dat het leven het ons naar de zin zou moeten maken en dat wij kunnen oordelen of het leven wel de moeite waard is en of wij dat wel “aankunnen”.

Zelfdoding is geen gevolg van omstandigheden maar een persoonlijke keuze. Het is een weigering het leven te aanvaarden zoals het zich voordoet. Het is een weigering de wereld te bewonen zoals ze nu is. Het is een weigering bij te dragen tot de verdere evolutie van het leven. Het is een keuze die wel met mededogen aanvaard kan worden, maar die nooit begrepen kan of mag worden. Waarom zou anders niet iedereen in vergelijkbare omstandigheden hetzelfde doen?

Het verhaal gaat dat Buckminster Fuller - geniaal uitvinder, architect en denker, vaak vergeleken met Leonardo da Vinci – op 32-jarige leeftijd op een avond aan de oever van het meer van Michigan speelde met de gedachte een einde aan zijn leven te maken. Na een reeks zakelijke mislukkingen meende hij dat hij zo’n puinhoop van zijn leven had gemaakt, dat hij maar het beste van het toneel kon verdwijnen om het zijn vrouw en zijn pasgeboren dochtertje zo wat gemakkelijker te maken. Alles wat hij had geprobeerd of ondernomen was schijnbaar op niets uitgelopen, ondanks zijn ongelooflijke creativiteit en verbeeldingskracht (die pas later werden erkend).
Maar Buckminster Fuller maakte geen einde aan zijn leven. In plaats daarvan besloot hij (misschien vanwege zijn diep vertrouwen in de fundamentele eenheid en ordening van het universum, waarvan hij zichzelf een onvervreemdbaar deel voelde) vanaf dat moment te leven alsof hij die avond gestorven was.
Als hij dood was, hoefde hij zich ook geen zorgen meer te maken over wat er van hem terecht moest komen. Dan was hij vrij zich te wijden aan een leven als vertegenwoordiger van het universum. De rest van zijn leven zou een geschenk zijn. In plaats van alleen maar voor zichzelf te leven, zou hij zich wijden aan de vraag: “Is er iets op deze planeet (die hij Ruimteschip Aarde noemde) waar ik iets van afweet, dat gedaan moet worden en waarvan waarschijnlijk niets terecht zou komen als ik er geen verantwoordelijkheid voor neem?” Hij besloot niets anders te doen dan zichzelf voortdurend die vraag te stellen en te doen wat zich aan hem voordeed. Als je op deze manier voor de mensheid werkt, als een werknemer van het universum als geheel, wijzig je je omgeving en lever je je bijdrage door wie je bent, door hoe je bent en door wat je doet. Maar dat is niet langer iets persoonlijks. Het maakt deel uit van het grote geheel van het universum dat zichzelf voortdurend uitdrukt.
(overgenomen uit: Jon Kabat Zin, Wherever you go, there you are. Hyperion, New-York, 1994)

vrijdag 5 december 2008

Ik ben na een moeilijke periode in een depressie terecht gekomen en ik vrees te zullen hervallen…

Een depressie is niet iets waar je zomaar kunt “in terecht komen”. Het is ook geen ziekte die je zomaar overkomt of waar je zomaar aan ten prooi valt. Er is dus ook geen sprake van “genezen” of “hervallen”. Al deze termen schieten tekort om de existentiële werkelijkheid te kunnen vatten of verklaren. Een depressie heeft ook niets met een sterke of zwakke persoonlijkheid te maken, en nog minder met een gebrek aan wilskracht. Mensen met een depressie begrijpen meestal niet wat hen overkomen is en lijden door hun onmacht om iets aan hun toestand te veranderen. Dat lijden is echt.

Alle pogingen om depressie als een “ziekte” volgens het medische model te zien en als dusdanig te behandelen, dit wil zeggen door het opsporen van een “oorzaak” en het wegnemen van die “oorzaak”, hebben gefaald. Het feit dat een depressieve toestand gepaard gaat met veranderingen ter hoogte van de neurotransmitters en op CT-scans van de hersenen, betekent niet dat een depressie daardoor ook veroorzaakt wordt. Al wat wij doen gaat immers gepaard met veranderingen in de hersenen, ook tango dansen of verliefd worden, maar dat betekent niet dat onze neurotransmitters bepalen wanneer we tango dansen of verliefd zullen worden.
In diverse studies werd inmiddels dan ook aangetoond dat antidepressiva, die op de neurotransmitters inwerken, nauwelijks beter werken dan placebo. De meest directe manier om de werking van de hersenen te beïnvloeden, is nog steeds het woord…

Ondertussen heeft dit er evenwel toe geleid dat mensen veel beter vertrouwd zijn met deze inmiddels achterhaalde ideeën over depressie dan met de ware aard van het probleem. Het idee van “ziekte” heeft als gevolg gehad dat mensen zich als “patiënten” zijn gaan gedragen die “behandeling” door deskundigen nodig hebben. Deze houding van machteloosheid, deresponsabilisering en disempowerment draagt op zijn beurt nog bij tot de depressieve toestand. De betrokkenen gedragen zich als machteloze slachtoffers die verontwaardigd en verongelijkt reageren als een responsabiliserende taal wordt gesproken. Dit wordt dan als theorie en als een gebrek aan “begrip” gezien, terwijl inzicht en responabilisering juist de enige uitweg is.

In haar verhelderende boek “De Depressie-Epidemie” laat psychologe en wetenschapsfilosofe Trudy Dehue zien dat de betekenis van de term “depressie” in de loop van de geschiedenis diverse betekenissen heeft gehad en in verschillende denkstijlen is ingebed. Zo is er het psychodynamische model geweest waarin depressie gezien werd als een reactie van de betrokkene op bepaalde gebeurtenissen (bijv. woede die onderdrukt werd en vervolgens tegen de persoon zelf werd gericht). In het hedendaagse biologische model wordt depressie evenwel gezien als het gevolg van een achterliggende stoornis, een ziekte die los staat van de persoon die erdoor getroffen wordt. In hetzelfde boek maakt zij ook op ontluisterende wijze duidelijk wie bij deze biologische psychiatrie baat heeft en welke rol de farmaceutische industrie speelt in het wetenschappelijke en medische onderzoek terzake, niet alleen in Amerika maar ook bij ons.

Het is evenwel helemaal niet duidelijk wat een depressie dan “echt” zou zijn. Al wat vastgesteld kan worden is immers alleen maar een bepaald gedrag van een bepaald persoon in een bepaalde situatie. In de medische wereld werd tussen vakgenoten afgesproken dat als dat gedrag aan een aantal criteria voldoet (zoals die van de DSM IV*), dat gedrag dan “depressie” mag worden genoemd. Dat is echter niet meer dan een handige benaming die artsen kunnen gebruiken voor een bepaalde reeks verschijnselen, een bepaald gedragspatroon, net zoals we bepaalde bewegingen een “tango” mogen noemen als de bewegingen een bepaald afgesproken patroon volgen. Het feit dat een bepaald gedrag met de term “depressie” kan worden benoemd, zegt evenwel niets over de oorzaken of de dynamiek van dat gedrag. Toch hebben mensen, ook professionelen, al te vaak de illusie dat de labels uit de DSM IV ziekten zijn die de oorzaak zijn van de verschijnselen die ze beschrijven. De absurditeit van dit soort verwarring wordt duidelijker als iemand zou zeggen dat hij niet getrouwd is omdat hij “aan celibaat lijdt” of dat hij “celibaat heeft”. Het is duidelijk dat celibaat niet iets is wat men kan “hebben”. Het gaat om het gedrag van een persoon, die daar allicht zijn redenen voor heeft, en niet om het gevolg van een ziektetoestand. Als je niet getrouwd bent is dat omdat je bijv. nog niet besloten hebt iemand ten huwelijk te vragen, niet omdat je aan een ziekte lijdt die “celibaat” zou heten. Deze verwarring tussen een definitie of beschrijving van fenomenen en de verklaring van de beschreven fenomenen toont de haast hypnotiserende kracht van woorden waar zelfs professionelen vaak moeilijk helderheid in krijgen …** (Een gelijkaardige gedachtengang geldt ook voor verslavingen. Zie ook de vraag over verslaving evenals de vraag over taal)

Een depressie is geen “ziekte” die we kunnen “krijgen” (nog minder een “put” waar we kunnen “invallen”) maar een proces, een patroon, een manier van doen, zoals een dans. Een depressie kan best omschreven worden als een bepaalde relatie tot het leven, net zoals liefde een bepaalde relatie tot een partner, dat wil zeggen een manier om zich tot de realiteit van de partner of van het leven te verhouden. Een depressie is dan als een liefdesrelatie waar de pit uit is, men is er op uitgekeken, men heeft er geen zin meer in. Alleen is de partner in dit geval het leven zelf. Wie depressief is verliest zich in eindeloos zoeken naar de zin van het leven. Wie enthousiast is, ervaart de zin van het leven. Om enthousiast te zijn en de zin van het leven te ervaren, is het niet nodig eerst alle filosofische vragen over de zin van het leven op te lossen.

Evolutionaire psychologen nemen aan dat dergelijke vaste, clichématige gedragspatronen, die zo frequent zijn en die in alle tijden en in alle culturen blijken voor te komen, een evolutionaire functie moeten hebben, net zoals dat het geval is voor verliefdheid, kwaadheid of angst. Een depressie is iets als koorts: men weet wel dát er iets is, maar men weet niet wát er is, het is zeer aspecifiek. Bij belangrijke levensgebeurtenissen die een belangrijke verandering in een levensproject met zich kunnen brengen, bijv. in verband met het werk, de status, de gezondheid, de materiële middelen, de sociale relaties of de partner, kan het inderdaad belangrijk zijn voldoende tijd te nemen om de toestand te overdenken en niet overhaast tewerk te gaan. Net zoals koorts of lichamelijke pijn een teken is dat er ergens moet ingegrepen worden, zouden verdriet, rouw en zelfs depressie een uitnodiging kunnen zijn om even te stoppen met wat we aan het doen waren om te onderzoeken of dat misschien niet de oorzaak van de gebeurtenissen kan zijn geweest. Te veel optimisme en enthousiasme zouden dan immers nadelig kunnen zijn. We moeten onze roze bril even afzetten en onze doelstellingen en strategieën nuchter opnieuw bekijken om verdere schade te beperken. De Dalaï Lama zei het als volgt: “Pijn is een toespraak die je lichaam houdt, over een onderwerp dat voor jou van levensbelang is, op een wijze die het best je aandacht trekt.”

Ook enthousiasme is een relatie met de realiteit, die een gevolg is van het zien van het mooie, het verbazingwekkende en het mysterieuze van het leven, en van het bewustzijn deel uit te maken van een groter geheel, deel te nemen aan het leven als aan een kosmische dans. Enthousiasme zet ons aan tot deelnemen, zoals de ongeveer tienduizend miljard cellen in ons lichaam deelnemen aan het organisme dat maakt dat we zijn wie we zijn. We zijn wie we zijn omdat al die cellen “enthousiast” doen wat ze te doen hebben op de plaats waar ze zijn. Als een aantal van die cellen er de brui aan zouden geven of het niet meer zouden zien zitten, is het met ons gedaan…

Een depressie daarentegen is een relatie die ontstaat als men het leven als negatief, vijandig of zinloos is gaan zien en als men zichzelf daarbij als waardeloos, hopeloos, machteloos en hulpeloos ziet. Het is de afwezigheid van ervaring van het mooie en het mysterieuze en de afwezigheid van de ervaring deel uit te maken van een groter en inspirerend geheel. We hebben ons uit het web van menselijke interacties teruggetrokken en we zijn dan als een lichaamscel die het niet meer ziet zitten, die niet meer in relatie tot het grotere geheel wil functioneren, maar die daardoor ook haar zin verliest en niet meer weet wat ze te doen heeft. Dat soort cellen leidt uiteindelijk tot een proces dat we kanker noemen…

Een depressie gaat dan ook meer over een schema dan over een thema. Ongeacht het concrete thema, omvat het schema van een depressie altijd de irrationele stappen van een negatieve beoordeling en een idee van waardeloosheid, hulpeloosheid en machteloosheid (niemand kan mij helpen) die als permanent (altijd) en pervasief (overal) worden gezien. Dat is de depressieve dans. De hieruit volgende depressieve stemming maakt rationeel denken nog moeilijker zodat men in een depressieve spiraal terecht komt. Alle mensen met een depressief gedrag, lijken op elkaar en doen vergelijkbare uitspraken, die doorgaans neerkomen op machteloosheid. Disempowerment leidt tot depressie. In een beroemd geworden experiment heeft Martin Seligman dit patroon zelfs bij dieren aangetoond.

De negatieve gedachten leiden tot negatieve stemmingen en emoties en tot eindeloos piekeren, frustratie, stress en zelfkwelling. Deze vele negatieve emoties zijn oorzaak van een toename van de hoeveelheid REM-slaap en een vermindering van de hoeveelheid diepe slaap, met als gevolg een minder goede kwaliteit van de slaap en toenemende lichamelijke vermoeidheid en uitputting. Dit alles draagt uiteraard bij tot de negatieve spiraal van de depressie.

Een pessimistische cognitieve stijl is de belangrijkste risicofactor die zal maken dat men op als moeilijk beoordeelde omstandigheden met een depressie kan reageren, d.i. de keuze om uiteindelijk op te geven.
Een optimistische cognitieve stijl is een gevolg van meer zorgvuldig, concreet en specifiek denken en waarnemen waardoor duidelijk wordt dat niets ooit helemaal negatief is, dat niets altijd en overal waar is en dat er altijd zinvolle mogelijkheden zijn. Confucius zei dat niets van wat ons overkomt erg is als we er de lessen uit leren en er de vruchten van plukken. Dat is een empowerende, creatieve levensstijl.

Hoe ontstaat een dergelijke levensstijl?

Een mens leeft uiteraard niet in een vacuüm. Van bij de geboorte is hij ingebed in een cultuur waarin hij in een bepaalde taal leert spreken en denken en waarin bepaalde waarden en overtuigingen als “normaal” worden bestempeld. Na het leven in de biologische baarmoeder leeft hij als het ware in een culturele baarmoeder of matrix. Uiteindelijk zal die culturele matrix in zijn bewustzijn gaan leven. Ouders en school zorgen voor het noodzakelijike inpassen van een kind in de samenleving. Dat geldt ook voor familie, vrienden en kennissen. De cognitieve stijl die een individu hanteert, is uiteraard aangeleerd en overgenomen uit de omgeving, d.i. het gezin en de samenleving waarin de betrokkene is opgegroeid. Een cultuur heeft altijd min of meer zichtbare opvattingen en beelden over het leven, over de samenleving, over het individu en over de plaats van het individu in dat alles. Deze opvattingen worden niet zozeer door een bepaalde klasse of een bepaald instituut verkondigd of opgelegd, maar zijn als strategie in de diverse geledingen van de werkelijkheid ingenesteld De belangrijke en grotendeels onbewuste invloed van de taal van de cultuur werd onder meer door Heidegger en later ook door Sartre, Jacques Lacan, Michel Foucault en de Franse structuralisten overtuigend beargumenteerd. Vooral Foucault benadrukte dat de mens een minder autonoom en rationeel denkend wezen is omdat hij altijd ingekapseld is in de dynamiek van de machtsstructuren van zijn tijd en omgeving.

Er zijn goede redenen om de huidige samenleving depressogeen te noemen, d.w.z. depressie-bevorderend. Dat komt tot uiting in de stijgende cijfers voor levensmoeheid, depressie, burn-out en zelfmoord. Schematisch kan gesteld worden dat de huidige samenleving vooral de nadruk legt op onmiddellijke behoeftebevrediging als strategie om tot geluk te komen. Daardoor wordt de illusie gewekt dat het bezit van allerlei materiële bezittingen en het deelnemen aan allerlei recreatieve activiteiten, niet alleen een recht maar ook de enige weg naar geluk is. Bovendien wordt de illusie gewekt dat als dit om een of andere reden niet het geval is, men zich terecht een slachtoffer kan noemen. Denken in termen van recht en het bijhorende slachtofferdenken worden als normaal gezien, en de normale “humane” reflex is het slachtoffer ter hulp te snellen om in zijn behoeftenbevrediging te voorzien. Dit reduceert het verklaarde slachtoffer evenwel tot de ontvanger van hulp, m.a.w. tot een disempowerende levensstijl. Dit leidt tot een circulaire causaliteit, een zogenaamde vicieuze cirkel: naarmate men zich meer uit het leven terugtrekt, lijkt het leven nog meer zinloos en zal men nog minder zin hebben om er aan deel te nemen en zal men zichzelf als nog zwakker en waardelozer gaan zien.

Alleen een meer volwassen, d.i. een meer bewuste, meer overwogen, meer doordachte levensstijl, met meer inzicht en mededogen, kan ons bevrijden van de depressogene invloed van de omgeving. Dat is de betekenis van mindfulness. Ons bewustzijn is onze mogelijkheid om ons van de onbewustheid en de afhankelijkheid te bevrijden en tot een meer volwassen, meer autonome en meer mededogende levensstijl te komen.

De enige echte behandeling van depressie en de enige echte preventie, is dan ook een houding van mededogen die tot enthousiasme en verliefdheid op het leven leidt (zie de vraag over geluk). Wie enthousiast of verliefd is, kan immers niet depressief zijn. De beste manier om het leven zinvol te vinden is er op een zinvolle wijze aan deel te nemen. Dit leidt tot een positieve circulaire causaliteit: naarmate men enthousiaster is, zal men meer aan het leven deelnemen en zal men nog enthousiaster worden.

Maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat een depressie te maken heeft met neuronen en neurotransmitters in de hersenen?

De wetenschap heeft ook aangetoond dat het oplichten van het olielampje in uw auto iets te maken heeft met een verandering in de stroom van elektriciteit in de draden naar het lampje. Als u dan zou besluiten dat u dit kunt “verhelpen” door de elektriciteit in die draden te “behandelen”, dan hebt u wel niet begrepen waar een olielampje voor dient. Zo zou je ook kunnen zeggen dat als je computer niet wil printen, dit iets te maken heeft met elektronen…
De wetenschap heeft echter ook aangetoond dat het woord nog altijd de meest directe manier is om de neurofysiologie van de hersenen te beïnvloeden. Regelmatige lachsessies doen meer voor het geluksgevoel dan antidepressiva…
Zie ook onderstaande voetnoot en het antwoord op de vraag over chemische reacties.




________________


*Diagnostic and Statistical Manual of Mental Diseases, versie IV, uitgegeven door de American Psychiatric Association (APA). Voor wie nog mocht geloven dat ziekten objectieve entiteiten zijn, illustreert dit werk, en zijn opeenvolgende versies, de subjectiviteit van wat als ziekte wordt beschouwd. Zo werd homoseksualiteit tot 1973 als een stoornis gedefinieerd.

**Om de gang van zaken duidelijker in te zien, kunnen we ons proberen in te beelden wat er zou gebeuren als artsen het probleem “hoest” zouden bestuderen zoals de moderne psychiatrie het probleem “depressie” bestudeert. Artsen zouden eerst “hoeststoornissen” definiëren en objectieve criteria vastleggen voor het stellen van de diagnose. De criteria zouden bijv. kunnen stellen dat er sprake is van een hoeststoornis als de patiënt in een periode van twee dagen meer dan twee keer per uur hoest of een hoestaanval heeft die langer dan 2 minuten duurt. Onderzoekers zouden dan naar verschillende speciale gevallen van een hoeststoornissen kunnen kijken zoals hoest in combinatie met een lopende neus en koorts, hoest in verband met allergie en blootstelling aan pollen, hoest bij rokers, en hoest die doorgaans fataal afloopt. Vervolgens zouden zij deze subtypen van hoest kunnen onderzoeken door bij mensen met hoeststoornissen de afwijkingen in de neurofysiologische processen te onderzoeken. De ontdekking dat hoesten gepaard gaat met een toegenomen activiteit in de zenuwen die instaan voor de contractie van de borstspieren zou de vraag doen rijzen welke neurologische mechanismen oorzaak van de toegenomen activiteit in deze zenuwen zouden kunnen zijn. De ontdekking van een hoestcentrum in de hersenen zou duidelijk maken dat een afwijking in dit centrum de oorzaak van de hoest zou kunnen zijn. De verdere ontdekking dat codeïne het hoesten kan stoppen, zou tot verder onderzoek leiden op grond van de hypothese dat hoesten het gevolg zou zijn van een tekort aan codeïne-achtige substanties in de hersenen. Men zou dan verder kunnen kijken naar welke genen deze afwijking veroorzaken om aldus voorbeschikte personen op te sporen…
Dit plan is natuurlijk absurd, maar het absurde is alleen maar duidelijk omdat we goed weten dat hoest geen ziekte is maar een beschermend afweermechanisme van het organisme. En dus moeten we niet in de spieren of in de zenuwen of in de hersenen gaan kijken, maar in de prikkels, de aanleidingen die de beschermende hoestreflex uitlokken. Dat sluit niet uit dat er enkele eerder zeldzame gevallen kunnen zijn waarin hoest inderdaad het gevolg is van afwijkingen in de hoestmechanismen, maar in de overgrote meerderheid van de gevallen zal het om een beschermende reflex gaan die bedoeld is om vreemde deeltjes uit de luchtwegen te verwijderen.

dinsdag 25 november 2008

Ik weet niet wat ik met mijn leven moet doen! Niets interesseert mij. Hoe kan ik iets vinden dat mij interesseert?

De Spaanse filosoof Ortega y Gasset zei: “Zo vele dingen interesseren ons niet omdat zij in onze geest geen bodem vinden waarop zij kunnen gedijen. Wat wij moeten doen is de ruimte in onze geest vergroten zodat veel meer ideeën er een plaats kunnen vinden.”

Wij moeten niet zoeken naar iets wat ons kan interesseren, wij moeten leren geïnteresseerd zijn. Alles in het leven is immers interessant: keien, insecten, planten, dieren, mensen, de aarde, de sterren, de kosmos, wetenschap, techniek, geschiedenis, politiek, kunst… De wereld is gewoon boordevol interessante dingen. Het is aan ons om een geest van openheid en verwondering te cultiveren in plaats van te verwachten (of te eisen) dat het leven iets zal doen om ons te interesseren of te amuseren. Het is niet aan het leven om aan te tonen dat het de moeite waard is, het is aan ons om ons open te stellen voor het leven. Dingen worden interessant als je de tijd neemt om ze van naderbij en met aandacht te bekijken. En aandachtig zijn is gewoon een ander woord voor liefde. Alles wordt interessant als je er je liefde aan geeft.

Als we gewoon bewust worden en met een open geest (d.i. met mindfulness) om ons heen kijken, is alles verbazingwekkend, mooi, fascinerend en mysterieus, en kunnen we vervuld zijn van geluk omdat we gewoon mogen deelnemen aan het ongelooflijke en wonderlijke proces van het leven. Zoek niet naar het wonder, wees verwonderd!

zaterdag 25 oktober 2008

Hoe kan ik dan met angst omgaan?

Praktisch komt het erop aan vriendschap te sluiten met onze angsten en dat kunnen we doen door in te zien dat angst voortkomt uit oude vertrouwde verhalen die we verzonnen hebben om onszelf te beschermen – verhalen die we als kind geloofden maar die voor ons als volwassenen niet meer opgaan. Angst is (net als hoop) het gevolg van een verwachting, een interne projectie. In het geval van angst gaat het om zogenaamd “negatieve” gedachten, beter te omschrijven als “neen”-gedachten. Als we angstige gedachten logisch dóórdenken, helemaal tot het einde, in plaats van bij een “neen!” te blijven stilstaan, ontdekken we dat de meeste hun kracht en hun greep zullen verliezen. Als we bij elke stap verder denken (“en wat dan nog?”) dan wordt alles gewoonweg komisch en lost de angst op. Tegenover de angst van de projectie is de realiteit van dit moment de veiligste plek.

“Ik heb verlatingsangst. Ik ben zo bang dat mijn partner mij zal verlaten.”
“En wat dan?”
“Dan ben ik alleen.”
“En wat dan?”
“Dan ben ik eenzaam.”
“En wat dan?”
“Dan ga ik mij slecht voelen.”
“En wat dan?”
“Dan ga ik misschien de hele dag huilen.”
“En wat dan?”
“Misschien kan ik niet meer ophouden met huilen.”
“En wat dan?”
“Dan krijg ik er vroeg of laat waarschijnlijk toch genoeg van om te huilen en dan word ik moe en ga ik slapen…”

Vaak weet de geest immers niets meer te verzinnen en begint alles absurd te lijken. Wat is er immers om bang voor te zijn? Welkom in de volwassen wereld! Nu we volwassen zijn kan niemand ons echt “in de steek laten”. De enige persoon die ons echt kan afwijzen zijn wijzelf…

Telkens we deze “En wat dan nog?”-methode op onze angsten toepassen, wordt de angst minder groot. Dezelfde methode is overigens ook bruikbaar voor andere emoties, bijv. verdriet. Als wij diep in onszelf en in onze emoties kijken, vinden wij altijd vrede en rust. Maar vaak geven we te snel op en worden we door een “neen!” overweldigd. Angst is dus een onafgewerkte “neen”-gedachte die als het ware ons bewustzijn gijzelt.

Telkens wij voor de angst terugdeinzen, is het gevolg dat de angst groter wordt en dat ons vertrouwen kleiner wordt. De bankrekening van ons vertrouwen wordt kleiner.

Telkens wij voor iets angst voelen maar besluiten het toch te doen, wordt ons vertrouwen groter en wordt de angst kleiner. Onze vertrouwensbankrekening gaat naar boven. Voor de meesten onder ons waren de eerste schooldag, de eerste keer op een grote fiets, de eerste keer in het zwembad, het eerste afspraakje en de eerste kus allemaal beangstigend. Maar toch hebben we het gedaan en daardoor werden ze gemakkelijk.

Niet zelden kunnen mensen maar moeilijk geloven of aanvaarden dat hun zwaarwichtig lijkende probleem, waarvoor ze al zo lang een oplossing zoeken, zo ontnuchterend eenvoudig kan zijn. Vaak hebben mensen, soms met de hulp van therapeuten, naar de “diepere oorzaken” gezocht en kunnen zij maar moeilijk aanvaarden dat die er gewoonweg niet zijn. Zij kunnen niet geloven dat zij zichzelf eigenlijk al zo lang gewoon voor de gek hebben gehouden.

Overigens mag angst niet verward worden met voorzichtigheid. Voorzichtigheid is op een volwassen manier rekening houden met mogelijke (ongewenste) scenario’s die zich kunnen voordoen en die men in het bewustzijn redelijk kan onderzoeken. Het is een inbeelding zonder emotie. Angst daarentegen is een emotie die een redelijk onderzoek juist bemoeilijkt omdat er een alarmsignaal afgaat. Het is reageren alsof de ingebeelde toestand een realiteit was. Een kind kan angstig zijn voor vliegtuigen, liften of tunnels. Een volwassene weet dat reizen met het vliegtuig een risico inhoudt, net zoals het gebruik van liften en tunnels. Hij kent dat risico en aanvaardt dat het deel uitmaakt van het moderne leven, net zoals natuurlijke risico’s deel uitmaakten van het leven van onze voorouders in de natuur.


maandag 20 oktober 2008

Ik word achtervolgd door zwarte gedachten en ik ben vaak angstig of boos. Hoe kan ik die gedachten loslaten?

Gedachten en de daarbijhorende emoties zijn een gevolg van evolutionaire, sociale en theatrale scenario’s die zich in ons afspelen. Wij kunnen niet beletten dat zij in ons ontstaan. Er zijn echter geen gedachten die mensen kunnen “achtervolgen”. Gedachten zijn nooit een probleem. Mensen hebben alleen een probleem als ze hun gedachten verwarren met de realiteit, als ze hun gedachten geloven en voor waar nemen. Dan ontstaan emoties. Emoties zijn reacties op realiteiten. Emoties als reactie op gedachten zijn zinloos. Gedachten zonder emoties leiden tot voorzichtigheid en verstandige maatregelen. Gedachten mét emoties leiden tot angst en paniek, en tot onverstandig gedrag. Hoe meer je inziet dat je niet je gedachten bent maar de waarnemer van je gedachten, hoe minder gedachten in staat zullen zijn je allerlei emoties te geven of ongelukkig te zijn. Gedachten zijn simulaties van de realiteit en zijn bedoeld om de realiteit te onderzoeken, net zoals een piloot leert vliegen in een simulator. Als hij weet dat hij in een simulator zit, kan hij rustig de mogelijkheid onderzoeken zonder bang te zijn om te crashen.

Emoties als angst en boosheid zijn in aanleg uitingen van evolutionaire reacties en mechanismen die in ieder van ons aanwezig zijn. Zij zijn het gevolg van de zogenaamde fight or flight reacties. Elk dier is in wezen angstig omdat angst in de evolutie nuttig was voor de overleving. Dieren worden voortdurend, tientallen keren per dag, in hun overleving bedreigd en alleen dieren die voldoende angstig waren, hebben overleefd. Alle dieren kunnen ook agressief zijn, omdat ook agressie bijdraagt tot de overleving. Dieren hebben immers geen andere mogelijkheden om belangenconflicten over territorium, voedsel, partners, enz. te regelen. Het evolutionaire spel is louter op voortbestaan gericht, niet op individueel welzijn. Veel van wat wij als “elementaire“ menselijke morele eigenschappen beschouwen, komt in de natuur niet voor. Zo zijn gelijkheid en rechtvaardigheid geen natuurlijke eigenschappen maar slavernij, misleiding en uitbuiting wel. Het evolutionaire spel heeft dus niets te maken met onze geestelijke individualiteit en onze echt “menselijke” opvattingen. Het heeft geen morele dimensie en is ook niet bedoeld voor individueel geluk.

Het bewustzijn, dat uniek is voor de mens, is enerzijds een verdere ontwikkeling van deze evolutionaire mogelijkheden, en stelt ons anderzijds in staat deze te overstijgen.
Het bewustzijn heeft van de mens een formidabele overlevingsmachine gemaakt. In tegenstelling tot dieren die niet kunnen overleven als ze uit hun biotoop verwijderd worden, kan de mens inderdaad overal overleven. Dit is een rechtstreeks gevolg van de ongelooflijke menselijke mogelijkheden om te leren. Dieren kunnen alleen uit eigen ervaring leren. De mens kan, dankzij de taal, snel en gemakkelijk uit de ervaring van anderen leren. De mens kan daardoor voortbouwen op de kennis van anderen en kan daar originele oplossingen voor problemen aan toevoegen. Daardoor heeft de mens mogelijkheden waarmee hij ook ongehoord veel onheil kan aanrichten. Hij kan immers ook de verkeerde dingen leren. Hij is onderhevig aan het sociale spel van heersende opvattingen en overtuigingen. Ook dat is dus niet onze echte individualiteit maar is een maatschappelijk spel dat in ons gespeeld wordt…

Onze emoties worden immers niet bepaald door wat zich in de buitenwereld voordoet. Gebeurtenissen in de buitenwereld zijn gewoon feitelijkheden. Onze emoties worden niet bepaald door deze feitelijkheden maar door ons intern proces, met name de manier waarop wij die feitelijkheden in ons bewustzijn ensceneren en betekenissen geven, onze mentale theatralisering, de serene, komische of hysterische symbolisering en dramaturgie in het theater van ons bewustzijn. Elke emotie en elke ervaring heeft een interne structuur. Wie boos is, is boos op een interne voorstelling. Wie angstig is, is angstig vanwege een interne voorstelling. Wie gelukkig is, is gelukkig vanwege een interne voorstelling. Elke emotie en elke ervaring is dan ook een uitnodiging om die interne structuur, dat interne proces beter te leren kennen en dus bewuster te worden. Door het bewustzijn heeft de mens de mogelijkheid tot emotionele intelligentie, d.i. het intelligent omgaan met interne voorstellingen en emoties. Dat betekent niet meer of niet minder dan het in handen nemen van het interne proces, de interne regie, de interne dramaturgie.

Er zijn geen gedachten die mensen achtervolgen, er zijn alleen gedachten die steeds weer terugkeren omdat wij er geen plaats aan gegeven hebben en er ons tegen verzetten. De gedachten die “spontaan” in ons opkomen en die wij doorgaans aan een “ik” toeschrijven, zijn in de meeste gevallen niet-onderzochte uitspraken afkomstig uit de samenleving. Zij doen zich voor in de taal van de samenleving en met de woorden van de samenleving die wij tijdens onze opvoeding geleerd hebben. Gedachten die wij “zwarte gedachten” noemen, zijn gedachten die wij niet willen hebben. Maar juist door onze pogingen om ze niet te hebben, blijven ze terugkomen. Dat waar je aandacht en energie aan besteed, hou je precies in stand. Dat waar je probeert niet aan te denken, is daardoor uiteraard juist in het denken aanwezig (probeer maar eens niet aan een roze olifant te denken). Het is als jengelende kinderen die je wel even het zwijgen kunt opleggen, maar die even later alweer daar zijn en die doorgaan tot ze hun zin gekregen hebben of tot je een andere regeling hebt getroffen die de zaak afsluit. Zolang wij bepaalde gedachten niet hebben dóórgedacht en ze op die manier een plaats hebben gegeven, zullen ze terugkomen. (zie de vraag over angst)

Door zijn bewustzijn heeft de mens de mogelijkheid om zijn echte individualiteit te uiten en het evolutionaire en sociale spel te overstijgen.
De mens kan begrijpen dat zijn echte individualiteit, zijn echte zijn, méér is dan de fenomenen die zich in hem voordoen. Deze fenomenen zijn immers geen onontkoombare fataliteiten. De mens kan er afstand van nemen en een echt auteur worden van een eigen scenario in plaats van een speelbal van onpersoonlijke krachten.

- Maar hoe kan ik mijn verleden dan loslaten?
- Wat zou dat loslaten voor jou betekenen?
- Dat de gedachten aan het verleden er niet meer zijn, dat ze mij niet meer achtervolgen en kwellen!
- Dat is niet loslaten, dat is hopen dat er een mirakel zou gebeuren.
- Ja maar, hoe kan ik het verleden dan loslaten?
- Door te beseffen dat er niets los te laten is. Het verleden is voorbij. Je hoeft het niet meer los te laten. Het is al losgelaten. Het idee van loslaten is een misverstand.
- Ja maar de gedachten aan het verleden kwellen mij nog.
- Dat is niet omdat je die gedachten nog niet hebt losgelaten, maar omdat je er nog niet in het reine mee gekomen bent. Je bent er niet klaar mee. Gedachten blijven actief en komen terug zolang je er niet klaar mee bent.
- Wat moet ik daar dan voor doen?
- Ophouden met proberen die gedachten niet te hebben!
- Ja maar ze kwellen me!
- Gedachten kunnen je niet kwellen. De kwelling is alleen je eigen poging die gedachten niet te hebben.
- Wat moet ik dan doen?
- Die gedachten dóórdenken, ze afhandelen zodat je ze te ruste kunt leggen.
- Hoe moet ik dat doen?
- Door de realiteit waarnaar die gedachten verwijzen, te aanvaarden.
- Maar wat is aanvaarden?
- Zoals je bijv. de regen aanvaardt. Als je de regen aanvaardt, dan blijf je er niet over kankeren. Zolang je over de regen kankert, heb je hem niet aanvaard. Je hebt hem aanvaard als je er geen emotie van verzet meer bij hebt. Als er geen neen-gedachten meer zijn.
- Hoe kan ik mijn verleden aanvaarden?
- Door erover dóór te denken en al je neen-gedachten om te vormen tot ja-gedachten. Ja is het woord van de aanvaarding. Het is ook het woord van de vrede. Je aanvaard je verleden door vrede te sluiten met het verleden.
- Hoe weet ik dat ik in vrede ben?
- Als het niets meer uitmaakt of de gedachte komt of niet komt. Zo lang je zelfs maar hoopt dat de gedachte niet zal komen, heb je ze niet aanvaard.
- Ja maar het verleden heeft toch nog gevolgen voor het heden!
- Dat is een onoverkomelijke wetmatigheid van het leven. Ook daar zul je vrede moeten mee sluiten. Iedereen heeft te maken met gevolgen van keuzes die door hemzelf of door anderen in het verleden gemaakt zijn.
- Maar dat blijft mij kwellen!
- De kwelling is je neen-zeggen, je vechten, je strijden met de wereld zoals ze is. Het is weigeren de wereld te aanvaarden en te bewonen zoals ze nu is.
- Dus het komt neer op aanvaarden?
- Ja, het komt neer op een radicaal pacifistische houding tegenover de dingen die je nu eenmaal niet kunt veranderen.
- Ja maar dat is gemakkelijk gezegd …
- Ja hoor eens, dat is nu eens een gemakkelijke cliché-opmerking… de vraag is niet of het gemakkelijk gezegd is of niet, de vraag is of je ermee opschiet.

zaterdag 20 september 2008

Ik zoek al zo lang naar het geluk. Wat kan ik doen om gelukkig zijn?

Juist dat zoeken is precies het probleem!!!

Zolang je het geluk zoekt, zul je het nooit vinden!
Het geluk is immers niet ergens te vinden. Het is niet iets wat je kunt vinden en het is geen plaats om naartoe te gaan. Het kan alleen in het nu beleefd worden. Maar zolang je zoekt, ga je er in feite van uit dat het heden niet voldoet, dat je nu niet gelukkig kunt zijn! De oorzaak van je ongelukkig zijn is echter juist deze negatieve beoordeling, dit afwijzen van wat er nu is.
Daardoor creëer je een onoplosbare paradox: juist het zoeken om je beter te voelen, maakt dat je je niet beter kunt voelen …

In feite moet je alleen maar beseffen dat je helemaal niets moet doen.
Je kunt alleen hier en nu naar de plaats in jezelf gaan waar je al gelukkig bent, de plaats achter alle gedachten en gevoelens die zich in je kunnen voordoen. Maak contact met de plaats in jezelf waar je heel en compleet bent, waar je niets en niemand nodig hebt, en waar je dus in liefde en geluk kunt zijn. Als je diep in jezelf gaat, onder alle lagen van gedachten en emoties die er door je opvoeding en je ervaringen bijgekomen zijn, vindt je die plaats altijd. Zoals er achter de wolken altijd de zon is. Maar soms zijn de wolken heel dik…
Het is als duiken in de zee. Hoe woelig en stormig het aan de oppervlakte ook is, als je diep genoeg duikt vindt je altijd rust en sereniteit en schoonheid. Je moet alleen beseffen dat die plaats er altijd is en altijd beschikbaar is!

Gelukkig zijn of niet-gelukkig zijn, is immers een manier van zijn, een patroon, een dans die niet bepaald kan worden door wat zich in de buitenwereld voordoet.

Als je nu niet gelukkig bent, dan zal niets van wat zich in de buitenwereld kan voordoen, kunnen maken dat je wél gelukkig bent. Niets uit de buitenwereld kan je immers anders maken dan je bent. Niets uit de buitenwereld kan iets toevoegen of iets wegnemen van wat je bent.

Het heeft ook weer iets te maken met de verwarring tussen plezier en geluk.
Uiteraard is het plezierig, fijn en heel aangenaam als je in goede gezondheid bent, als het mooi weer is, als je in een fijn restaurant kunt eten, als mensen vriendelijk voor je zijn, als je een goede baan hebt, als je op vakantie kunt gaan, als je een lieve partner hebt, enz. Maar toch zijn al deze plezierige dingen geen noodzaak of garantie voor geluk. Eens je iets gekregen hebt en de eerste verrukking daarover voorbij is, keer je meestal immers al snel terug naar je gewone manier van zijn. Heel wat mensen die al die dingen hebben, zijn overigens allerminst gelukkig.
Als je daarover nadenkt, dan kan de enige conclusie alleen maar zijn dat niets je manier van zijn kan veranderen, tenzij jezelf. En om zelf je manier van zijn te veranderen, heb je helemaal niets nodig uit de buitenwereld! Alleen je eigen bewustzijn is nodig, en is ook voldoende.

Probeer je eens iets voor te stellen wat je denkt nodig te hebben om gelukkig(er) te zijn. Iets wat je gelukkig zou “maken”. Probeer je dan voor te stellen dat dát wat je denkt nodig te hebben om gelukkig te zijn, er al zou zijn. Probeer je voor te stellen hoe je je dan zou voelen. Als je je kunt voorstellen dat je je dan gelukkig zou voelen, dan kun je dat ook nu, ook zonder de aanwezigheid van dat wat je dacht nodig te hebben. Je hoeft je welzijn niet langer te laten afhangen van uiterlijke omstandigheden. Het gaat om jezelf en er is niets essentieels aan jou veranderd. Al wat je nu kan, kan je dan ook en al wat je dan zou kunnen, kan je ook nu. De wereld is immers nog steeds dezelfde en jijzelf bent ook nog steeds dezelfde. Laat die ervaring tot je doordringen en besef dat het een gebeuren in jezelf is, een ervaring van jou die je kunt vasthouden, die bij jou hoort en op elk moment beschikbaar is, zodat je ze in feite op elk willekeurig moment kunt ervaren.

Het is dus niet zo verstandig je ervaring van geluk te laten afhangen van het al dan niet aanwezig zijn van bepaalde dingen of ervaringen. Het is veel verstandiger nu meteen gelukkig te zijn. Als je echt gelukkig wil zijn, wees het dan!

Maar maak ik me dan niets wijs? Maak ik me niet blij met een dode mus?

Dan maak je je alleen niet langer wijs dat je gelukkiger zou zijn met een levende mus. Dan maak je je gewoon niet langer wijs dat je geluk afhankelijk zou zijn van het feit of een mus levend of dood is. Daar gaat het dan niet meer over. Dan kijk je naar het grotere geheel. Dan kijk je naar het mysterie van een wereld waarin zowel levende als dode mussen voorkomen. Net zoals er levende en dode mensen zijn.

Een Oosters gezegde zegt: “Een goed tuinman ziet de roos in de compost en de compost in de roos.” Hij treurt niet om de roos of om de compost en hij is er evenmin blij mee. Hij beleeft de dingen op een hoger niveau waarin hij het complexe samenspel van rozen en compost ziet. Hij begrijpt dat beide even belangrijk zijn. De rozen die er nu zijn, zijn gegroeid op de compost van de rozen die er vorig jaar waren, en zij vormen de compost voor de rozen die er volgend jaar zullen zijn.
Dat is het niveau van David Hume die zei: “Wanneer ik dood zal zijn, zullen de bestanddelen waaruit ik ben samengesteld, nog steeds deel uitmaken van het universum en zij zullen even nuttig zijn in het grote geheel als toen zij deel uitmaakten van dit individuele organisme.”
Dat doet mij dan weer denken aan een ander gezegde (van een mij onbekend auteur) dat zegt: “De levenden sluiten de ogen van de doden. De doden openen de ogen van de levenden.”

Als je op dat niveau naar de dingen kijkt, dan kom je ook tot een ander niveau van emotionaliteit. Dan leer je gelukkig te zijn om de enige goede reden: het feit dat je in leven bent, dat je deel mag zijn van dit wonderlijke proces waarin zovele levende en overleden mensen een rol hebben gespeeld en spelen.

Het antwoord op de vraag wat dingen betekenen, hangt dan ook af van het antwoord op de vraag: voor wie? Dat geeft een heel andere kijk op de nobele waarheid van de Boeddha dat alle lijden een gevolg van onwetendheid is.


Kan ik mij dan altijd en overal goed voelen?

Ja.

Kunnen mensen met een ziekte, met kanker of met een invaliditeit ook gelukkig zijn?

Ik hoop dat u niet denkt van niet want dan zou u heel wat mensen veroordelen tot ongelukkig zijn.
Ik heb ooit een vrouw die ter wereld was gekomen met spina bifida (een zgn open rug) en die dus heel haar leven in een rolstoel moest doorbrengen, horen zeggen: “Het enige verschil tussen normaal leven en leven met een beperktheid, is dat je met een beperktheid heel wat meer over het leven moet nadenken.”

Waarom is het lijden dan zo universeel?

Evolutionaire psychologen nemen aan dat dit soort vaste patronen, dat zo frequent en universeel is, een evolutionaire functie moet hebben. Het is inderdaad een patroon dat iedereen, van baby tot bejaarde, lijkt te kennen, zonder dat het expliciet aangeleerd of voorgedaan moet worden.

Het voordeel lijkt te zijn dat men daardoor aandacht en hulp aantrekt. Ook bij dieren komt dit gedrag voor.
Gelukkig-zijn zou dus nadelig kunnen zijn: mensen gaan denken dat het je goed gaat en dat je niets nodig hebt. Op die manier kan men kansen missen…
Maar is het soort aandacht dat men daardoor krijgt, wel het soort aandacht dat men wenst? Zielig-doen wekt weliswaar emoties op, maar dat gaat al snel om emoties van medelijden (“die arme kerel!”) en niet van respect of liefde. Medelijden leidt bovendien al snel tot minachting en zelfs tot misprijzen (“de sukkel, de zielepoot!”). We hadden best kunnen begrijpen dat Nelson Mandela als een gebroken en lijdend man uit de gevangenis was gekomen, maar we zouden hem er niet om bewonderd hebben. Liefde vereist een minimum aan respect en bewondering…

Moet ik dan alles zomaar aanvaarden en goed vinden?

Gelukkig zijn en aanvaarden dat de dingen zijn zoals ze zijn, betekent niet dat je alles ook goed moet vinden. Maar net zoals het geen zin heeft om het weer van morgen te bestellen, heeft het geen zin te eisen dat het leven zich op een bepaalde manier zou gedragen. Natuurlijk is er veel lijden en zijn er veel dingen die veel beter zouden kunnen. Gelukkig zijn betekent niet dat je alles beoordeelt en vaststelt dat alles volmaakt is. Gelukkig zijn betekent bewust zijn van het grotere geheel en dankbaar zijn omdat je er bij mag zijn en omdat je mag bijdragen aan het verminderen van de onvolmaaktheid in de wereld. Maar dat doe je dan niet vanuit een ervaring van frustratie en onwelzijn, maar vanuit een ervaring van enthousiasme en volheid.

Kan ik zo ook anderen gelukkig maken?






Je kan anderen niet gelukkig maken. Je kan anderen ook niet ongelukkig maken. Mensen kunnen alleen zichzelf gelukkig of ongelukkig maken. Maar jouw manier van zijn kan anderen wel inspireren. Je zaait als het ware geluk om je heen. Maar of het zaad ook wortel zal schieten, daar heb je geen macht over, en dus ook geen verantwoordelijkheid. Je verantwoordelijkheid is alleen wat je zelf doet.


maandag 15 september 2008

Ik heb zo weinig wilskracht. Hoe kan ik meer wilskracht krijgen?

Er bestaat niet zoiets als wilskracht. Al onze kracht is emotionele kracht. Het is de kracht van de emoties die opgewekt worden door de woorden en beelden in ons interne theater.

Hebt u al mensen ontmoet die met een sombereengekwelde blik beweren wel op vakantie te willen gaan maar daartoe de nodige wilskracht te missen? Hebt u al mensen ontmoet die probeerden op vakantie te gaan maar die terug naar huis gekeerd waren omdat het nietlukte vanwege de verkeersopstoppingen en de wegomleggingen? Ik durf wedden van niet. Hoe doen mensen het om zich te motiveren om op vakantie te gaan? Ze projecteren in hun mentale theater, in de bioscoop van hun geest, beelden van de vakantiebestemming en van de leuke vakantie-activiteiten, waardoor ze enthousiast worden en gaan popelen om te kunnen vertrekken. Mensen die enthousiast zijn, zijn niet van hun doel af te brengen. Zij hebben zonder moeite alle wilskracht, alle energie en alle zelfvertrouwen die nodig is om te komen waar ze willen zijn.

In wezen komt dit neer op leiderschap in het eigen leven. Leiderschap is het ontwikkelen van een visie, een toekomstbeeld, een project dat aantrekkelijk is en dat de koers bepaalt. Het uitvoeren van die koers is een zaak voor het management. Op een schip bepaalt de kapitein de koers terwijl de officieren en de matrozen instaan voor het implementeren van de aangegeven koers. Stephen Covey spreekt in dit verband over de management trap, de valkuil van een teveel aan management en een tekort aan leiderschap, vaak met het excuus van “te druk, geen tijd”. Maar wie geen tijd heeft om na te denken over leiderschap in het leven, heeft ook geen tijd om gelukkig te zijn.

Om effectief te zijn moet dit interne beeld zo concreet en realistisch mogelijk gemaakt worden. Als het beeld duidelijk en concreet voor ogen staat, zullen de emoties en het lichaam dit gemakkelijk tot realiteit maken. In dit verband werd bijv. aangetoond dat sportbeoefenaars die zich louter in hun verbeelding trainen, in een soort meditatie, het vaak beter doen dan anderen die een “echte” training deden.

Daar tegenover staan de mensen die zeggen “Ik weet wel dat ik zou moeten stoppen met roken, maar het is zo moeilijk!” denkt u dat die in hun geest beelden projecteren die enthousiasme opwekken? Denkt u dat die gemotiveerd zijn om te stoppen met roken? Denkt u dat die staan te popelen om te stoppen met roken? Denkt u dat die zullen stoppen met roken?

Wie gemotiveerd is, vindt altijd een manier om zijn doel te bereiken.
Wie niet gemotiveerd is, vindt altijd een excuus.

vrijdag 15 augustus 2008

Waarom zijn roken, drinken of andere verslavingen zo moeilijk af te leren?

Deze gedragingen kunnen niet verklaard worden door te verwijzen naar een verslaving die een ziekte zou zijn waaraan men zou lijden. De term verslaving is een beschrijvende term voor een reeks gedragingen en zegt niets over de oorzaak van die gedragingen. Zeggen dat men niet kan stoppen met drinken of roken omdat men verslaafd is, is hetzelfde als zeggen dat men niet getrouwd is omdat men celibatair is. Daarmee is immers nog altijd niet verkaard waarom men middelen gebruikt of niet getrouwd is. (Een gelijkaardige gedachtegang geldt overigens voor depressie. Zie de vraag over depressie.)

Het gebruik van bepaalde middelen en substanties is een gedrag dat een gevolg is van het zoeken naar genotsbelevingen. Mensen vinden het lastig dergelijke gedragingen op te geven omdat genot zo een krachtige greep op ons heeft. Maar het gaat om het gedrag van een persoon, niet om het gevolg van een ziektetoestand. Het zoeken naar genot en aangename ervaringen is een universeel menselijk gegeven. In alle culturen en in alle tijden hebben mensen dan ook middelen (drugs) gezocht en gevonden om op een gemakkelijke en snelle manier aangename ervaringen op te wekken. De zogenaamde “strijd tegen drugs” is in dit licht dan ook een vrij hopeloze zaak. Mensen zullen nu eenmaal altijd naar genotsmiddelen zoeken, zeker in een tijd als de onze met zijn grote belangstelling voor gemakkelijk genot en genietingen. Het enige verschil is dat er toegestane en niet-toegestane genotsmiddelen zijn, genotsmiddelen voor begoeden en genotsmiddelen voor armen …

Het is duidelijk dat eens de olifant in ons (zie hoger) de smaak van één van die middelen geproefd heeft, hij er steeds méér van zal willen, en aangezien een olifant een groot en log dier is…
In de meeste traditionele culturen is het gebruik van dergelijke middelen dan ook strikt gereglementeerd. Roes- en genotsmiddelen worden altijd in groep gebruikt onder leiding van een sjamaan of een andere oudere. In de meeste gevallen is er zelfs een taboe op het gebruik door individuele leden van de gemeenschap in afzondering. De reden voor dit taboe lijkt te zijn dat deze mogelijkheid van ongebreidelde genotsbeleving maakt dat de betrokkene niets en niemand meer nodig heeft en zich uit het groepsverband onttrekt. Er is een opvallende gelijkenis met het taboe op masturbatie, dat overigens ook alleen maar op dergelijke wijze verklaard kan worden.

Dat verklaart ook dat voor het veranderen of stoppen van elke gewoonte van gemakkelijke genotsbeleving (roken, drinken, spuiten, snuiven, eten, gebruik van verboden of toegestane middelen, geneesmiddelen, gokken, sporten, kopen, reizen, seks, verzamelen…) altijd een robuuste motivering van de berijder van de olifant vereist zal zijn.
Dat blijkt uit het falen van de meeste programma’s waar gebruikers zonder een dergelijke motivering altijd bijzonder resistent blijken te zijn tegen elke vorm van “behandeling” en steeds weer “hervallen”.* Zolang er een externe motivering is (bijv. de opname in de kliniek) lukt het stoppen zonder al te veel problemen, maar zodra die externe motivering verdwijnt, herneemt de betrokkene al snel weer zijn oude gewoonten. Het gaat immers niet om een “ziekte” waarvan men “genezen” zou zijn…

Anderzijds verklaart dat ook dat gebruikers hun gebruik altijd blijken te kunnen stoppen als zij daartoe een voldoende reden (motivering) hebben. Het is bekend dat vele vrouwen die zwanger worden, plots kunnen stoppen met roken. Betekent dat dan dat wat “moeilijk” of “onmogelijk” was, plots “gemakkelijk” is geworden? Natuurlijk niet. Het was altijd al gemakkelijk. Er was alleen maar een voldoende reden voor nodig.
Vele mensen hebben een hartinfarct of een longkanker nodig als voldoende reden om te stoppen met roken. Maar zelfs dat is niet altijd voldoende en een aantal mensen zal toch verder roken, ondanks een reden die in de ogen van vele anderen voldoende zou zijn om te stoppen. Er is inderdaad geen enkele reden die voor iedereen een voldoende reden zou zijn. Men kan voor alle redenen ook altijd de schouders ophalen en mensen met een verslavingsgedrag zijn meesters in de kunst van het bedenken van excuses. Dat is nu eenmaal de vrijheid van de mens …

Waar het steeds om gaat is dat de betrokkene zelf ervan overtuigd raakt dat hij zijn verslavingsgedrag kan stoppen. Deze overtuiging wordt evenwel vaak bemoeilijkt door andere, sociaal aanvaarde overtuigingen in de aard van: “ik denk dat het me nooit zal lukken”, “het heeft geen zin te proberen, het is te moeilijk”, “zie je wel dat het me niet lukt.” Het zal dus zaak zijn deze overtuigingen in te ruilen voor andere, meer empowerende en bevrijdende overtuigingen.

Bijkomende moeilijkheden zijn de kennelijk steeds lager wordende frustratietolerantie en de ermee gepaard gaande discomfort anxiety (“ik kan er niet tegen om me minder goed te voelen”) en ego anxiety (“het zou verschrikkelijk zijn als mensen iets slechts over me denken”). De genotsmiddelen worden dan weer boven gehaald om het hoofd te bieden aan deze nieuwe "moeilijkheden".

Het probleem van verslaving is uiteindelijk een probleem van het omgaan met genotsbeleving. De enige strijd die te leveren valt, is in ons hoofd. Het antwoord op verslaving kan geen strijdtocht tegen genotsbeleving zijn, maar het cultiveren van een meer gediversifieerde en meer gedifferentieerde waaier van mogelijke vormen van genotsbeleving. Het probleem van de verslaafde is juist dat het leven uiteindelijk vernauwd is tot nog maar één enkele manier om genot te beleven. Het antwoord is het cultiveren van andere manieren van genotsbeleving, niet alleen als substituut maar als genot van een “hogere” orde. Niemand wil zomaar een plezier opgeven. Maar het opgeven van een bepaalde vorm van plezier wordt gemakkelijk als er een ander, hoger genot voor in de plaats komt. Het plezier van het roken valt in het niets naast het “hogere” plezier van het krijgen van een baby. Een aantal mensen geeft bepaalde verslavingen inderdaad op in ruil voor het hogere, existentiële plezier zich als een vrijer, autonomer en volwassener mens te ervaren.

Het hoogste genot voor een mens is immers zich een vrij mens te weten. Ware vrijheid is autonomie en men is autonoom als men niet door factoren van buitenaf bepaald wordt, maar door zichzelf, met name door het hoogste in zichzelf, d.i. het redelijk inzicht en de fundamentele drijfveren op lange termijn. Wie inziet dat roken schadelijk is en op grond daarvan van het roken afziet, is een vrij mens. Wie hetzelfde wel inziet maar het roken toch niet kan laten, is minder vrij omdat hij zich niet door de rede laat bepalen.

Dat is echter allesbehalve evident in een samenleving waar bijna uitsluitend aandacht wordt besteed aan lichamelijk-emotionele vormen van genotsbeleving en waar maar weinig aandacht is voor vormen van intellectuele, sociale, existentiële en spirituele vormen van genotsbeleving die al te vaak als “moeilijk” worden bestempeld.

Dit alles illustreert het concept van de berijder van de olifant. Het illustreert de kracht van de olifant, maar ook de fundamentele vrijheid van een berijder die werkelijk gemotiveerd is. Het illustreert ook dat afhankelijkheid van middelen - drugs, alcohol, voeding, nicotine - altijd wijst op een onvermogen om op een rationele manier met de relatie met bepaalde substanties om te gaan. Dit onvermogen is een voorspellend persoonlijkheidskenmerk voor een verslavingsgevoeligheid die ook in problemen op andere terreinen van het leven tot uiting zal komen, bijv. in “constructieve verslavingen” als veel sporten of dure kunstwerken verzamelen.

Wie gemotiveerd is, vindt altijd een manier om zijn doel te bereiken.
Wie niet gemotiveerd is, vindt altijd wel een excuus.

_____________

* Ook resistentie is een beschrijving van een gedrag en geen bijzondere ziekte-entiteit. Als een patiënt niet ophoudt met het gebruik van bepaalde middelen, is dat niet omdat hij aan “resistentie” lijdt, maar omdat hij nog geen goede reden (motivering) heeft gevonden om zijn gedrag te wijzigen.

zondag 10 augustus 2008

Wat is meditatie en waartoe dient het?

Meditatie is een praktijk van onderzoek die bedoeld is om een grotere transparantie in jezelf te krijgen, om inzicht te krijgen in het spel van gedachten, voorstellingen en gevoelens, en om die inzichten om te zetten tot een levende, belichaamde ervaring. Het is ontwaken tot de ware aard van je bestaan, die je als het ware live aan het werk kunt zien en vriendelijk kunt verwelkomen. Om je interne wereld echt te kunnen observeren, is volledige aandacht noodzakelijk voor wat er hier en nu is. Daartoe moet je aandacht dus ophouden met oordelen en evalueren of wat er is wel overeenstemt met wat er zou moeten zijn. Je moet dus in staat zijn niets te eisen of te verwachten. Meditatie is gewoon samenvallen met jezelf in plaats van met de voortdurende evaluator en commentator van jezelf. Zolang je iets wil zoeken, vinden of bereiken, zul je niets bereiken. Er valt gewoon niets te “bereiken”…

Meditatie is het beoefenen van aandacht. In vele gevallen zal het gaan om aandacht voor de oorzaken van het lijden en van het ontdekken van de leegte van die oorzaken. Maar het kan ook gaan om een oefening in het zich openen voor het mysterie van het leven en van al wat is, in ons en rondom ons. Als we in onze geest een aannemelijk beeld vormen van onze verbondenheid met anderen en met alles wat er is, dan zullen we die ook voelen. Meditatie is de weg naar verlichting…

Dat toont meteen ook het verschil in benadering in het Westen en in het Oosten: de Westerse mens houdt zich vaak bezig met terugredeneren over wat voorbij is en zoekt naar ingewikkelde conceptuele ketens van verklaarbare oorzaken en gevolgen om te begrijpen waarom hij geworden is wat hij is. Daar kan heel wat kostbare tijd mee zoek gemaakt worden. De Westerse mens probeert ook voortdurend de gebeurtenissen en de omgeving te controleren en naar zijn hand te zetten in de hoop zich dan goed te zullen voelen.
Maar meditatie is geen psychoanalyse en zeker geen manier om het leven te manipuleren. De Boeddhistische mens laat al die uiterlijke omstandigheden en de persoonlijke voorgeschiedenis gewoon los en probeert veeleer inzicht te krijgen in zichzelf en in zijn manier van omgaan met de wereld. Hij gebruikt de wet van oorzaak en gevolg (karma) niet om de schuld ergens anders te leggen, maar om inzicht te krijgen in zijn eigen reactiepatronen. Meditatie dient niet om de wereld te ontvluchten en “tot rust te komen” (hoewel dat natuurlijk goed kan doen en daar op zich niets op tegen is) dan wel om een blik te werpen op een andere manier van zijn en een andere invulling van het leven.

Gewoontepatronen laten zich niet gemakkelijk veranderen maar door met de aandacht steeds weer naar binnen te gaan en bij de ervaring te blijven, krijgt de aandacht een bepaalde kracht. Het wordt een specifiek instrument. In plaats van passief bepaalde stemmingen of belemmeringen te ondergaan, ontstaat daardoor een heel nieuw veld van mogelijkheden en ervaringen.
Als men emoties loskoppelt van concrete aanleiding en van het persoonlijke, aangename of onaangename aspect, kan men ze als een loutere stroom van energie gaan ervaren, die men er gewoon kan laten zijn.

Als men vervolgens de aandacht richt op het doel van die stroom van energie, kan men inzien dat die altijd gericht is op het bereiken van een toestand van meer geluk. Er zijn geen positieve of negatieve emoties. Alle emoties zijn gericht op meer geluk. Dat geluk kan men evenwel onmiddellijk toelaten en onmiddellijk ervaren zonder dat daartoe een bepaalde verandering in de buitenwereld noodzakelijk is. De mogelijkheid om het lijden te beëindigen en geluk te ervaren is immers altijd in ons aanwezig, net zoals de mogelijkheid om de zon te zien altijd in ons is. De zon is er immers altijd, ongeacht of wij ze zien of niet. Het is dus niet nodig die emoties te “uiten” of er enig verder gevolg aan te geven.
Als men anderzijds de aandacht richt op de bron van die stroom, kan men inzien dat de stroom altijd afkomstig is uit de bron van liefde en welzijn in ons. Dan kunnen we ook die liefde toelaten en ervaren zonder verder uiting of gevolg te moeten geven aan die stroom van energie. We moeten dus ook geen liefde “krijgen” van anderen maar we kunnen onmiddellijk liefde ervaren en ons lijden beëindigen als we ons openstellen voor de bron van liefde in onszelf. Dan kunnen we ook onmiddellijk mededogen voor alle andere mensen ervaren en glimlachen om onze problemen, een interne glimlach die een teken van de wijsheid is, en tegelijk een methode om tot wijsheid te komen…

Men kan dus als het ware surfen op de energie van de emotionele golven, in plaats van door de golven meegesleurd te worden. Het plezier van het surfen is het surfen zelf, niet het bereiken van een doel. Het komt er dan alleen nog op aan dit aanvankelijk intellectuele inzicht tot een existentiële werkelijkheid, tot een belichaamd weten te maken. Dat is waar meditatie behulpzaam kan zijn, niet door als een stenen beeld rechtop te blijven zitten of esoterische oefeningen of vreemde visualisaties in rare houdingen te doen, niet door intellectuele hoogstandjes van een “verlichte geest”, niet door het krampachtig vastgrijpen van het “nu”, maar door het ontwikkelen van een onvoorwaardelijke, aandachtige aanwezigheid. Het gaat niet om het beheersen of bedwingen van gedachten of emoties, maar om het zich niet meer laten meeslepen door gedachten of emoties. Dat is een subtiel maar cruciaal verschil…

Een leerling vroeg aan een Zen-meester: “Meester, wat is de essentie van Zen?”
De meester dacht even na en antwoordde: “Aandacht.”
De leerling zei: “Alleen maar dat? Er moet toch nog iets meer zijn?”
De meester dacht weer even na en zei: “Ja: aandacht, aandacht.”
De leerling drong aan: “Er kan toch niet alleen maar dat zijn? Er moet toch nog meer zijn?”
De meester dacht nog even na en zei: “Inderdaad: aandacht, aandacht, aandacht.”

donderdag 7 augustus 2008

Wat is “emotioneel management”? Hoe kan ik beter leren omgaan met emoties?

Een man die met de wagen onderweg was, kreeg plots een lekke band. Toen hij in het koffer keek om zijn reservewiel te monteren, stelde hij vast dat hij geen krik bij zich had. Hij stond op een afgelegen weg en hij was bijna de wanhoop nabij, toen hij in de verte een huis ontwaarde waar licht was. Vol goede hoop ging hij op weg om te vragen of hij een krik kon lenen. Maar onderweg begon hij te twijfelen: stel je voor dat de bewoners hun krik niet aan een vreemde wilden meegeven! Dat zou toch wel heel erg zijn! En hij voelde de verontwaardiging en de kwaadheid al bij zich opkomen. Maar toen dacht hij: maar nee, natuurlijk gaan zij hun krik willen uitlenen om iemand in nood te helpen! En vol goede moed stapte hij weer verder. Maar even verder werd hij weer door zwarte gedachten overmand: maar wat te doen als zij nu toch hun krik niet zouden willen uitlenen? En weer overviel hem een gevoel van machteloosheid en van onrechtvaardigheid. Hij had toch niets mis gedaan? Waarom zouden ze hem dan niet helpen? Ach nee, natuurlijk zouden ze hem willen helpen… Maar stel nu toch eens dat … Maar nee …

Toen hij uiteindelijk bij het huis kwam en aanbelde en de bewoners de deur openden, snauwde hij hen toe: hou uw krik maar, ik wil ze al niet meer!

De man had tijdens zijn wandeling een hele reeks van emoties ervaren, zonder dat er in de buitenwereld ook maar iets veranderd was. Waar kwamen zijn emoties dan vandaan? Uiteraard waren het zijn eigen reacties op zijn eigen voorstellingen en gedachten!

Onze emoties worden ons dus niet ingegeven door de buitenwereld of door anderen. Onze emoties zijn onze reacties op onze eigen beelden en gedachten. Als onze interne beelden veranderen, veranderen ook onmiddellijk onze emoties.

Als je in je tuin plots denkt een slang te zien, is het normaal dat je door angst bevangen wordt. Maar als je beter toekijkt en vaststelt dat de slang alleen maar een afgevallen tak is, wat gebeurt er dan met je angst? Wat was dan de oorzaak van je angst?

Vergelijk dit met het gekende verhaal over een Chinese boer:

In het oude China leefde een boer in een klein plattelandsdorpje. Hij werd beschouwd als iemand in goede doen, want hij had een zoon en bezat een paard om het land te bewerken en allerlei zaken te vervoeren.

Maar op een dag ging dat paard ervandoor. Zijn buren en vrienden kwamen naar hem toe om hem te zeggen hoe erg ze het vonden en om hem te troosten. Maar de boer zei alleen maar: “Misschien wel, misschien niet.”

Een paar dagen later kwam het paard terug en bracht tien wilde paarden met zich mee. De buren en de vrienden vonden dat geweldig en kwamen hem gelukwensen met dat gelukkige toeval. Maar de boer zei alleen maar: “Misschien wel, misschien niet.”

De volgende dag probeerde de zoon van de boer een van de wilde paarden te temmen, maar het dier wierp hem van zich af en de jongen brak zijn been. Daarop kwamen de buren en de vrienden weer en spraken hun medeleven uit over zoveel tegenspoed. Maar de boer zei alleen maar: “Misschien wel, misschien niet.”

Even later brak een oorlog uit en arriveerden militairen in het dorp om alle jonge mannen te rekruteren voor het leger. De zoon van de boer mocht echter thuisblijven, want iemand met een gebroken been konden ze niet gebruiken. “Wat een geluk heb jij!” zeiden de buren en de vrienden weer tot de boer. Maar de boer zei alleen maar .....

De boer weigerde zich te laten bepalen door de omstandigheden. Hij aanvaardde de dingen die zich voordoen, zonder te oordelen of zich voorstellingen te maken over hoe goed of hoe erg dat wel was. Hij behield zijn gemoedsrust en zijn sereniteit, wat er ook gebeurde.

Ook hier wordt weer duidelijk gemaakt dat onze emoties ons niet ingegeven worden door de buitenwereld of door anderen. Onze emoties zijn onze reacties op onze eigen voorstellingen en gedachten. Vooral die dimensie van ons denken die we ons symbolisch landschap zouden kunnen noemen, ons betekenissenlandschap (in tegenstelling tot sensorieel of conceptueel denken), bepaalt onze emotionele reacties. Om onszelf of anderen te begrijpen, volstaat het naar het vocabularium en naar de symbolische, metaforische uitspraken te luisteren. Om anders te voelen, volstaat het een ander intern symbolisch landschap te cultiveren.

Het gaat dus om creativiteit en stuurkunst, en niet om wat ons overkomt. Als wij de hogere dimensie van het denken, d.i. onze zienswijzen, onze oordelen en onze beelden en metaforen leren sturen, zullen wij ook onze emoties (en onze motivering) te sturen. Dan worden onze emoties transparant. Dan worden wij emotioneel volwassen en onafhankelijk. Het gaat er niet om emoties te verdringen of te “controleren”, maar wel om verrijkende emoties op te wekken…

Emoties kunnen enigszins vergeleken worden met spieren. Hoe sturen we onze spieren om een bepaalde beweging uit te voeren? Door de intentie te formuleren! We rekenen er gewoon op dat onze spieren onze intenties zullen uitvoeren. Hoe zouden we anders een trap kunnen oplopen? Hoe kunnen we onze emoties sturen? Door intentioneel bepaalde beelden op te roepen! We maken ons angstig door beangstigende beelden op te roepen. We maken ons kwaad door kwaadmakende beelden op te roepen. We maken ons blij door vreugdevolle beelden op te roepen. (zie de vraag over emotioneel management)

In principe kunnen we dus op elk ogenblik elke emotie hebben die we maar willen. We kunnen dus ook op elk ogenblik de emoties van bewondering, dankbaarheid, mededogen en vreugde voelen. Dat zijn de emoties die in het Boeddhisme de “grote emoties” worden genoemd, in tegenstelling tot de “kleine emoties” als angst, kwaadheid, jaloersheid, schuldgevoelens, irritaties, enz.

Deze technieken worden niet alleen in het Boeddhisme gebruikt, maar ook in bijv. NLP waar men dan over “herkaderen” spreekt, d.i. een wijziging van perceptie. Het idee is dat men altijd een kader kan vinden dat inspirerend en empowerend is, een kader dat ons groter maakt.

maandag 7 juli 2008

Met mijn verstand weet ik het wel, maar mijn gevoelens willen niet! Hoe zit dat met de verhouding tussen verstand en gevoel?


Het antwoord op de vraag naar de verhouding tussen verstand en gevoel is niet meteen duidelijk en heeft de mens al heel lang beziggehouden. Omdat die verhouding niet juist te vatten is, hebben mensen zich al lang beholpen met metaforen. Metaforen zijn op zich niet juist of onjuist. Het zijn instrumenten om het leven denkbaarder en transparanter te maken, net zoals bijv. een schaakspel heel ingewikkeld lijkt maar transparant wordt als je de regels kent. Het blijft dan nog altijd fascinerend om te zien wat een bepaald individu in een bepaalde omstandigheid zal doen. In die zin is een schaakspel op zich een metafoor voor het leven…


Een klassieke metafoor is die van het lichaam en de geest of de ziel, zonder dat duidelijk is hoe men zich de geest of de ziel zou moeten voorstellen. Het zou gaan om een tijdelijke vereniging van een eindig (sterfelijk) lichaam met een onsterfelijke geest of ziel.


Dat leidt al snel tot het idee van het lagere en het hogere, zonder dat ook in dit geval duidelijk is hoe men zich dat moet voorstellen of waar de grens juist zou zijn.


Dat leidt op zijn beurt dan weer tot de opvatting van het goede en het kwade in de mens. Het idee van een strijd tussen het goede en het kwade lijkt afkomstig te zijn van Zoroaster en werd min of meer gewijzigd overgenomen door de meeste monotheïstische godsdiensten die zich op Zoroaster geïnspireerd hebben.


Plato gebruikte de metafoor van de mens als wagenmenner met een stel paarden, waaronder een paard van het goede en een paard van het kwade. Het was de taak van de wagenmenner het geheel in de juiste baan te sturen.


Freud had het idee van het bewuste en het onbewuste in de mens. Hij zag het onbewuste als een soort vulkaan met onbekende, duistere krachten, die het ons op elk ogenblik moeilijk kunnen maken.


Een hedendaags idee is uiteraard geïnspireerd op de computer. Net als een computer nemen de hersenen immers informatie op, verwerken die, en nemen beslissingen om te handelen. Het bewustzijn is dan de gebruiker van de computer. Zoals met een computer kan de gebruiker soms met onverwachte gebeurtenissen te maken hebben omdat ergens in het geheugen nog informatie aanwezig was die een invloed kan hebben op de werking. Dat leidt tot het idee van het wissen van onjuiste informatie en het programmeren of herprogrammeren van onze computer. Het leidt tot het alleszins verleidelijke idee van een totale controle…


Het oosten kent de metafoor van de mens als berijder van een olifant. Een olifant is een groot en log dier. Hij is een symbool voor het evolutionaire spel dat in ons gespeeld wordt. Toch kan een mens erin slagen het dier te berijden en voor zich te laten werken. Het voordeel van deze metafoor boven de computermetafoor is dat we begrijpen dat we weliswaar geen totale controle hebben, maar dat we die ook niet nodig hebben. Ook als wij in slaap vallen, zal de olifant immers niet in een ravijn lopen. Onze olifant wil immers net zozeer overleven als wijzelf. In tegenstelling tot een computer, die zichzelf hopeloos in de knoop kan werken en daar dan alleen met menselijke tussenkomst weer uit kan komen, is een olifant een perfecte en betrouwbare overlevingsmachine, die ook zonder tussenkomst van de mens perfect kan overleven. Die ingebouwde overlevingsdeskundigheden van onze olifant kunnen ons dan ook als berijder goed van pas komen. Een olifant is immers een zeer rationele overlevingsmachine, die altijd goede redenen heeft om te doen wat ie doet, alleen heeft een olifant een rationaliteit die soms een beetje onhandig is in onze hoogtechnologische cultuur en bij het samenleven in miljoenensteden. Onze olifant heeft het dan ook soms een beetje moeilijk met ons, en wij met hem. Hij vreet veel liever een maïsveld kaal en werken voor een mens hoort niet echt tot de normale rationaliteit van een olifant. Toch wil onze olifant best voor ons werken, maar dan moeten we beginnen met heel aandachtig te zijn om de olifant te leren kennen. Dan kunnen we voorzichtig en geduldig beginnen met de rationaliteit van de olifant in de richting van onze eigen wensen te sturen. Maar de olifant blijft altijd veel groter en sterker dan wijzelf en als hij echt niet wil kunnen wij daar niet direct veel aan doen.


Er zijn dus verschillende vormen van “weten”. Een conceptueel weten dat de berijder wel in zijn hoofd heeft, maar dat de olifant niet in beweging zet, zal niet veel concreet effect hebben. Een echt weten is een actief weten dat beelden en emoties oproept die de olifant in beweging zetten. Er zullen maar weinig mensen zeggen: “ik weet dat ik op vakantie zou moeten gaan maar ik mis wilskracht”. Het idee van vakantie roept bij de meeste mensen immers beelden op van aantrekkelijke stranden, berglandschappen of restaurantjes. Daardoor ontstaat in hun lichaam en in hun emoties een krachtige ja-dynamiek: “ja, dat wil ik!” Omgekeerd, waarom zullen de meeste mensen niet aangetrokken worden door bunji-springen of overwegen midden op een kruispunt op de grond te gaan liggen? Omdat dit krachtige beelden oproept waarvoor mensen terugdeinzen. Maar waarom blijven vele mensen onbekommerd roken terwijl zij toch beweren te weten dat dit niet goed is? Omdat in verband met roken alleen maar abstracte concepten worden opgeroepen (bijv. kanker) die niet de kracht hebben om hen in beweging te zetten. De kunst van het motiveren komt dan ook neer op de kunst om motiverende, aantrekkelijke beelden en metaforen te projecteren. Wie stoppen met roken als een verlies of als een moeilijke opdracht ziet, zal weinig gemotiveerd zijn. Wie stoppen met roken als een stap naar een bewuster, vrijer, meer volwassen leven ziet, zal veel meer gemotiveerd zijn.

zondag 15 juni 2008

Waarom is gelukkig zijn zo moeilijk?

Omdat ons brein het daar waarschijnlijk moeilijk mee heeft...

Onze hersenen zijn bedoeld voor het oplossen van problemen en zijn minder goed in het creëren van geluk. Zij voelen zich onwennig als er geen problemen zijn. Zij denken dan dat er vast wel een probleem over het hoofd gezien werd en gaan ijverig op zoek…

Evolutionair gezien is het begrijpelijk dat onze hersenen vooral goed zijn in het oplossen van problemen waar de mens in het verleden vaak mee werd geconfronteerd. Op de eerste plaats uiteraard problemen in verband met overleving, voedsel, veiligheid en gevaar, maar verder ook problemen van sociale aard: partners, vrienden, rivalen, vijanden, conflicten, hiërarchie, samenwerking… Al deze problemen behoren tot onze “overlevingsmodus“ en in al deze situaties was het in het verleden vaak nodig snel, radicaal en veralgemenend te oordelen of iets “goed” of “niet-goed” was, vaak op basis van beperkte gegevens en ervaringen. Foutieve beoordelingen liepen immers vaak fataal af… De overlevingsmodus is als het ware het archaïsche evolutionaire spel dat in ons gespeeld wordt en dat soms zelfs de overhand kan nemen. Misschien is ons brein zelfs zodanig ingesteld op het opmerken en oplossen van problemen, dat een toestand zonder problemen als ongewoon en zelfs beangstigend wordt ervaren …

Het brein is ook veel minder goed in het oplossen van problemen waar het in het verleden vrijwel nooit mee te maken heeft gehad: de ware aard van tijd en ruimte, de relativiteitstheorie, de structuur van de materie, de kwantumfysica, de evolutie van de kosmos, logische en wiskundige problemen, de organisatie van miljoenensteden en grote samenlevingen, het omgaan met spitstechnologie en grote energieën met vaak potentieel destructieve effecten. Voor deze problemen is het net niet nodig snel te oordelen, maar veeleer om niet-oordelend waar te nemen hoe de dingen eigenlijk zijn. Daartoe moeten onze hersenen dan ook in een andere modus werken dan in de “overlevingsmodus”.

Als gevolg van deze dominante “overlevingsmodus” raakt het brein evenwel gemakkelijk “besmet” met onjuiste “inzichten”. De “normale” werking van ons brein, ons “gezond verstand” zegt ons dat de aarde plat is en stilstaat terwijl de rest van het heelal om ons heen draait. We hebben er wat moeite mee, ook al “weten” we het, te begrijpen dat de aarde ruim 4,5 miljard jaar geleden is ontstaan, dat wij met een snelheid van ruim 100.000 km/u (30 km/sec!) door de ruimte om de zon zoeven en met ruim 1.600 km/u om onze aardas draaien en dat mensen die aan “de andere kant” van de aarde lopen toch niet het gevoel hebben ondersteboven te lopen.

We hebben er ook moeite mee om bepaalde dingen achterwege te laten die “plezierig” zijn, ook al “weten” we dat die niet goed voor ons zijn, en andere dingen die “niet plezierig” zijn juist wel te doen, ook al “weten” we dat die goed voor ons zijn. Dat “weten” is meestal niet meer dan de mogelijkheid om een aantal woorden na elkaar uit te spreken. Het aspect “plezierig” of “niet-plezierig” is doorgaans een veel krachtiger drijfveer. Zo vinden mensen het bijzonder moeilijk om te stoppen met roken, met te veel drinken, met de verkeerde dingen te eten en met het ongebreideld najagen van bezit, partners en territorium … ook al “weten” ze dat dit niet tot geluk leidt… (Cfr. bijv. De film “Damage” van Louis Malle)

Uiteindelijk zijn er geen gemakkelijke of moeilijke dingen. Er zijn alleen dingen wie we al kennen en dingen die we nog niet kennen. Van de dingen die we kennen, hebben we een duidelijke voorstelling. Als we een duidelijke voorstelling hebben, kan het lichaam dat ook uitvoeren. Van de dingen die we nog niet kennen hebben we geen duidelijke voorstelling. Dingen lijken moeilijk als we ons er geen duidelijke voorstelling van kunnen maken. Dan lijkt het alsof we in de mist lopen, of in een vreemde stad waarvan we geen kaart hebben.

Dat geldt ook voor existentiële vragen, die juist betrekking hebben op het leven op langere termijn, op de “moeilijke” dingen. Zo hebben wij het bijzonder moeilijk om onze gevoelens op langere termijn correct in te schatten en voor te stellen. Wij overschatten veelal de intensiteit en de duur van het “geluk” dat ons zal te beurt vallen bij het bereiken van bepaalde doelstellingen (meestal komt het neer op een voorbijgaand plezier) en we overschatten ook de aard en de duur van het “ongeluk” dat “voor altijd” ons lot zal zijn als bepaalde gebeurtenissen zich zouden voordoen (ook dat is veelal van voorbijgaande aard).

Om tot geluk te komen moeten wij juist de gewoonte van onze hersenen om snel te oordelen of iets “goed” of “niet-goed” is, even achterwege laten. We moeten op een soort “beschouwende”, “contemplatieve” of “meditatieve” modus overschakelen. Maar dat valt niet mee wegens de aanwezigheid van de kleine (of grote) interne dwingeland, die altijd uit is op onmiddellijk genot of die zich angstig maakt voor een (meestal ingebeelde) dreiging. Pogingen om die interne stem het zwijgen op te leggen of “uit te schakelen” lukken meestal niet. Integendeel, hoe meer we er ons tegen verzetten, hoe sterker die stem lijkt te worden. Het beste wat we kunnen doen lijkt nog te zijn er gewoon om te glimlachen. Door te glimlachen geven we aan dat de interne stem geen macht over ons heeft. Uiteindelijk geeft de interne stem het dan op, net zoals een zeurend kind uiteindelijk opgeeft als het geen speciale aandacht meer krijgt. Dat is precies de bedoeling van meditatie of “mindfulness”.

In die “meditatieve” modus, kunnen we uiteindelijk gaan zien dat we niets missen, dat we niets nodig hebben om gelukkig te zijn. We kunnen stoppen met het zoeken naar dingen die ons kunnen verwonderen en we kunnen beginnen met gewoon verwonderd te zijn. Het enige wat nodig is, is er ook al, namelijk het bewustzijn van het geluk in leven te zijn, het bewust deelnemen aan een groots en wonderlijk proces.


Is dat de kracht van het nu?

Precies. De kracht van het nu is het besef dat er in het nu geen lijden kan zijn. Er kan alleen lijden zijn als we wat er nu is vergelijken met een ingebeelde toestand die verondersteld wordt beter te zijn, als we dus oordelen dat wat er nu is niet goed genoeg is. Maar dan zijn we bezig met oordelen en vergelijken, niet met (be)leven wat er nu is. Hoe zou het nu niet goed genoeg kunnen zijn? Het nu is al wat er is!

Dat wordt geïllustreerd door het verhaal van een man die achterna gezeten wordt door een tijger. Ten einde raad springt hij in een ravijn waar de tijger hem niet kan volgen en waar hij zich nog net kan vasthouden aan een uitstekende wortel. Maar als hij even naar beneden kijkt, ziet hij daar ook al een likkebaardende tijger staan, en tot overmaat van ramp ziet hij hoe een paar muizen aan “zijn” wortel aan het knagen zijn.

Maar toen hij even opzij keek, zag een paar aardbeien staan, pakte er een en stak ze in zijn mond. Wat smaakte die heerlijk…

Bestaat het geluk wel?

Sommigen gaan inderdaad zo ver te verklaren dat het geluk helemaal niet bestaat, dat het een illusie is, dat het niet van deze wereld is, dat het genetisch bepaald is of dat het toch alleen maar om chemische reacties in de hersenen gaat, enz. Deze opvattingen vormen meteen ook het gedroomde (en modieuze) excuus om er niet meer verder over te moeten nadenken en te verklaren dat wie wel nadenkt en zoekt hopeloos naïef is. We kunnen dit vergelijken met iemand die zou beweren dat de schoonheid van een roos of van een schilderij helemaal niet bestaat. Een dergelijk iemand zou op ons niet bepaald een indruk van grote wijsheid maken, maar zou eerder blijk geven van armoede van geest. Schoonheid bestaat voor wie ze ziet. Ze bestaat niet voor wie ze niet ziet. Net zoals een tango bestaat voor wie hem doet bestaan door hem te dansen. Een tango bestaat niet voor wie niet in staat is hem te doen ontstaan.

Is het geluk voor sommigen niet gemakkelijker dan voor anderen?

Wellicht wel. Maar het idee dat het geluk voor sommige mensen moeilijker is dan voor andere, doet niets terzake. Dat geldt immers voor alles: fietsen, viool spelen, paaldansen of badmington spelen. Zelfs als dat waar is, is er namelijk maar één persoon voor u belangrijk en dat bent uzelf. De vraag is wat u wil, niet wat voor andere mensen gemakkelijker of moeilijker zou zijn.