zondag 15 juni 2008

Waarom is gelukkig zijn zo moeilijk?

Omdat ons brein het daar waarschijnlijk moeilijk mee heeft...

Onze hersenen zijn bedoeld voor het oplossen van problemen en zijn minder goed in het creëren van geluk. Zij voelen zich onwennig als er geen problemen zijn. Zij denken dan dat er vast wel een probleem over het hoofd gezien werd en gaan ijverig op zoek…

Evolutionair gezien is het begrijpelijk dat onze hersenen vooral goed zijn in het oplossen van problemen waar de mens in het verleden vaak mee werd geconfronteerd. Op de eerste plaats uiteraard problemen in verband met overleving, voedsel, veiligheid en gevaar, maar verder ook problemen van sociale aard: partners, vrienden, rivalen, vijanden, conflicten, hiërarchie, samenwerking… Al deze problemen behoren tot onze “overlevingsmodus“ en in al deze situaties was het in het verleden vaak nodig snel, radicaal en veralgemenend te oordelen of iets “goed” of “niet-goed” was, vaak op basis van beperkte gegevens en ervaringen. Foutieve beoordelingen liepen immers vaak fataal af… De overlevingsmodus is als het ware het archaïsche evolutionaire spel dat in ons gespeeld wordt en dat soms zelfs de overhand kan nemen. Misschien is ons brein zelfs zodanig ingesteld op het opmerken en oplossen van problemen, dat een toestand zonder problemen als ongewoon en zelfs beangstigend wordt ervaren …

Het brein is ook veel minder goed in het oplossen van problemen waar het in het verleden vrijwel nooit mee te maken heeft gehad: de ware aard van tijd en ruimte, de relativiteitstheorie, de structuur van de materie, de kwantumfysica, de evolutie van de kosmos, logische en wiskundige problemen, de organisatie van miljoenensteden en grote samenlevingen, het omgaan met spitstechnologie en grote energieën met vaak potentieel destructieve effecten. Voor deze problemen is het net niet nodig snel te oordelen, maar veeleer om niet-oordelend waar te nemen hoe de dingen eigenlijk zijn. Daartoe moeten onze hersenen dan ook in een andere modus werken dan in de “overlevingsmodus”.

Als gevolg van deze dominante “overlevingsmodus” raakt het brein evenwel gemakkelijk “besmet” met onjuiste “inzichten”. De “normale” werking van ons brein, ons “gezond verstand” zegt ons dat de aarde plat is en stilstaat terwijl de rest van het heelal om ons heen draait. We hebben er wat moeite mee, ook al “weten” we het, te begrijpen dat de aarde ruim 4,5 miljard jaar geleden is ontstaan, dat wij met een snelheid van ruim 100.000 km/u (30 km/sec!) door de ruimte om de zon zoeven en met ruim 1.600 km/u om onze aardas draaien en dat mensen die aan “de andere kant” van de aarde lopen toch niet het gevoel hebben ondersteboven te lopen.

We hebben er ook moeite mee om bepaalde dingen achterwege te laten die “plezierig” zijn, ook al “weten” we dat die niet goed voor ons zijn, en andere dingen die “niet plezierig” zijn juist wel te doen, ook al “weten” we dat die goed voor ons zijn. Dat “weten” is meestal niet meer dan de mogelijkheid om een aantal woorden na elkaar uit te spreken. Het aspect “plezierig” of “niet-plezierig” is doorgaans een veel krachtiger drijfveer. Zo vinden mensen het bijzonder moeilijk om te stoppen met roken, met te veel drinken, met de verkeerde dingen te eten en met het ongebreideld najagen van bezit, partners en territorium … ook al “weten” ze dat dit niet tot geluk leidt… (Cfr. bijv. De film “Damage” van Louis Malle)

Uiteindelijk zijn er geen gemakkelijke of moeilijke dingen. Er zijn alleen dingen wie we al kennen en dingen die we nog niet kennen. Van de dingen die we kennen, hebben we een duidelijke voorstelling. Als we een duidelijke voorstelling hebben, kan het lichaam dat ook uitvoeren. Van de dingen die we nog niet kennen hebben we geen duidelijke voorstelling. Dingen lijken moeilijk als we ons er geen duidelijke voorstelling van kunnen maken. Dan lijkt het alsof we in de mist lopen, of in een vreemde stad waarvan we geen kaart hebben.

Dat geldt ook voor existentiële vragen, die juist betrekking hebben op het leven op langere termijn, op de “moeilijke” dingen. Zo hebben wij het bijzonder moeilijk om onze gevoelens op langere termijn correct in te schatten en voor te stellen. Wij overschatten veelal de intensiteit en de duur van het “geluk” dat ons zal te beurt vallen bij het bereiken van bepaalde doelstellingen (meestal komt het neer op een voorbijgaand plezier) en we overschatten ook de aard en de duur van het “ongeluk” dat “voor altijd” ons lot zal zijn als bepaalde gebeurtenissen zich zouden voordoen (ook dat is veelal van voorbijgaande aard).

Om tot geluk te komen moeten wij juist de gewoonte van onze hersenen om snel te oordelen of iets “goed” of “niet-goed” is, even achterwege laten. We moeten op een soort “beschouwende”, “contemplatieve” of “meditatieve” modus overschakelen. Maar dat valt niet mee wegens de aanwezigheid van de kleine (of grote) interne dwingeland, die altijd uit is op onmiddellijk genot of die zich angstig maakt voor een (meestal ingebeelde) dreiging. Pogingen om die interne stem het zwijgen op te leggen of “uit te schakelen” lukken meestal niet. Integendeel, hoe meer we er ons tegen verzetten, hoe sterker die stem lijkt te worden. Het beste wat we kunnen doen lijkt nog te zijn er gewoon om te glimlachen. Door te glimlachen geven we aan dat de interne stem geen macht over ons heeft. Uiteindelijk geeft de interne stem het dan op, net zoals een zeurend kind uiteindelijk opgeeft als het geen speciale aandacht meer krijgt. Dat is precies de bedoeling van meditatie of “mindfulness”.

In die “meditatieve” modus, kunnen we uiteindelijk gaan zien dat we niets missen, dat we niets nodig hebben om gelukkig te zijn. We kunnen stoppen met het zoeken naar dingen die ons kunnen verwonderen en we kunnen beginnen met gewoon verwonderd te zijn. Het enige wat nodig is, is er ook al, namelijk het bewustzijn van het geluk in leven te zijn, het bewust deelnemen aan een groots en wonderlijk proces.


Is dat de kracht van het nu?

Precies. De kracht van het nu is het besef dat er in het nu geen lijden kan zijn. Er kan alleen lijden zijn als we wat er nu is vergelijken met een ingebeelde toestand die verondersteld wordt beter te zijn, als we dus oordelen dat wat er nu is niet goed genoeg is. Maar dan zijn we bezig met oordelen en vergelijken, niet met (be)leven wat er nu is. Hoe zou het nu niet goed genoeg kunnen zijn? Het nu is al wat er is!

Dat wordt geïllustreerd door het verhaal van een man die achterna gezeten wordt door een tijger. Ten einde raad springt hij in een ravijn waar de tijger hem niet kan volgen en waar hij zich nog net kan vasthouden aan een uitstekende wortel. Maar als hij even naar beneden kijkt, ziet hij daar ook al een likkebaardende tijger staan, en tot overmaat van ramp ziet hij hoe een paar muizen aan “zijn” wortel aan het knagen zijn.

Maar toen hij even opzij keek, zag een paar aardbeien staan, pakte er een en stak ze in zijn mond. Wat smaakte die heerlijk…

Bestaat het geluk wel?

Sommigen gaan inderdaad zo ver te verklaren dat het geluk helemaal niet bestaat, dat het een illusie is, dat het niet van deze wereld is, dat het genetisch bepaald is of dat het toch alleen maar om chemische reacties in de hersenen gaat, enz. Deze opvattingen vormen meteen ook het gedroomde (en modieuze) excuus om er niet meer verder over te moeten nadenken en te verklaren dat wie wel nadenkt en zoekt hopeloos naïef is. We kunnen dit vergelijken met iemand die zou beweren dat de schoonheid van een roos of van een schilderij helemaal niet bestaat. Een dergelijk iemand zou op ons niet bepaald een indruk van grote wijsheid maken, maar zou eerder blijk geven van armoede van geest. Schoonheid bestaat voor wie ze ziet. Ze bestaat niet voor wie ze niet ziet. Net zoals een tango bestaat voor wie hem doet bestaan door hem te dansen. Een tango bestaat niet voor wie niet in staat is hem te doen ontstaan.

Is het geluk voor sommigen niet gemakkelijker dan voor anderen?

Wellicht wel. Maar het idee dat het geluk voor sommige mensen moeilijker is dan voor andere, doet niets terzake. Dat geldt immers voor alles: fietsen, viool spelen, paaldansen of badmington spelen. Zelfs als dat waar is, is er namelijk maar één persoon voor u belangrijk en dat bent uzelf. De vraag is wat u wil, niet wat voor andere mensen gemakkelijker of moeilijker zou zijn.

dinsdag 10 juni 2008

Wijst de toenemende aanwezigheid van naakt en seks in de samenleving niet op een toenemende normvervaging?


Net zoals er in onze samenleving veel over liefde gesproken wordt, zonder dat er veel besef is van wat liefde eigenlijk is, is er veel te doen over seks en erotiek zonder dat er veel aandacht is voor de diepere betekenis.


Een bij die van bloem tot bloem vliegt om nectar te verzamelen, is zich er niet van bewust dat zij aan kruisbestuiving doet en het leven op aarde mede mogelijk maakt. Een mens kan leven als een bij, alleen begaan met het onmiddellijke plezier. Dat is niet moreel verwerpelijk. Het is alleen niet de hoogst mogelijke vorm van leven voor een mens. Vele mensen leven als een bij, onbewust dat zij deelnemen aan een sacraal proces.


In onze Joods-Christelijke cultuur zijn seks en erotiek om archaïsche redenen verbonden geraakt met wat verboden, slecht en zelfs vies is en dat bijgevolg verborgen moest blijven als iets wat nette mensen niet doen. Het is bijv. typisch dat mensen die Playboy lezen, dat altijd zogenaamd doen "voor de goede interviews", alsof het niet ok is om ook graag naar het vrouwelijk lichaam te kijken. Toen aan Christie Hefner, gedurende jaren de CEO van Playboy, recent gevraagd werd of ze het niet gênant vond dat vrouwen in het blad als seksuele objecten worden voorgesteld, antwoordde ze: "Neen, want mannen en vrouwen zijn seksuele objecten voor elkaar."
In traditionele samenlevingen waar mensen naakt lopen, is er uiteraard geen voedingsbodem voor blote plaatjes. Maar wat verboden is, gebeurt stiekem toch en het onvermijdelijke gevolg daarvan is de huidige ongebreidelde liberalisering, zonder dat dit gepaard gaat met veel diepgang of respect. Al wat verboden was, is plots niet meer verboden, dus toegelaten, en wordt dan ook mateloos gecommercialiseerd, geëxploiteerd en geconsumeerd. Maar we zijn de diepere betekenis kwijt. Nadat we eerst het kind met het badwater hadden weggegooid, hebben we nu het badwater wel terug, maar het kind is er niet meer.
Een vergelijkbaar verschijnsel heeft zich voorgedaan met wat nu “sport” heet en in feite zou moeten gaan om een lichaamscultuur die uiteindelijk tot doel heeft het lichaam als een heilige tempel te eren en te onderhouden. De praktijk is echter verworden tot een zinloos en betekenisloos commercieel gedoe van concurrentie en competitie met titels en medailles waar de meesten alleen passief, als consumenten aan deelnemen.


Omdat wij concepten als “heilig”, “mysterieus” of “goddelijk” niet meer kennen, kunnen wij ze ook niet meer zien. Niet in de erotiek, niet elders. Als wij het verheffende en het verhevene niet meer kunnen zien, blijft alleen het banale over. Men kan ook schilderijen als “alleen maar” verf op een doek, muziek als “alleen maar” noten na elkaar, en seks als “alleen maar” te consumeren plezier zien.


Mensen zijn altijd al gefascineerd geweest door het menselijke lichaam, van bij de antieke Grieken tot in de moderne kunst. Kunst werd dan ook vaak als excuus gebruikt om de mens toe te laten zijn schroom te overstijgen en de blik over de schoonheid van het menselijke lichaam te laten gaan. Waarom zou immers het mooiste en meest volmaakte wezen niet bekeken mogen worden? Maar wat is dan het verschil tussen naakt in de kunst en naakt in de pornografie? En wat is uiteindelijk pornografie? Er is geen steekhoudende definitie van pornografie. Er bestaat alleen een pornografische manier van kijken. Een naakt lichaam of mensen die de liefde bedrijven is niet obsceen en niet pornografisch. Men kan er alleen op een pornografische manier naar kijken. “Pornography is in the eye of the beholder.” Men kan ook op een pornografische wijze naar de Mona Lisa van Leonardo da Vinci of naar de Geboorte van Venus van Boticelli kijken. De pornografische blik is de blik die niet het heilige, het mysterieuze, het goddelijke ziet, maar die alleen zoekt naar het eigen gebruik, het onmiddellijke eigen genot. Het gaat dan niet om de vraag: welk mysterie openbaart zich hier, maar welk genot kan dit mij verschaffen? Het is leven als een bij die nectar verzamelt. De pornografische blik is de blik van de platvloerse consument.


Op net zo’n pornografische, consumptiegerichte manier kan men ook naar de aarde, naar de natuur, naar de samenleving, naar mensen, naar dieren, naar planten, naar voedsel kijken. Het is de blik die in de buitenwereld alleen maar mogelijkheden tot eigen genot zoekt. Men kan dus ook pornografisch eten, als men alleen denkt aan het voldoen van de eigen behoeften. Uiteraard is dit aspect in de activiteit van het eten altijd ook aanwezig, maar men kan tegelijk ook bewust zijn van het feit dat men door het eten van andere organismen (planten, dieren) deel uitmaakt van het grote proces van het leven. Men kan dankbaar en respectvol zijn voor het leven (planten, dieren) dat geleefd heeft en dat men nu opneemt in het eigen leven. Op die manier ontstaat een gevoel van verbinding met andere levende wezens en met de hele natuur. Dan wordt zelfs eten een sacraal gebeuren. Dat vergt alleen aandachtiger leven, met meer mindfulness…


Op dezelfde manier kan men seksualiteit, gaande van het bekijken van al dan niet tot kunst verheven afbeeldingen tot de intieme penetratie en vereniging met een ander persoon, zien als alleen maar een activiteit voor het bevredigen van de eigen behoeften, of als een activiteit waardoor men toetreedt tot een grotere orde, tot het mysterie van het leven. De schoonheid van een menselijk lichaam, net als de schoonheid van een roos of de schoonheid van de sterrenhemel, kan een mystieke beleving zijn. l’Origine du Monde van Gustave Courbet kan met een mystieke blik bekeken worden en de seksuele vereniging kan een sacraal gebeuren zijn, een meditatie, een daad van mystieke overgave.


Het feit dat bepaalde mensen hun lichamelijke kwaliteiten ook aanwenden als broodwinning, zowel in de dure erotische tempels als de Crazy Horse of de Lido in Parijs, als in de goedkopere versies van de peepshows, de erotica-beurzen of de nachtprogramma’s op de commerciële televisiezenders, verandert daar niets aan. Ook onder de string van een paaldanseres of onder de push-up van een stripteaseuse klopt een menselijk hart, ook als de betrokkenen zelf op respectloze wijze met het eigen lichaam omgaan. Wij kunnen alleen maar met mededogen kijken naar mensen die denken dat ze op die manier gelukkiger zullen worden of die geen andere keuze denken te hebben of misschien inderdaad niet hebben. Waarom zou het overigens zo veel respectabeler en nobeler zijn onze hersenen en ons denkvermogen te verhuren dan andere aspecten van ons zijn? Waarom zouden meisjes die hun bekoorlijkheden tonen minder respectabel zijn dan sporters die hun spierbundels tonen? Verhuren topsporters dan niet hun lichaam? Verhuren wij niet allemaal iets? En wie zou met hen willen ruilen? Is dat niet een louter conventionele burgerlijkheid die de wereld opdeelt in goeden en slechten, in een kaste van respectabele “nobelen” en een kaste van verwerpelijke “niet-nobelen”, van “zuiveren” en “onzuiveren”? (“Dank u Heer, dat ik niet ben zoals die!”)


In Oosterse culturen was seksualiteit en erotiek een heilige zaak, een toegang tot de wereld van de mystieke beleving. In vele Oosterse culturen zijn er overvloedig afbeeldingen van naakte mensen en paren die op diverse manieren de lichamelijke liefde beleven. Het beoefenen van de liefde was niet alleen een kunst, zoals beschreven in de Kama-Sutra, maar ook een symbool van het zich verbinden, niet alleen met een bepaald mens, maar uiteindelijk met het hele leven, met de kosmos. In het Tibetaanse Boeddhisme wordt de liefdesdaad, beginnend met een glimlach, via een omhelzing en eindigend in een orgasme, dan ook als model gesteld voor de weg van mededogen en verlichting.

zaterdag 7 juni 2008

Ik heb alles wat ik mij kan wensen, en toch voel ik mij niet gelukkig. Is er misschien iets mis met mij? Doe ik iets verkeerd?

Je doet op zich helemaal niets “verkeerd”. Maar op de eerste plaats maakt de vraag duidelijk dat “alles hebben” inderdaad niet hetzelfde is als gelukkig zijn. Integendeel: voor wie alles heeft, blijft er niets meer te verlangen, geen enkel perspectief, geen enkel doel. Dat wordt doorgaans niet als een toestand van “geluk” ervaren maar als een toestand van leegte, onwelzijn en stress. De mens is kennelijk gemaakt om te klimmen en te exploreren, niet om lekker niets te doen.

Op de tweede plaats blijkt uit deze vraag de vaak gemaakte verwarring tussen plezier en geluk. De meesten onder ons hebben moeite met dit onderscheid. Onze hersenen hebben daar blijkbaar moeite mee. Wij leren dit onderscheid ook niet maken omdat wij leven in een samenleving die vrijwel uitsluitend gericht is op amusement en op het najagen van genietingen en bevrediging van behoeften, van lichamelijke geneugten en emotionele genoegdoeningen, van leuke ervaringen en spannende belevingen, maar waar weinig geluk is.

Geluk daarentegen is een meer existentiële, spirituele beleving. Een eenvoudige vuistregel is: een plezier is iets goeds, iets aangenaams dat je overkomt en waar je kan van genieten (lekker eten, bezittingen, een woning, een auto, een boot, een reis, een vakantie, sociaal succes, …). Plezier is afhankelijk van omstandigheden en is onderhevig aan tijdelijke modeverschijnselen. Geluk daarentegen is niet iets dat je kunt “hebben” of “bezitten”. Het is een beleving, de ervaring dat je zelf iets goeds doet, dat er iets goeds van je uitgaat, dat je een bijdrage levert aan het leven, dat je iets geeft, dat je leven een zin en een betekenis heeft die niet afhankelijk is van omstandigheden of voorbijgaande modes. Een geluk dat niet veroorzaakt of beïnvloed wordt door omstandigheden, kan alleen maar het geluk zijn om het zijn zelf. Het geluk in leven te zijn. Het geluk er te zijn. Het volstaat terug te denken aan een ogenblik dat je gelukkig was. Waardoor was je toen gelukkig? Als je gelukkig bent, is het altijd om iets dat in jezelf is, een beeld van de werkelijkheid of van een persoon. Geluk is een intern proces. Wat niet in jezelf is, kan je niet gelukkig maken. Dat kun je dus ook altijd opnieuw beleven …!

Een kind kent nog alleen maar genoegdoeningen, het voldaan worden van behoeften. Een kind moet alleen maar krijgen omdat het nog niet kan geven.

Een volwassene kan echter niet echt gelukkig zijn door alleen maar te krijgen.

Om dat duidelijker in te zien, kun je het volgende gedachtenexperiment bedenken. Stel dat je de mogelijkheid zou hebben om je te laten verbinden met een gesofistikeerd en geavanceerd apparaat dat niet alleen je hersenactiviteit registreert maar bovendien de juiste hersencentra stimuleert zodat je altijd goede en fijne gevoelens hebt. Om het echt te doen lijken en verveling te vermijden, zouden diverse vormen van stimulatie elkaar willekeurig en onvoorspelbaar opvolgen. Bovendien zou het apparaat ervoor zorgen dat je niet meer zou weten dat je aan een machine gekoppeld bent maar dat je overtuigd zou zijn dat je alles echt meemaakt. Zou je in die omstandigheden willen tekenen om een dergelijke ervaring mee te maken? De meeste mensen die ernstig over de vraag nadenken, bedanken ervoor. Waarom? Merkwaardig toch? Mensen willen zich toch goed voelen? Jazeker, maar mensen willen zich niet zomaar goed voelen, zij willen ook het idee hebben dat zij zich goed voelen om de juiste redenen, omdat zij iets goeds gedaan hebben! Zij willen het goed voelen ook verdiend hebben!

Een volwassene heeft inderdaad een ethische dimensie en heeft het ook nodig te weten dat hij iets goeds doet, dat hij iets geeft, dat hij belangrijk is. Een kind leeft emotie-gestuurd en doet dingen omdat ze leuk zijn, een volwassene is in principe waarde-gestuurd en doet dingen omdat ze waardevol zijn, omdat zij een betekenisvolle bijdrage leveren. Dat kan een bijdrage zijn op wetenschappelijk of artistiek terrein, of op politiek of sociaal terrein, of op relationeel of familiaal terrein.

Iets goeds doen leidt tot de ervaring van geluk, die een diepere ervaring is dan de ervaring van genoegdoening. Geluk is dus ook geen optelsom van genoegdoeningen. Het is een andere dimensie. Daarom zullen alle genoegens en pleziertjes die je hebt (goeie baan, mooie woning, auto, vakanties…) je nooit tot geluk brengen. Je voelt je niet gelukkig omdat er een gevoel van leegte achterblijft, een honger naar zinvolheid, een spirituele honger die nooit opgevuld kan worden door lichamelijke of emotionele genoegdoeningen.

Gelukkig zijn hangt dus niet af van wat je hebt of wat je doet. Een vuilnisophaler kan gelukkiger zijn dan een directeur of een hoogleraar. Maar in onze samenleving wordt ons voorgehouden dat je allerlei dingen “nodig hebt” om gelukkig te zijn. Als je geluk moet hebben om gelukkig te zijn, dan ben je niet echt gelukkig.

Het is een mythe dat je ook maar iets nodig zou hebben om gelukkig te kunnen zijn. Je hebt geen enkele reden nodig om gelukkig te zijn. Niets in de wereld kan je gelukkig maken, maar alles in de wereld kan je inspireren om gelukkig te zijn. Je kunt gewoon gelukkig zijn zonder meer, omdat je leeft, omdat je er bent, omdat je als het ware verliefd bent op het leven.

Hoe kun je nu verliefd worden op het leven!!?

Het gaat natuurlijk om spirituele verliefdheid, niet om romantische of seksuele verliefdheid. Toch is er een grote gelijkenis.
Je kunt namelijk verliefd zijn op het leven op dezelfde manier als je verliefd kunt zijn op een vrouw of op een man: door je open te stellen voor de schoonheid, voor het mysterie.
Krishnamurti zei “Verliefd worden op een mens is God ontmoeten in die mens.” God is immers alleen maar een andere naam voor het mysterie, voor dat wat we niet begrijpen, maar wat ons vervult. Ook Dostojevsky zag het zo.
Verliefd worden is een ervaring van volheid.
Een belangrijk aspect van verliefdheid is dat diegene waarop je verliefd bent daarvoor niets hoeft te doen. Het volstaat dat de persoon er is en dat je er mag bij zijn of dat je weet dat hij bestaat. De persoon waarop je verliefd bent moet je niet gelukkig maken, je bent gewoon gelukkig en vervuld omdat je er mag bij zijn!
Elke esthetische ervaring kan daartoe model staan. Als je een roos bekijkt en vervuld wordt door de schoonheid, kun je beseffen dat wat we de schoonheid noemen, in feite onvatbaar, onverklaarbaar, en onmededeelbaar is. Je kunt alleen stil zijn want al wat je er kunt over zeggen mist de essentie, alle woorden schieten tekort. Er is alleen de ervaring van vreugde en vervuld zijn, en die ervaring is onbenoembaar en onmededeelbaar.
Als iemand dus zegt in die roos, of in die man of in die vrouw niets te zien, dan ben je machteloos. Je kunt het immers niet uitleggen of bewijzen, je kunt alleen uitnodigen om te proberen het ook te zien. Het is juist als onze woorden zwijgen, als ons analytische denken zwijgt, omdat “er niets te zeggen is”, dat de ervaring van schoonheid kan ontstaan. Zolang we dat proberen uit te leggen, te begrijpen of te beoordelen, zullen we de ervaring niet hebben.
Je kunt de schoonheid leren zien in een mens, een kind, een dier, een bloem, een insect, een kei, de sterren, de levende wereld, de hele natuur, het hele leven…
Zo kun je ook gefascineerd worden, verliefd worden op het leven als je gaat zien dat het hele leven in feite als een roos is die zich opent en ontvouwt. Dat is de betekenis van mindfulness. Als je op die manier gaat kijken, wakker wordt, de ogen opent, stil staat, en het mysterie laat binnenkomen, kun je de schoonheid van het leven ervaren.