maandag 2 augustus 2010

Hoe ontstaan psychische problemen en symptomen? Wat kan therapie?

Er is geen consensus over een wetenschap die psychologie zou heten. Er is geen wetenschap van de mens als (min of meer) vrij en bewust wezen. Al wie wat literatuur heeft doorgenomen of symposia heeft bijgewoond, weet dat verschillende psychologische stromingen aan dezelfde feiten verschillende betekenissen toeschrijven en de betrokken therapeuten zullen aan hun patiënten dan ook een andere “waarheid” vertellen. Alle therapeuten kunnen verhalen vertellen over patiënten waarbij deze benaderingen “gewerkt” hebben. Al deze “waarheden” blijken dus ook te “werken”…

Een van de dingen die onze inspanningen om iets over de wereld en de mensen te leren, in de weg staan, zijn de verhalen die we te horen krijgen, die we gaan geloven en die we weer doorvertellen aan anderen, waaronder onze kinderen. Deze gedeelde mythologieën kloppen vaak niet met de realiteit en leiden dan tot foute beslissingen, zoals een reiziger die kan verdwalen omdat hij een onjuiste kaart gebruikt.

Het inzicht in de redenen waarom mensen zich op een bepaalde manier gedragen, is achtergebleven bij ons begrip van de materiële wereld of van lichamelijke ziektes. We zien onszelf graag als onafhankelijke individuen met vaste waarden en normen die onze daden op betrouwbare wijze sturen. Er zijn voldoende argumenten dat dit vaak niet het geval is. De experimenten van Stanley Milgram in de jaren 60 in New Haven tonen aan dat gewone mensen ertoe overhaald kunnen worden anderen pijnlijke en zelfs dodelijke elektrische schokken toe te dienen als ze maar dachten dat ze deelnamen aan een “experiment” van Yale University. Al wat vereist was, was iemand in een witte jas die hun vertelde dat ze door moesten gaan. De lectuur van Milgrams boek Obedience to Authority is bijzonder ontnuchterend.

We zijn getuige geweest van de gruwelen van de Holocaust, de afslachting van Vietnamese burgers bij My Lai, gruwelen van de oorlog in de Balkan, de mishandeling van Irakezen in Abu Ghraib, de genocide in Rwanda, de gruwelen in Congo… De conclusie lijkt onontkoombaar dat iedereen tot goede en slechte daden in staat is en uitermate beïnvloedbaar is.

Toch kan gesteld worden dat ons gedrag globaal altijd bedoeld is om ons te beschermen tegen gevaar of om ons aangename gewaarwordingen te verschaffen. Deze gevaren of aangename gewaarwordingen kunnen intern of extern zijn, reëel of ingebeeld, bewust of onbewust. Dat is de basis waarom wij doen wat wij doen. Er is geen ondubbelzinnig verband tussen de uitlokkende gebeurtenis en het gedrag. Mensen kunnen met andere woorden dezelfde symptomen vertonen om verschillende redenen.

Het enige verschil tussen normaal gedrag en symptoomgedrag is dat normaal gedrag doorgaans niet voor problemen zorgt en terwijl symptoomgedrag doorgaans als problematisch wordt bestempeld.

Vanuit een psychoanalytische invalshoek is een symptoom een poging om een onderliggend conflict op te lossen. Het is een symptomatische bovenbouw op een onopgelost conflict, die de betrokkene beschermt tegen het opnieuw beleven van de vroegere ervaring die als ondraaglijk pijnlijk werd ervaren. Dat was het geval bij de initiële gebeurtenis, doorgaans “trauma” genaamd.* Het is die neurotische structuur die het essentiële verschil vormt met gewone, existentiële levensproblemen, waarvoor op zich geen echte therapeutische behandeling vereist is maar die meer te maken hebben met levenskunst en levenswijsheid.

Een symptoom is dus in eerste instantie een oplossing en de betrokkene zal, zelfs als het probleemgedrag hinderlijk is, dit gedrag toch niet gemakkelijk opgeven, tenzij hij ofwel ervan overtuigd raakt dat het vroegere gevaar niet langer bestaat, of geleerd heeft dat er betere oplossingen zijn om zichzelf te beschermen.
Zo kan een negatief beeld van de toekomst (bijv. bij depressie) bescherming bieden tegen mogelijke toekomstige ontgoochelingen en zal angst voor mannen bescherming bieden tegen mogelijke onaangename seksuele ervaringen. Voortdurende zelfkritiek en lage zelfwaardering kan gezien worden als een poging om aan te sporen tot harder je best doen om het beter te doen en aldus te beschermen tegen de mogelijke gevaren van afkeuring door anderen. Antisociaal of ander probleemgedrag kan een bescherming zijn tegen de gevaren van onvoldoende aandacht krijgen van anderen. Helaas slagen symptomen niet vaak in hun opzet…

In een aantal andere gevallen kan de patiënt evenwel een dermate uitzonderlijk aangename ervaring hebben meegemaakt, dat het probleemgedrag of symptoom bedoeld is om die aangename gewaarwordingen opnieuw te kunnen beleven.

In de verschillende theoretische formuleringen van de verschillende therapeutische scholen wordt dit eenvoudige uitgangspunt vertaald in een andere en vaak complexe terminologie met moeilijke en diepzinnig klinkende woorden en begrippen (onbewuste fantasieën of conflicten, trauma’s, ervaringen in de kinderjaren of de adolescentie, neurotransmitters, oedipuscomplex, castratieangst, trauma’s in vorige levens…).

Wat kan een therapie?

Een psychisch probleem kan altijd beschreven worden in termen van een overdracht (“transfer”) van emoties van de ene ervaring met een situatie of persoon naar een andere. Zo kan een vrouw die als adolescente te maken had met ongepast seksueel gedrag van een familielid, als volwassen vrouw bij elk seksueel contact een “onverklaarbare” afkeer voelen. Iemand die in een tunnel onwel is geworden kan een fobie voor tunnels ontwikkelen. Dit is de zogenaamde negatieve transfer. Er zou sprake zijn van een positieve transfer bij een kind dat bijv. een lieve hond als huisdier heeft gehad en daarna altijd een voorliefde voor honden heeft behouden. Het begrijpen van een symptoom is dus het begrijpen van een overdracht.**

Op grond van het voorgaande kan dan gezegd worden dat een therapie uit één of meer van de volgende vier basisstappen zal bestaan:

  1. het ontdekken van een initieel gebeuren (het “trauma”)
  2. het begrijpen van de pijnlijke ervaringen van het initiële gebeuren
  3. begrijpen hoe het symptoom de patiënt beschermt tegen het opnieuw beleven van deze pijnlijke ervaringen
  4. de patiënt helpen te begrijpen dat het vroegere gevaar niet langer een gevaar is en/of dat er betere manieren zijn om zich te beschermen.
De eerste drie stappen zijn bedoeld om “inzicht” te verwerven en het symptoom als het ware te deconstrueren tot onderliggende betekenisstructuren. In het beste geval leidt dat tot een bewustwording van het onderliggende conflict, waardoor de patiënt uitgenodigd wordt er doorheen te gaan en tot andere/betere conclusies te komen, iets wat de patiënt voordien door de symptomatische bovenbouw kon vermijden. Freud waarschuwde zijn leerlingen dan ook dat zij zich bij het begin van een behandeling de vraag moesten stellen of zij de patiënt wel iets beters te bieden hadden dan de (symptomatische) “oplossing“ die de patiënt zelf al gevonden had …

Aangezien alleen laatste stap echt “therapie” is, gaan een aantal theoretische richtingen, vooral de zogenaamde “oplossingsgerichte benaderingen”, er van uit dat alleen stap 4 echt essentieel is om symptoomgedrag te verhelpen. Hoewel dat wellicht waar is, willen vele patiënten toch een antwoord op de “waarom”-vraag. Mensen willen nu eenmaal een soort historische coherentie en causaliteit in hun leven zien. Het is dan ook redelijk op deze vraag in te gaan, op voorwaarde dat dit binnen de redelijke tijdspanne van enkele sessies kan gebeuren. Er kan immers heel wat tijd zoek gemaakt worden met het “naar boven brengen” van “diep materiaal” en dit kan zelfs maken dat de “echte” pathogene patronen niet in beeld komen. Afgezien van de altijd onzekere status van het antwoord op de “waarom”-vraag, kan nochtans aangenomen worden dat het gemakkelijker is om in te zien dat er geen gevaar meer is of dat er betere manieren van bescherming zijn, als men begrijpt wat het gevreesde gevaar juist was. De meeste aandacht moet evenwel toch naar punt 4 gaan. (zie bijv. de vraag over angst)

Conceptueel kan punt 4 gezien worden als de overgang van het ene zelfbeeld, wereldbeeld of paradigma naar een ander, meer bepaald van de leefwereld van het kind van toen naar de leefwereld van de volwassene van nu, van afhankelijkheid en afwezigheid van keuze naar vrijheid en verantwoordelijkheid. In de ervaringswereld komt dat neer op de overgang van het ene symbolische of metaforische mentale landschap naar een ander. Elke afscheid van een zelfbeeld of wereldbeeld gaat evenwel gepaard met gevoelens van angst en onzekerheid. Patiënten (en andere mensen) zullen vaak slechts met moeite hun oude zienswijze opgeven, omdat dit ondanks alles een vertrouwde en comfortabele structuur was die zich vrijwel automatisch (“onbewust”) aandient. Toch is dat de creatieve stap die vooruitgang mogelijk maakt. Problemen wijzen erop dat de grenzen van een denkwereld bereikt zijn. Problemen moeten dus niet weggewerkt of vermeden worden (zoals in het symptoomgedrag juist het geval was), maar moeten toegelaten en aanvaard worden. Een therapie zal dus altijd moeten laveren tussen de klippen van het zien van het probleem als een louter geïsoleerd probleem van het individu buiten elke sociale context versus het zien van het probleem als een louter probleem van externe invloeden waarvan de patiënt het onschuldige “slachtoffer” is.

Een probleem moet omarmd worden zoals een moeder een moeilijk kind omarmt. Een zogenaamd “probleem” is immers een mogelijkheid, een uitnodiging om dieper na te denken en tot nieuwe inzichten te komen, net zoals Einstein in de problemen met het denkmodel van Newton een mogelijkheid heeft gezien om tot een nieuw model te komen. Elke patiënt moet in zijn persoonlijk leven dus een beetje een Einstein zijn. Dat is ook de basis van elke martiale kunst: de energie van de tegenstander niet “bestrijden” maar ze juist gebruiken om tot een oplossing te komen. De positieve psychologie stelt dat in elk patiënt die lijdt, een gezond en intact individu schuilt.***

De oorspronkelijke Griekse betekenis van het woord “therapeut” is “dienaar”. Een therapeut moet ten dienste staan van de patiënt die naar nieuwe inzichten zoekt. Hij kan niet handelen vanuit een groot en arrogant “weten”. Geen enkele therapeutische benadering zal voor de patiënt “werken”. Een therapie kan beter gezien worden als een soort couveuse waarin de therapeut vanuit een bescheiden positie van welwillende samenwerking de patiënt helpt vragen te stellen en te onderzoeken om bepaalde verhalen los te laten en tot andere verhalen en tot een ander symbolisch landschap te komen. Lijden en geluk zijn immers het gevolg van symbolen en verhalen die we voor waar houden…

_________________

* Een trauma hoeft niet altijd objectief heel zwaarwichtig te zijn. Het essentiële is dat de betrokkene er voor zichzelf zwaarwichtige conclusies aan verbindt, zelfs als de gebeurtenis in de ogen van anderen weinig belangrijk is.

** “Begrijpen” moet hier met de nodige reserve gehanteerd worden. Hoewel we kunnen “begrijpen” dat iemand die door een hond gebeten wordt, een fobie voor honden kan ontwikkelen, is duidelijk dat dit niet noodzakelijk het geval zal zijn voor iedereen die door een hond gebeten wordt. Het is volstrekt onmogelijk te voorspellen of te “begrijpen” of een bepaald persoon die door een hond gebeten is, ook een fobie zal ontwikkelen. Net zo begrijpen we dat een griep door het griepvirus veroorzaakt wordt, maar we kunnen onmogelijk voorspellen of een bepaald individu bij contact met het griepvirus ook een griep zal krijgen. Dit gebrek aan voorspelbaarheid is uiteraard een ernstige beperking van de status van onze “wetenschap” van de mens.

*** Dit is een parafrase op Freud die beweerde dat elk gezond persoon een patiënt is die zichzelf niet kent.







Geen opmerkingen:

Een reactie posten