vrijdag 8 februari 2013

Over slachtoffers en ‘collateral damage’
 
 
Het begrip ‘slachtoffer’ is niet meer uit de berichtgeving weg te branden. Voortdurend noemen mensen zich ‘slachtoffer’. Wie zijn slachtoffers? In de letterlijke betekenis: al wie ‘geslacht’ en ‘geofferd’ is. Zoals Isaac door Abraham geslacht en geofferd ging worden. Dat zijn er niet echt veel. Men kan denken aan wie de dood heeft gevonden door bewust toedoen van een ander persoon. We denken aan de kinderen die door Dutroux of anderen werden vermoord. Maar ook aan mensen die bij aanslagen om het leven zijn gekomen of soldaten die in bevolen dienst op het slagveld het leven hebben gelaten.
 
Bij uitbreiding zou gesteld kunnen worden dat al wie door toedoen van een ander persoon gedwongen of beperkt wordt, in zekere zin ‘slachtoffer’ kan worden genoemd, hoewel hier natuurlijk geen sprake meer is van geslacht of geofferd zijn. Het aantal personen waarop deze definitie van toepassing is, is natuurlijk veel groter. Mensen zeggen bijv. slachtoffer te zijn van het verleden, van een bepaald voorval, van de beslissing van een ander persoon, of van een bepaalde gebeurtenis zoals een natuurramp. Dat kan uiteraard alleen maar in zeer overdrachtelijke zin het geval zijn. Het verleden is er immers niet meer en het bepaalde gebeuren is voorbij. Het feit dat men nog in leven is, toont aan dat men geen ‘slachtoffer’ kan zijn geweest. Men zou dan ook opgelucht en blij kunnen zijn dat dit verleden voorgoed voorbij is. Als mensen aan personen, voorvallen of omstandigheden uit hun verleden toch nog een macht over hun leven en over hun interne emotionele ruimte en beleving toekennen, zijn ze in feite de gevangenen van hun eigen haat en wrok. Zij laten het verleden een schaduw werpen op hun heden en op hun toekomst. Het is als weigeren de zon van vandaag te zien omdat het gisteren regende. Dat is een keuze waarvan mensen doorgaans niet beseffen dat het een keuze is. Ze zien het als het onvermijdelijke gevolg van een onrechtvaardig lot.
 
Vaak blijven mensen zich nog lang slachtoffer noemen. Vaak ook denken mensen dat vervolging en een ‘voldoende’ bestraffing van de dader hen zal bevrijden. Dat is nochtans niet het geval, zoals telkens weer blijkt. De beleving in de interne ruimte staat immers los van mogelijke veranderingen in de buitenwereld. Een gedragsmatige of emotionele verandering (de ‘verwerking’) is alleen mogelijk in de context van een herkadering van het interne mentale landschap.
 
Daarom zal het bestraffen en opsluiten van de dader nooit volstaan zolang men zichzelf niet bevrijd heeft uit de interne gevangenis van haat en wrok. Daartoe is het niet nodig te beoordelen of de dader wel voldoende berouw toont en of de straf wel voldoende is, want dan geeft men de ander nog steeds een macht over het eigen leven. Het heeft dus geen zin en het is contraproductief om slachtoffers te vragen of ze wel ‘genoegen’ kunnen nemen met de straf van de dader. Wie zich van de dader bevrijd heeft, is niet meer geïnteresseerd in de straf. In een rechtstaat is de straf een zaak van de samenleving, niet van de individuele betrokkene. Men leze het boek van Susanne van Well, dat in feite een brief aan Hans van Themse is.
 
Dat is de echte betekenis van vergeven: het is zichzelf bevrijden van de macht van de ander. Het is de macht over het eigen leven terugnemen. Het is zich het leven, dat door de daad van de ander in zekere zin onteigend werd, terug toe-eigenen. Het is terug auteurschap opnemen over het eigen leven. Het is weigeren de eigen geest, de eigen interne ruimte, nog verder door de dader te laten bezoedelen. Door te vergeven toon je dat je groter bent dan de ander en dat de ander niet langer een macht over je leven heeft. Zolang je verslagen, aangedaan of vernederd reageert op wat de ander zegt of doet, geef je hem een macht over je emoties en dus over je leven. Zolang je de daden of de uitspraken van de ander als een ‘slag in het gezicht’ ervaart, ben je niet vrij. In zijn daden en uitspraken toont de dader wie hij is. In onze daden en uitspraken tonen wij wie wij zijn. Viktor Frankl, de Oostenrijkse joodse psychiater die de concentratiekampen in WOII meemaakte, zei: ‘Alles kan een mens ontnomen worden, behalve één ding: de laatste menselijke vrijheid, het kiezen van een houding in elke omstandigheid, de keuze van het eigen gedrag.’ Andere voorbeelden zijn Nelson Mandela en Natascha Kampusch.
 
Sommige mensen weigeren dan ook resoluut zich nog langer ‘slachtoffer’ te noemen, hoewel ze bepaald niet door het leven verwend werden. Ze hebben gelijk. Je als slachtoffer opstellen heeft op korte termijn bepaalde voordelen maar de ‘collateral damage’ op lange termijn is bepaald aanzienlijk: de kwaliteit van je leven! Je bent pas vrij als je de kwaliteit van het leven niet langer afhankelijk maakt van de buitenwereld en van anderen.
   
Daders en misdadigers confronteren ons met de duistere kant in onszelf. In ieder van ons zit immers een mogelijke dader. De verontwaardiging wijst juist op dit krachtig afwijzen van deze donkere zijde in onszelf die we liever niet willen zien. Alleen wat in ons is kan ons verstoren. We projecteren onze ongewenste eigenschappen liever op anderen om daarmee aan te tonen hoe goed en moreel we zelf wel zijn. Publieke figuren sloven zich uit in afkeuringen en afgrijzingen om te tonen hoe moreel hoogstaand ze wel zijn. De massa roept om steniging of kruisiging. Toch kun je alleen maar moreel zijn als je ook immoreel had kunnen zijn. Anders zou er aan moreel handelen immers geen enkele verdienste zijn. Zolang we niet de nederigheid hebben om de donkere zijde in onszelf te aanvaarden en te vergeven, zullen we ook niet in staat zijn donkere zijde in de ander te aanvaarden en te vergeven.

Geen opmerkingen:

Een reactie posten