Waarom trek ik schijnbaar altijd de verkeerde mensen of gebeurtenissen aan?
Mensen en gebeurtenissen komen in je leven om een bepaalde reden, omdat ze je iets te leren hebben. Ze zijn een feedback of een correctie van het leven.
Als iemand in je leven is, is het omdat die persoon een functie heeft.
Als zich een probleem in je leven voordoet, is het omdat je iets te leren hebt.
Ze zijn gekomen om je door een moeilijkheid heen te helpen, je te begeleiden en je fysiek, emotioneel of spiritueel te helpen. Ze zijn er om je te helpen een onwetendheid op te helderen of een beperking in je denken te corrigeren. Ze zijn er om je te helpen wakker te worden. Ze zijn er om een reden waarom het nodig is dat ze er zijn. Als die reden er niet was, zouden ze er niet zijn.
De Dalaï Lama zei: “Pijn is het leven dat tot je spreekt, op een manier die het best je aandacht trekt.”
Aanvaard en leer dus…
woensdag 20 januari 2010
dinsdag 5 januari 2010
Ik weet niet wie ik ben. Hoe kan ik weten wie ik echt ben?
Niemand van ons weet wie hij echt, werkelijk, authentiek, diep… is. Je weet alleen hoe je tot dusver geweest bent als gevolg van de talloze aangeleerde overtuigingen en patronen van denken en handelen. Dat is “Ikzelf, versie 1.0”. Die versie 1.0 kun je leren kennen zoals je elk mens leert kennen: door te luisteren naar wat je zegt en (vooral) door te kijken naar wat je doet. De belangrijkste vraag is dan niet hoe dat zo gekomen is, maar wel: wil je zo doorgaan? Ben je van plan zo te blijven of wil je voortaan een andere versie van jezelf neerzetten? Een versie 2.0 of 3.0?
Al die versies ben je heel echt. Je bent namelijk altijd echt. Zelfs als je je onecht zou voordoen, zou dat echt zijn wat je dan bent! De vraag is dus niet zozeer wie je echt bent, maar wel wie je wil zijn! De vraag is wat de waarden en overtuigingen zijn waar je wil voor staan. Je moet immers niets. Een volwassene moet niets, ongeacht wat anderen ook denken of verwachten. Moeten en mogen zijn woorden uit de kinderwereld en de kindertaal. Een kind wordt immers verplicht om dingen te doen en heeft daarbij geen keuze. Maar een volwassene moet niets en heeft altijd keuze. Er zijn misschien keuzen die men niet wenst te maken, maar dat neemt niet weg dat het keuzen zijn. Die vrijheid is de basis van creativiteit. Een volwassene handelt dus niet omdat hij iets moet of mag, maar omdat hij kiest en bepaalde beslissingen neemt. Een volwassene beslist op grond van waarden en redelijkheid. Een volwassene leeft (in principe) waardegericht. Alleen kinderen (en sommige volwassenen) die de redelijkheid van bepaalde beslissingen nog niet kunnen inzien, moeten in hun eigen belang verplicht worden tot bepaalde keuzen. Kinderen kunnen bijv. niet alleen maar dingen eten die zij fijn vinden, zij moeten ook dingen eten die goed en voedzaam zijn, ook al begrijpen ze dat nog niet. Een volwassene eet bepaalde voedingsmiddelen omdat hij weet dat die gezond zijn. Een volwassene rijdt rechts en betaalt belastingen omdat hij de redelijkheid van het verkeersreglement en van het betalen van belastingen inziet en begrijpt dat dit in ieders voordeel is, niet omdat hij verplicht moet worden…
Onze psychologische realiteit, onze ervaring van wie wij op dit ogenblik zijn en hoe wij in de wereld staan, kunnen wij niet zo goed in abstracte, algemene concepten weergeven, maar kunnen wij het best vatten en begrijpen in een beeld, een metafoor. Dat neemt de vorm aan van een uitspraak als: “Ik voel mij als…” Vaak zal een dergelijk beeld onbewust zijn. Dat neemt niet weg dat het onze kijk op onszelf en op de wereld bepaalt. Het loont dan ook de moeite deze beeldvorming bewuster te laten worden. Voor wie zichzelf bijv. omschrijft als een gevangene, is dat de beleefde, de psychische realiteit. Dat is zijn psycho-logica, ongeacht hoe rationeel of logisch die uitspraak verder ook moge zijn. Voor wie zichzelf omschrijft als iemand die verloren is in de mist of die zijn “roots” kwijt is, zal dat de realiteit zijn.
Daarnaast is het van belang een positief beeld, een visie voor de toekomst te ontwikkelen. Dat is een vorm van leiderschap die essentieel is voor een creatief, scheppend leven. Hoe wil ik mezelf in de toekomst gaan zien? Wil ik mezelf als een kleine, bange muis blijven omschrijven? Geloof ik misschien dat dat mijn lot is of dat ik geen andere keuze heb? Dan zal ik een andere levenservaring tegemoet gaan dan iemand die zichzelf ziet als een adelaar die in zijn vlucht niet gestoord wordt door het geblaat van schapen…
Niemand van ons weet wie hij echt, werkelijk, authentiek, diep… is. Je weet alleen hoe je tot dusver geweest bent als gevolg van de talloze aangeleerde overtuigingen en patronen van denken en handelen. Dat is “Ikzelf, versie 1.0”. Die versie 1.0 kun je leren kennen zoals je elk mens leert kennen: door te luisteren naar wat je zegt en (vooral) door te kijken naar wat je doet. De belangrijkste vraag is dan niet hoe dat zo gekomen is, maar wel: wil je zo doorgaan? Ben je van plan zo te blijven of wil je voortaan een andere versie van jezelf neerzetten? Een versie 2.0 of 3.0?
Al die versies ben je heel echt. Je bent namelijk altijd echt. Zelfs als je je onecht zou voordoen, zou dat echt zijn wat je dan bent! De vraag is dus niet zozeer wie je echt bent, maar wel wie je wil zijn! De vraag is wat de waarden en overtuigingen zijn waar je wil voor staan. Je moet immers niets. Een volwassene moet niets, ongeacht wat anderen ook denken of verwachten. Moeten en mogen zijn woorden uit de kinderwereld en de kindertaal. Een kind wordt immers verplicht om dingen te doen en heeft daarbij geen keuze. Maar een volwassene moet niets en heeft altijd keuze. Er zijn misschien keuzen die men niet wenst te maken, maar dat neemt niet weg dat het keuzen zijn. Die vrijheid is de basis van creativiteit. Een volwassene handelt dus niet omdat hij iets moet of mag, maar omdat hij kiest en bepaalde beslissingen neemt. Een volwassene beslist op grond van waarden en redelijkheid. Een volwassene leeft (in principe) waardegericht. Alleen kinderen (en sommige volwassenen) die de redelijkheid van bepaalde beslissingen nog niet kunnen inzien, moeten in hun eigen belang verplicht worden tot bepaalde keuzen. Kinderen kunnen bijv. niet alleen maar dingen eten die zij fijn vinden, zij moeten ook dingen eten die goed en voedzaam zijn, ook al begrijpen ze dat nog niet. Een volwassene eet bepaalde voedingsmiddelen omdat hij weet dat die gezond zijn. Een volwassene rijdt rechts en betaalt belastingen omdat hij de redelijkheid van het verkeersreglement en van het betalen van belastingen inziet en begrijpt dat dit in ieders voordeel is, niet omdat hij verplicht moet worden…
Onze psychologische realiteit, onze ervaring van wie wij op dit ogenblik zijn en hoe wij in de wereld staan, kunnen wij niet zo goed in abstracte, algemene concepten weergeven, maar kunnen wij het best vatten en begrijpen in een beeld, een metafoor. Dat neemt de vorm aan van een uitspraak als: “Ik voel mij als…” Vaak zal een dergelijk beeld onbewust zijn. Dat neemt niet weg dat het onze kijk op onszelf en op de wereld bepaalt. Het loont dan ook de moeite deze beeldvorming bewuster te laten worden. Voor wie zichzelf bijv. omschrijft als een gevangene, is dat de beleefde, de psychische realiteit. Dat is zijn psycho-logica, ongeacht hoe rationeel of logisch die uitspraak verder ook moge zijn. Voor wie zichzelf omschrijft als iemand die verloren is in de mist of die zijn “roots” kwijt is, zal dat de realiteit zijn.
Daarnaast is het van belang een positief beeld, een visie voor de toekomst te ontwikkelen. Dat is een vorm van leiderschap die essentieel is voor een creatief, scheppend leven. Hoe wil ik mezelf in de toekomst gaan zien? Wil ik mezelf als een kleine, bange muis blijven omschrijven? Geloof ik misschien dat dat mijn lot is of dat ik geen andere keuze heb? Dan zal ik een andere levenservaring tegemoet gaan dan iemand die zichzelf ziet als een adelaar die in zijn vlucht niet gestoord wordt door het geblaat van schapen…
woensdag 20 mei 2009
Ik laat voortdurend over mij heen lopen en als ik neen zeg voel ik mij schuldig. Mensen zeggen soms dat ik te goed ben. Wat moet ik doen om meer assertief te zijn? Hoe kan ik mij beschermen en mijn grenzen stellen?
Stel u gerust: te goed zijn is even onmogelijk als te gezond zijn.
Als mensen “over zich heen laten lopen” is dat meestal uit angst voor afwijzing door de anderen. Zij sloven zich uit om de aanvaarding en de goedkeuring van anderen te krijgen. Zij zijn bang om “mensen te kwetsen” omdat ze bang zijn niet aanvaard te zullen worden. Die angst berust op de biologische angst van elk zoogdier om niet aanvaard te worden en uit het nest of uit de groep gestoten te worden. Ook voor kinderen is aanvaard worden een levensnoodzaak. Volwassenen begrijpen dat die aanvaarding weliswaar nog altijd plezierig is, maar niet meer levensnoodzakelijk. Volwassenen begrijpen ook dat je altijd wel door sommigen aanvaard zult worden en door anderen niet.
Mensen die bang zijn om anderen te “kwetsen” beseffen ze niet dat zij er daarbij impliciet van uitgaan dat de anderen niet voldoende volwassen zijn om in staat te zijn voor zichzelf te zorgen. Maar daardoor bewijzen de anderen geen dienst. Door hun (over)bezorgdheid behandelen ze anderen immers als zwakke en incompetente personen die beschermd moeten worden. Zij maken anderen afhankelijk van hun “hulp” en helpen ze niet om op langere termijn voor zichzelf te kunnen zorgen. In ernstige gevallen spreekt men van co-dependentie, d.i. een afhankelijkheid van de afhankelijkheid van anderen. Zij hebben mensen nodig die geholpen willen worden omdat zij het nodig hebben mensen te kunnen helpen om zich goed te kunnen voelen. (Vraag: wie helpt dan wie?)
Het is belangrijk te begrijpen dat deze mensen in werkelijkheid niets doen “voor anderen”, maar alleen voor zichzelf. De zogenaamde “opoffering” is een illusie. Niemand “offert zich op”. Hun gedrag is immers gebaseerd op hun eigen behoeften en emoties en gaat dus niet over de ander. Voor sommigen lijkt het moeilijk te aanvaarden dat mensen in feite altijd voor zichzelf handelen. Als iemand iets doet “voor een ander”, is dat immers omdat hij het zelf nodig of belangrijk vindt om dat voor die ander te doen. Mensen doen dus altijd wat ze willen en ze doen dat altijd om hun eigen redenen. De eigen reden is in de meeste gevallen angst om afgewezen te worden. De eigen reden komt dus neer op de behoefte om aanvaard te worden.
Maar in werkelijkheid is het zo dat mensen veel gemakkelijker door anderen aanvaard worden als ze beginnen met zich goed te voelen in plaats van dat van anderen te laten afhangen. Anderen reageren immers ook altijd op ons gedrag. De manier waarop je je tegenover jezelf gedraagt, is voor anderen een model voor hoe zij zich tegenover jou zullen gedragen. Je moet niet verwachten dat anderen meer respect zullen tonen dan je voor jezelf toont. Niemand kan “over je heen lopen” als je rechtop blijft staan, maar als je je als een voetmat gedraagt, dan zul je mensen aantrekken die hun voeten willen vegen. Als je toont dat de kwaliteit van je leven voor jou niet zo belangrijk is, dan moet je niet verwachten dat anderen dat wel zullen doen.
Het gevolg is wel dat je jezelf tot een zeurend en klagend iemand maakt. Klagen lucht wel even op maar uiteindelijk maak je het daardoor erger voor jezelf. Door je afhankelijkheid geef je anderen een macht over jou en stel je je zwak op. Je traint jezelf in het ongelukkig zijn en klagen. Je geeft de ander dus niet de beste versie van jezelf. Als je echt iets voor de ander zou willen doen, dan kun je dat alleen maar doen door de beste versie van jezelf te geven. De ander heeft geen behoefte aan een slachtoffer of aan een slaafje, maar aan iemand waar hij kan naar opkijken. En als de ander toch een slaafje zou willen, dan bewijs je hem geen dienst door daar op in te gaan. Dan zou je hem juist een grotere dienst bewijzen door hem er vriendelijk op te wijzen dat andere mensen geen slaafjes zijn.
Als je de anderen en jezelf een echte dienst wil bewijzen, creëer dan in je geest de best mogelijke versie van het grootst mogelijke idee van jezelf en handel dienovereenkomstig. In feite is het veel gemakkelijker door anderen aanvaard te worden als je begint met je goed te voelen! Mensen zoeken het gezelschap van mensen die zich goed voelen, niet van zwakke en bange mensen.
Ben ik dan nog wel gewapend tegen de anderen? Ik moet mij toch beschermen?
Dan heb je geen wapens en geen bescherming meer nodig! Wapens en bescherming zijn tekens van zwakte en angst die je alleen maar nodig hebt als je denkt in vijandig gebied te zijn. Maar de anderen zijn je vijanden niet en de beste afweer tegen de negativiteit van anderen is een schild van positiviteit en vriendelijkheid. De gedragsmatige uiting van vriendelijkheid is een glimlach. Daardoor “ontwapen” je de ander en toon je dat de ander geen macht over jou heeft, dat je de macht over jezelf in handen hebt.
Maar de mensen zijn zo negatief en agressief!
De vraag is niet hoe de mensen zijn of hoe je ze kunt beoordelen, de vraag is hoe je zelf wil zijn! Mensen zijn agressief en gewelddadig als zij geen andere mogelijkheden meer zien en zich bang en machteloos voelen. Zij zijn vaak als kinderen die uit machteloze woede en frustratie tegen de meubelen schoppen. De samenleving reageert daarop vaak op haar beurt met geweld (straffen, gevangenissen, oorlog … ) omdat zij evenzeer geen andere mogelijkheden ziet. Dat houdt de cyclus van geweld en agressie in stand. Op die manier blijft men in de barbaarsheid. De oplossing voor het probleem van geweld is immers niet nog méér geweld, maar de overgang naar andere, geweldloze en meer liefdevolle wijzen van denken en gedrag.
Stel u gerust: te goed zijn is even onmogelijk als te gezond zijn.
Als mensen “over zich heen laten lopen” is dat meestal uit angst voor afwijzing door de anderen. Zij sloven zich uit om de aanvaarding en de goedkeuring van anderen te krijgen. Zij zijn bang om “mensen te kwetsen” omdat ze bang zijn niet aanvaard te zullen worden. Die angst berust op de biologische angst van elk zoogdier om niet aanvaard te worden en uit het nest of uit de groep gestoten te worden. Ook voor kinderen is aanvaard worden een levensnoodzaak. Volwassenen begrijpen dat die aanvaarding weliswaar nog altijd plezierig is, maar niet meer levensnoodzakelijk. Volwassenen begrijpen ook dat je altijd wel door sommigen aanvaard zult worden en door anderen niet.
Mensen die bang zijn om anderen te “kwetsen” beseffen ze niet dat zij er daarbij impliciet van uitgaan dat de anderen niet voldoende volwassen zijn om in staat te zijn voor zichzelf te zorgen. Maar daardoor bewijzen de anderen geen dienst. Door hun (over)bezorgdheid behandelen ze anderen immers als zwakke en incompetente personen die beschermd moeten worden. Zij maken anderen afhankelijk van hun “hulp” en helpen ze niet om op langere termijn voor zichzelf te kunnen zorgen. In ernstige gevallen spreekt men van co-dependentie, d.i. een afhankelijkheid van de afhankelijkheid van anderen. Zij hebben mensen nodig die geholpen willen worden omdat zij het nodig hebben mensen te kunnen helpen om zich goed te kunnen voelen. (Vraag: wie helpt dan wie?)
Het is belangrijk te begrijpen dat deze mensen in werkelijkheid niets doen “voor anderen”, maar alleen voor zichzelf. De zogenaamde “opoffering” is een illusie. Niemand “offert zich op”. Hun gedrag is immers gebaseerd op hun eigen behoeften en emoties en gaat dus niet over de ander. Voor sommigen lijkt het moeilijk te aanvaarden dat mensen in feite altijd voor zichzelf handelen. Als iemand iets doet “voor een ander”, is dat immers omdat hij het zelf nodig of belangrijk vindt om dat voor die ander te doen. Mensen doen dus altijd wat ze willen en ze doen dat altijd om hun eigen redenen. De eigen reden is in de meeste gevallen angst om afgewezen te worden. De eigen reden komt dus neer op de behoefte om aanvaard te worden.
Maar in werkelijkheid is het zo dat mensen veel gemakkelijker door anderen aanvaard worden als ze beginnen met zich goed te voelen in plaats van dat van anderen te laten afhangen. Anderen reageren immers ook altijd op ons gedrag. De manier waarop je je tegenover jezelf gedraagt, is voor anderen een model voor hoe zij zich tegenover jou zullen gedragen. Je moet niet verwachten dat anderen meer respect zullen tonen dan je voor jezelf toont. Niemand kan “over je heen lopen” als je rechtop blijft staan, maar als je je als een voetmat gedraagt, dan zul je mensen aantrekken die hun voeten willen vegen. Als je toont dat de kwaliteit van je leven voor jou niet zo belangrijk is, dan moet je niet verwachten dat anderen dat wel zullen doen.
Het gevolg is wel dat je jezelf tot een zeurend en klagend iemand maakt. Klagen lucht wel even op maar uiteindelijk maak je het daardoor erger voor jezelf. Door je afhankelijkheid geef je anderen een macht over jou en stel je je zwak op. Je traint jezelf in het ongelukkig zijn en klagen. Je geeft de ander dus niet de beste versie van jezelf. Als je echt iets voor de ander zou willen doen, dan kun je dat alleen maar doen door de beste versie van jezelf te geven. De ander heeft geen behoefte aan een slachtoffer of aan een slaafje, maar aan iemand waar hij kan naar opkijken. En als de ander toch een slaafje zou willen, dan bewijs je hem geen dienst door daar op in te gaan. Dan zou je hem juist een grotere dienst bewijzen door hem er vriendelijk op te wijzen dat andere mensen geen slaafjes zijn.
Als je de anderen en jezelf een echte dienst wil bewijzen, creëer dan in je geest de best mogelijke versie van het grootst mogelijke idee van jezelf en handel dienovereenkomstig. In feite is het veel gemakkelijker door anderen aanvaard te worden als je begint met je goed te voelen! Mensen zoeken het gezelschap van mensen die zich goed voelen, niet van zwakke en bange mensen.
Ben ik dan nog wel gewapend tegen de anderen? Ik moet mij toch beschermen?
Dan heb je geen wapens en geen bescherming meer nodig! Wapens en bescherming zijn tekens van zwakte en angst die je alleen maar nodig hebt als je denkt in vijandig gebied te zijn. Maar de anderen zijn je vijanden niet en de beste afweer tegen de negativiteit van anderen is een schild van positiviteit en vriendelijkheid. De gedragsmatige uiting van vriendelijkheid is een glimlach. Daardoor “ontwapen” je de ander en toon je dat de ander geen macht over jou heeft, dat je de macht over jezelf in handen hebt.
Maar de mensen zijn zo negatief en agressief!
De vraag is niet hoe de mensen zijn of hoe je ze kunt beoordelen, de vraag is hoe je zelf wil zijn! Mensen zijn agressief en gewelddadig als zij geen andere mogelijkheden meer zien en zich bang en machteloos voelen. Zij zijn vaak als kinderen die uit machteloze woede en frustratie tegen de meubelen schoppen. De samenleving reageert daarop vaak op haar beurt met geweld (straffen, gevangenissen, oorlog … ) omdat zij evenzeer geen andere mogelijkheden ziet. Dat houdt de cyclus van geweld en agressie in stand. Op die manier blijft men in de barbaarsheid. De oplossing voor het probleem van geweld is immers niet nog méér geweld, maar de overgang naar andere, geweldloze en meer liefdevolle wijzen van denken en gedrag.
zaterdag 25 april 2009
Ik heb zo weinig zelfvertrouwen en ik hou niet van mezelf. Kan ik leren meer van mezelf te houden?
Op de eerste plaats moet onderscheid gemaakt worden tussen zelfwaardering en zelfvertrouwen.
Zelfwaardering is de erkenning van het recht om te bestaan, om er te zijn. Twijfel aan het recht om te bestaan kan ontstaan bij mensen die als kind niet voldoende ervaren hebben dat het goed was er te zijn omwille van het loutere feit er te zijn. Dit zijn kinderen die vaak beoordeeld (d.i. goedgekeurd of afgekeurd) werden op hun gedrag en hun prestaties. Deze kinderen leren dat liefde voorwaardelijk is en een beloning is van goed gedrag. Iemand die als kind geen zelfwaardering heeft geleerd, kan als volwassene toch nog tot het inzicht en de overtuiging komen dat het recht om te bestaan niet van anderen gekregen kan worden. Men heeft het recht er te zijn, gewoon omdat men geboren is. Men krijgt het recht er te zijn van het leven zelf. Een kind kan dit soort overwegingen niet maken en heeft de ervaring nodig. Een volwassene kan door reflectie alsnog tot deze ervaring komen. Denken dat men niet het recht heeft er te zijn, is immers een gebrek aan inzicht in het leven. Men heeft het recht er te zijn, omdat men er is.
De liefde van ouders is vaak immers van een bedenkelijke en oordelende kwaliteit en geeft vaak een verwrongen beeld van wat liefde is. Weinig mensen hebben heldere ideeën over wat liefde eigenlijk inhoudt. De liefde van andere mensen is vaak zeer voorwaardelijk en weinig betrouwbaar en wij geloven ook niet meer dat er een god is die van ons houdt. Wij lijken dus op niemand te kunnen rekenen om van ons te houden, zodat er ons niets anders rest dan van onszelf te houden. Maar daar hebben wij weinig modellen voor en dat vergt een reflectie waar een kind niet toe in staat is. Een kind kan het gebrek aan liefde alleen begrijpen als een gevolg van het feit dat het zelf niet goed genoeg is en geen liefde waard is.
Van jezelf houden is niet verliefd zijn op jezelf of jezelf bewonderen voor je eigenschappen of kwaliteiten, maar is open staan voor en respect hebben voor het leven dat zich in je afspeelt, dat ieder van ons in zich draagt, en dat wij “ik” noemen. Het heeft meer te maken met verwondering en respect dan met verliefd zijn. Het is verwonderd dankbaar zijn voor het geschenk van het leven, voor de uitnodiging er te mogen zijn. Het is blij zijn met het leven waarvan je als individu een manifestatie bent. Het meest liefhebbende dat je voor jezelf kunt doen, is ja-zeggen tegen het leven in jezelf, jezelf toestaan te zijn zoals je bent met de talenten die je gekregen hebt, net zoals liefde voor anderen betekent de anderen aanvaarden zoals ze zijn. Als je jezelf niet kunt aanvaarden, zul je ook anderen niet kunnen aanvaarden. Niet-aanvaarden is de basis van elke agressie, zowel naar jezelf als naar anderen. Liefde voor jezelf betekent het aanvaarden van jezelf, d.i. het onvatbare, wonderlijke wezen dat in jezelf leeft en dat je “ik” noemt. Het is alleen door onze neiging alles (wetenschappelijk) te verklaren en te begrijpen en vooral te beoordelen en te evalueren, dat we niet meer verwonderd zijn. Wat we denken te kennen, wekt geen verwondering meer. Verwondering ontstaat als we begrijpen dat we niet kunnen kennen en alleen maar niet-begrijpend en niet-oordelend aanwezig kunnen zijn…
Toch blijft dit een merkwaardige conceptuele oefening met een in tweeën gesplitst “ik”: een “ik” dat waardeert en een “ik” dat gewaardeerd wordt. Zelfwaardering moet echter meer zijn dan een concept, een zelfbeeld of een dialoog met jezelf. Het moet een manier van in jezelf wonen zijn. Elk idee over jezelf is immers alleen maar een idee dat het “ik” nooit kan vatten. Elk denken over het “ik” is niet het “ik”. Het “ik” is precies de denker die zich op elk ogenblik manifesteert. (Op dit ogenblik is dat de denker die denkt over de denker die denkt over het “ik”.) Het “ik” is geen vaststaande entiteit maar een levende aanwezigheid, een dynamische stroom van ervaringen in elk moment waarop je jezelf toestaat er gewoon te zijn als een niet-oordelend bewustzijn, zonder enig concept (“goedkeuring” of “afkeuring”) over jezelf, als een geïnteresseerde, neutrale getuige van wat er in je geest gebeurt. Door die geestestoestand vriendelijk en mededogend te omarmen, voel je een groter bewustzijn dan die geestestoestand, zoals de zon groter is dan de wolken, zelfs als die de zon verduisteren…
Zelfvertrouwen daarentegen heeft te maken met vertrouwen in de mogelijkheden om dat te doen waarvoor je er gekomen bent, namelijk het leven te leven en op een waardige en verstandige wijze met moeilijkheden om te gaan. Zelfvertrouwen is in de moderne maatschappij een kwestie en een probleem geworden wegens het grote belang dat gehecht wordt aan allerlei prestaties en te bereiken doelstellingen.
In de individualistische hedendaagse samenleving gelooft de mens nog alleen in zichzelf. Er is geen hogere instantie meer die vertrouwen geeft. Er is geen grote hemelse papa meer die alles in orde zal brengen en ook de wetenschap wekt weinig vertrouwen na de vele rampen die de “verlichte” mens over de mensheid heeft gebracht. In onze op prestaties en competitie gerichte samenleving worden vragen als “zelfwaardering”, “van jezelf houden”, “zelfvertrouwen” enz. dan ook als vragen naar persoonlijke eigenschappen en prestaties gezien. Men kan alleen nog in zichzelf geloven. Van de samenleving krijgt men “liefde” en wordt men gewaardeerd als men het even goed of bij voorkeur beter doet dan de anderen. Allerlei idolen worden bejubeld. Vooral mensen met een onvoldoende ontwikkelde zelfwaardering gaan daardoor overmatig belang hechten aan meetellen door “goed presteren”. Zij proberen hun bestaansrecht af te kopen met goede prestaties.
Onze houding tegenover onszelf is een weerspiegeling van onze houding tegenover anderen. In een samenleving waar anderen hard en meedogenloos geoordeeld, veroordeeld en gestraft worden, zullen mensen ook hard en meedogenloos over zichzelf oordelen. Als we anderen niet vertrouwen, zullen we ook onszelf niet vertrouwen. Als we onszelf niet kunnen bevrijden van onze eisen en verwachtingen, zullen we ook anderen niet kunnen bevrijden van onze eisen en verwachtingen.
Dat leidt tot een soort zelftwijfel van de ondermijnende soort die het gevolg is van angst om tekort te schieten of ongeschikt bevonden te worden. Er is een soort angst om betrapt te worden op tekortkomingen waardoor mensen zichzelf juist daardoor een brevet van onvermogen geven. De angst om niet goed genoeg bevonden te worden en om afgewezen te worden is waarschijnlijk de moeder van alle angsten. Het is een angst waar iedereen zal moeten leren mee omgaan om tot een solide basis van emotionele maturiteit te komen. In die zin moet een te veilig en warm nest zelfs als een handicap worden gezien omdat men dan onvoldoende stevigheid heeft verworven en door elk teken van afwijzing door anderen geheel van streek kan raken. Hoewel het fijn zeilen is als het water rustig is en de zon schijnt, brengt dat weinig grote zeilers voort…
Bij zelfvertrouwen gaat het in wezen evenwel helemaal niet om persoonlijke eigenschappen. Zelfvertrouwen is gewoon vertrouwen in het leven dat in ons is. Als wij een trap oplopen, dan weten wij niet hoe wij het doen om de nodige zenuwbanen en spieren aan te sturen. Al wat wij doen is een voornemen maken, een intentie formuleren, en vervolgens vertrouwen wij er gewoon op dat het lichaam onze intentie zal uitvoeren. Het lichaam is de uitvoerende instantie. Als wij spreken, beginnen wij gewoon aan een zin en wij vertrouwen erop dat iets in ons, onze hersenen bijvoorbeeld, de woorden in de juiste volgorde zullen produceren. Net zoals wij een bepaalde auto “vertrouwen” omdat wij de fabrikant vertrouwen, omdat hij van een goed merk is, niet omdat wij hem helemaal onderzocht hebben, zo kunnen wij onszelf vertrouwen, omdat wij de fabrikant kunnen vertrouwen, omdat wij van een goed merk zijn! Namelijk van het merk “mens”. Net zoals wij een auto niet zelf gebouwd hebben, heeft niemand zijn leven, zijn lichaam of zijn mentale vermogens zelf bedacht of gebouwd. Ons lichaam, onze emoties en ons denkvermogen zijn ontwikkeld in een evolutionair proces van research and development dat al vele miljoenen jaren bezig is. De evolutie heeft daarbij heel wat ervaring opgedaan en is redelijk betrouwbaar gebleken. Wij kunnen ze dus redelijk vertrouwen. Ons leven en ons lichaam zijn geschenken van deze evolutie. Het zijn tevens onvermijdelijke partners in de dans van het leven.
Men kan denken aan iemand die op de oceaanbranding surft. Het zogenaamde zelfvertrouwen van de surfer betreft niet alleen hemzelf, maar het hele proces van het surfen. Hij vertrouwt evenzeer op de golf die hem draagt als op zijn lichaam dat zich op de juiste wijze laat dragen. Wij begrijpen niet hoe de zee dat doet. Wij begrijpen ook niet hoe het lichaam dat doet. Wij weten alleen dat we het hele proces kunnen vertrouwen, net zoals wij het lichaam kunnen vertrouwen als het bijv. ademt, de bloedsomloop in stand houdt of een trap oploopt. Wij kunnen vertrouwen op het leven dat in ons is en ons draagt. Speciale gaven zijn niet nodig, vertrouwen in het leven volstaat. Het leven is als een goede moeder die zelfs een angstige, protesterende, huilende en ongelukkige baby liefdevol in de armen sluit.
Het begint er evenwel op te lijken dat men het idee heeft dat men het leven moet kunnen kiezen en inruilen, net zoals men een auto kan kiezen en zo nodig inruilen. Het idee ontstaat dat men “recht heeft” op een even “goed” leven of een even “mooi” lichaam als de buurman, als de anderen.
Daarbij vergeten wij dankbaar te zijn omdat we sowieso een leven hebben, omdat we een lichaam hebben waarmee we kunnen deelnemen aan het leven op deze aarde.
We krijgen geen stempel “goed genoeg” omdat we even goed of beter zijn dan anderen, we zijn “goed genoeg” omdat het leven ons heeft uitgenodigd om er te zijn en om bij te dragen tot het leven. We zijn niet “goed genoeg” vanwege onze persoonlijke prestaties of eigenschappen, maar omdat we deel uitmaken van een groter geheel. Net zoals de cellen in ons lichaam goed genoeg zijn omdat ze hun functie in het grotere geheel vervullen.
Het is merkwaardig dat in landen waar huwelijken gearrangeerd worden, er niet meer echtscheidingen of ongelukkige huwelijken zijn dan in onze landen waar we de vrije keuze hebben. Dat komt omdat er een mentaliteitsverschil is. Wij beoordelen of wat we gekregen hebben wel goed genoeg is en of het wel aan onze wensen en verwachtingen beantwoordt. In andere culturen leert men te waarderen wat men gekregen heeft, wat er is. Daardoor leert men gelukkig te zijn, in plaats van zich af te vragen of wat er is wel gelukkig kan maken.
De gedachte dat wat er is niet goed genoeg is, is de basis van alle ongeluk.
Leren liefhebben wat er is, is de basis van alle geluk.
Op de eerste plaats moet onderscheid gemaakt worden tussen zelfwaardering en zelfvertrouwen.
Zelfwaardering is de erkenning van het recht om te bestaan, om er te zijn. Twijfel aan het recht om te bestaan kan ontstaan bij mensen die als kind niet voldoende ervaren hebben dat het goed was er te zijn omwille van het loutere feit er te zijn. Dit zijn kinderen die vaak beoordeeld (d.i. goedgekeurd of afgekeurd) werden op hun gedrag en hun prestaties. Deze kinderen leren dat liefde voorwaardelijk is en een beloning is van goed gedrag. Iemand die als kind geen zelfwaardering heeft geleerd, kan als volwassene toch nog tot het inzicht en de overtuiging komen dat het recht om te bestaan niet van anderen gekregen kan worden. Men heeft het recht er te zijn, gewoon omdat men geboren is. Men krijgt het recht er te zijn van het leven zelf. Een kind kan dit soort overwegingen niet maken en heeft de ervaring nodig. Een volwassene kan door reflectie alsnog tot deze ervaring komen. Denken dat men niet het recht heeft er te zijn, is immers een gebrek aan inzicht in het leven. Men heeft het recht er te zijn, omdat men er is.
De liefde van ouders is vaak immers van een bedenkelijke en oordelende kwaliteit en geeft vaak een verwrongen beeld van wat liefde is. Weinig mensen hebben heldere ideeën over wat liefde eigenlijk inhoudt. De liefde van andere mensen is vaak zeer voorwaardelijk en weinig betrouwbaar en wij geloven ook niet meer dat er een god is die van ons houdt. Wij lijken dus op niemand te kunnen rekenen om van ons te houden, zodat er ons niets anders rest dan van onszelf te houden. Maar daar hebben wij weinig modellen voor en dat vergt een reflectie waar een kind niet toe in staat is. Een kind kan het gebrek aan liefde alleen begrijpen als een gevolg van het feit dat het zelf niet goed genoeg is en geen liefde waard is.
Van jezelf houden is niet verliefd zijn op jezelf of jezelf bewonderen voor je eigenschappen of kwaliteiten, maar is open staan voor en respect hebben voor het leven dat zich in je afspeelt, dat ieder van ons in zich draagt, en dat wij “ik” noemen. Het heeft meer te maken met verwondering en respect dan met verliefd zijn. Het is verwonderd dankbaar zijn voor het geschenk van het leven, voor de uitnodiging er te mogen zijn. Het is blij zijn met het leven waarvan je als individu een manifestatie bent. Het meest liefhebbende dat je voor jezelf kunt doen, is ja-zeggen tegen het leven in jezelf, jezelf toestaan te zijn zoals je bent met de talenten die je gekregen hebt, net zoals liefde voor anderen betekent de anderen aanvaarden zoals ze zijn. Als je jezelf niet kunt aanvaarden, zul je ook anderen niet kunnen aanvaarden. Niet-aanvaarden is de basis van elke agressie, zowel naar jezelf als naar anderen. Liefde voor jezelf betekent het aanvaarden van jezelf, d.i. het onvatbare, wonderlijke wezen dat in jezelf leeft en dat je “ik” noemt. Het is alleen door onze neiging alles (wetenschappelijk) te verklaren en te begrijpen en vooral te beoordelen en te evalueren, dat we niet meer verwonderd zijn. Wat we denken te kennen, wekt geen verwondering meer. Verwondering ontstaat als we begrijpen dat we niet kunnen kennen en alleen maar niet-begrijpend en niet-oordelend aanwezig kunnen zijn…
Toch blijft dit een merkwaardige conceptuele oefening met een in tweeën gesplitst “ik”: een “ik” dat waardeert en een “ik” dat gewaardeerd wordt. Zelfwaardering moet echter meer zijn dan een concept, een zelfbeeld of een dialoog met jezelf. Het moet een manier van in jezelf wonen zijn. Elk idee over jezelf is immers alleen maar een idee dat het “ik” nooit kan vatten. Elk denken over het “ik” is niet het “ik”. Het “ik” is precies de denker die zich op elk ogenblik manifesteert. (Op dit ogenblik is dat de denker die denkt over de denker die denkt over het “ik”.) Het “ik” is geen vaststaande entiteit maar een levende aanwezigheid, een dynamische stroom van ervaringen in elk moment waarop je jezelf toestaat er gewoon te zijn als een niet-oordelend bewustzijn, zonder enig concept (“goedkeuring” of “afkeuring”) over jezelf, als een geïnteresseerde, neutrale getuige van wat er in je geest gebeurt. Door die geestestoestand vriendelijk en mededogend te omarmen, voel je een groter bewustzijn dan die geestestoestand, zoals de zon groter is dan de wolken, zelfs als die de zon verduisteren…
Zelfvertrouwen daarentegen heeft te maken met vertrouwen in de mogelijkheden om dat te doen waarvoor je er gekomen bent, namelijk het leven te leven en op een waardige en verstandige wijze met moeilijkheden om te gaan. Zelfvertrouwen is in de moderne maatschappij een kwestie en een probleem geworden wegens het grote belang dat gehecht wordt aan allerlei prestaties en te bereiken doelstellingen.
In de individualistische hedendaagse samenleving gelooft de mens nog alleen in zichzelf. Er is geen hogere instantie meer die vertrouwen geeft. Er is geen grote hemelse papa meer die alles in orde zal brengen en ook de wetenschap wekt weinig vertrouwen na de vele rampen die de “verlichte” mens over de mensheid heeft gebracht. In onze op prestaties en competitie gerichte samenleving worden vragen als “zelfwaardering”, “van jezelf houden”, “zelfvertrouwen” enz. dan ook als vragen naar persoonlijke eigenschappen en prestaties gezien. Men kan alleen nog in zichzelf geloven. Van de samenleving krijgt men “liefde” en wordt men gewaardeerd als men het even goed of bij voorkeur beter doet dan de anderen. Allerlei idolen worden bejubeld. Vooral mensen met een onvoldoende ontwikkelde zelfwaardering gaan daardoor overmatig belang hechten aan meetellen door “goed presteren”. Zij proberen hun bestaansrecht af te kopen met goede prestaties.
Onze houding tegenover onszelf is een weerspiegeling van onze houding tegenover anderen. In een samenleving waar anderen hard en meedogenloos geoordeeld, veroordeeld en gestraft worden, zullen mensen ook hard en meedogenloos over zichzelf oordelen. Als we anderen niet vertrouwen, zullen we ook onszelf niet vertrouwen. Als we onszelf niet kunnen bevrijden van onze eisen en verwachtingen, zullen we ook anderen niet kunnen bevrijden van onze eisen en verwachtingen.
Dat leidt tot een soort zelftwijfel van de ondermijnende soort die het gevolg is van angst om tekort te schieten of ongeschikt bevonden te worden. Er is een soort angst om betrapt te worden op tekortkomingen waardoor mensen zichzelf juist daardoor een brevet van onvermogen geven. De angst om niet goed genoeg bevonden te worden en om afgewezen te worden is waarschijnlijk de moeder van alle angsten. Het is een angst waar iedereen zal moeten leren mee omgaan om tot een solide basis van emotionele maturiteit te komen. In die zin moet een te veilig en warm nest zelfs als een handicap worden gezien omdat men dan onvoldoende stevigheid heeft verworven en door elk teken van afwijzing door anderen geheel van streek kan raken. Hoewel het fijn zeilen is als het water rustig is en de zon schijnt, brengt dat weinig grote zeilers voort…
Bij zelfvertrouwen gaat het in wezen evenwel helemaal niet om persoonlijke eigenschappen. Zelfvertrouwen is gewoon vertrouwen in het leven dat in ons is. Als wij een trap oplopen, dan weten wij niet hoe wij het doen om de nodige zenuwbanen en spieren aan te sturen. Al wat wij doen is een voornemen maken, een intentie formuleren, en vervolgens vertrouwen wij er gewoon op dat het lichaam onze intentie zal uitvoeren. Het lichaam is de uitvoerende instantie. Als wij spreken, beginnen wij gewoon aan een zin en wij vertrouwen erop dat iets in ons, onze hersenen bijvoorbeeld, de woorden in de juiste volgorde zullen produceren. Net zoals wij een bepaalde auto “vertrouwen” omdat wij de fabrikant vertrouwen, omdat hij van een goed merk is, niet omdat wij hem helemaal onderzocht hebben, zo kunnen wij onszelf vertrouwen, omdat wij de fabrikant kunnen vertrouwen, omdat wij van een goed merk zijn! Namelijk van het merk “mens”. Net zoals wij een auto niet zelf gebouwd hebben, heeft niemand zijn leven, zijn lichaam of zijn mentale vermogens zelf bedacht of gebouwd. Ons lichaam, onze emoties en ons denkvermogen zijn ontwikkeld in een evolutionair proces van research and development dat al vele miljoenen jaren bezig is. De evolutie heeft daarbij heel wat ervaring opgedaan en is redelijk betrouwbaar gebleken. Wij kunnen ze dus redelijk vertrouwen. Ons leven en ons lichaam zijn geschenken van deze evolutie. Het zijn tevens onvermijdelijke partners in de dans van het leven.
Men kan denken aan iemand die op de oceaanbranding surft. Het zogenaamde zelfvertrouwen van de surfer betreft niet alleen hemzelf, maar het hele proces van het surfen. Hij vertrouwt evenzeer op de golf die hem draagt als op zijn lichaam dat zich op de juiste wijze laat dragen. Wij begrijpen niet hoe de zee dat doet. Wij begrijpen ook niet hoe het lichaam dat doet. Wij weten alleen dat we het hele proces kunnen vertrouwen, net zoals wij het lichaam kunnen vertrouwen als het bijv. ademt, de bloedsomloop in stand houdt of een trap oploopt. Wij kunnen vertrouwen op het leven dat in ons is en ons draagt. Speciale gaven zijn niet nodig, vertrouwen in het leven volstaat. Het leven is als een goede moeder die zelfs een angstige, protesterende, huilende en ongelukkige baby liefdevol in de armen sluit.
Het begint er evenwel op te lijken dat men het idee heeft dat men het leven moet kunnen kiezen en inruilen, net zoals men een auto kan kiezen en zo nodig inruilen. Het idee ontstaat dat men “recht heeft” op een even “goed” leven of een even “mooi” lichaam als de buurman, als de anderen.
Daarbij vergeten wij dankbaar te zijn omdat we sowieso een leven hebben, omdat we een lichaam hebben waarmee we kunnen deelnemen aan het leven op deze aarde.
We krijgen geen stempel “goed genoeg” omdat we even goed of beter zijn dan anderen, we zijn “goed genoeg” omdat het leven ons heeft uitgenodigd om er te zijn en om bij te dragen tot het leven. We zijn niet “goed genoeg” vanwege onze persoonlijke prestaties of eigenschappen, maar omdat we deel uitmaken van een groter geheel. Net zoals de cellen in ons lichaam goed genoeg zijn omdat ze hun functie in het grotere geheel vervullen.
Het is merkwaardig dat in landen waar huwelijken gearrangeerd worden, er niet meer echtscheidingen of ongelukkige huwelijken zijn dan in onze landen waar we de vrije keuze hebben. Dat komt omdat er een mentaliteitsverschil is. Wij beoordelen of wat we gekregen hebben wel goed genoeg is en of het wel aan onze wensen en verwachtingen beantwoordt. In andere culturen leert men te waarderen wat men gekregen heeft, wat er is. Daardoor leert men gelukkig te zijn, in plaats van zich af te vragen of wat er is wel gelukkig kan maken.
De gedachte dat wat er is niet goed genoeg is, is de basis van alle ongeluk.
Leren liefhebben wat er is, is de basis van alle geluk.
maandag 20 april 2009
Hoe kun je nog gelukkig zijn als je kind vermoord is? Dat kun je toch niet aanvaarden? Dan is er toch geen normaal leven meer mogelijk?
We kunnen dat onaanvaardbaar vinden, maar helaas gebeuren onaanvaardbare dingen ook. Ook dat is natuurlijk onaanvaardbaar, maar op die manier komen we dus niet uit de paradox van de onaanvaardbaarheid…
Ik heb ooit een vrouw die ter wereld was gekomen met spina bifida (een zgn open rug) en die dus heel haar leven in een rolstoel moest doorbrengen, horen zeggen: “Het enige verschil tussen normaal leven en leven met een beperktheid, is dat je met een beperktheid heel wat meer over het leven moet nadenken.” Inderdaad. Gelukkig zijn als het leven meezit is geen kunst. De kunst is gelukkig te zijn als het leven of het lot je niet zo gunstig gezind is. Dan is het leven een uitdaging, een test met diverse moeilijkheidsgraden. In de school komt normaal eerst de les en dan komt het examen. In het leven komt vaak eerst het examen en dan komt de les…
Dat wordt geïllustreerd door een bekend Zen-verhaal. Stel dat je met je bootje rustig op een rivier aan het varen bent en dat er plots een ander bootje tegen je opbotst. Het is begrijpelijk dat je dan geïrriteerd en boos zult reageren, tot je merkt dat het andere bootje gewoon leeg is… Dan verdwijnt toch je boosheid? Dan ga je toch niemand aanklagen en bestraffing eisen? Het voorval is nog wel vervelend, maar er is domweg niemand om boos op te worden. Je boosheid verdwijnt dan ook meteen… Je duwt het bootje weg en vaart door met je eigen bootje.
De les en het inzicht is dat de ander vaak als een leeg bootje is. De ander is gewoon dermate opgeslorpt in zijn eigen leven en zijn eigen problemen, dat hij onoplettend tegen jouw bootje is gevaren. Je was gewoon toevallig op die plaats. Met andere woorden: zie het gedrag van de ander als een veruitwendiging van de problemen van die ander en niet als een vijandige aanval op het eigen leven en welzijn.
Stel dat je over straat loopt en een kind komt naar je toe en geeft je een flinke trap die je flink pijn doet. Waarschijnlijk zult u behoorlijk ontstemd zijn, maar gaat u dat kind een even krachtige trap terug geven? Gaat u bestraffing eisen? Als u even nadenkt begrijpt u dat dat kind handelde uit een boosheid die niets met u te maken had. Dat is nu eenmaal wat boze en ongelukkige kinderen doen: zij trappen tegen alles in de buurt, tegen mensen, tegen meubelen. Als u een trap terug zou geven, zou u precies hetzelfde doen en zou u zich evenzeer als een boos kind gedragen. Ofschoon u pijn hebt, zult u het kind dus proberen uit te leggen dat dergelijk gedrag niet kan.
In deze denkwijze kunnen we nog een stapje verder gaan. Stel dat je met je kind rustig in een bos aan het wandelen bent en heel mooie ervaringen hebt. Plots is er een windstoot die een boom doet kraken waardoor die op je kind valt. Je kind is dood. Tegen wie zal je woede zich dan keren? Ga je de wind aanklagen? Ga je de boom aanklagen? De natuur? De kosmos? Wie zal je dan antwoord geven op de vraag “Waarom?” Wie zal er gestraft worden zodat jij “eindelijk aan je rouwproces kunt beginnen”?
De enige bijkomende stap die je nu nog moet maken, is mensen die kwaad doen te leren zien als boze, ongelukkige kinderen die geen andere (en betere) manier kennen om uiting te geven aan hun boosheid en hun ongelukkig zijn.
Vaak is ons lijden het gevolg van het feit dat wij ons domweg op een plaats bevonden waar onbekende, blinde krachten samengekomen zijn en ons getroffen hebben. Waarom maakt het voor uw lijden een verschil uit of de krachten het gevolg waren van de wind of van de psychopathie van een ander mens? Uw lijden is toch in beide gevallen hetzelfde? Beide zijn “onaanvaardbaar”. Waarom is het ene dan toch makkelijker te “aanvaarden” dan het andere?
Als wij “gerechtigheid” en bestraffing eisen, dan doen wij net hetzelfde: wij willen uiting geven aan onze boosheid door een trap terug geven, door te eisen dat de ander bestraft wordt en lijdt. Wij denken dat ons lijden zal verminderen door het lijden van de ander…
(Zie verder de vraag over gevangenisstraffen.)
Maar zo kun je het toch niet zien?
Dat is een keuze. Wij hebben geen keuze in wat ons overkomt, maar wij hebben altijd keuze in hoe wij daar mee omgaan.
In persoonlijke gesprekken en meldingen in de media blijkt echter altijd weer dat vele betrokkenen niet op de eerste plaats bezig zijn met zich weer goed voelen in het leven. Velen willen zelfs niet gelukkig zijn want dat zouden ze onaanvaardbaar en een verraad tegenover hun vermoorde kind vinden.
Zij zoeken daarentegen erkenning en gerechtigheid, zij zoeken genoegdoening en wraak. Zij willen een bestraffing van de dader. Zij voelen zich “gestraft” doordat zij lijden omdat iets hen werd “afgepakt” en zij zoeken een “bestraffing” van de dader. Zij denken dat het lijden van de dader ertoe zal leiden dat zij zich beter zullen kunnen voelen. En als de dader geen in hun ogen voldoende zware straf krijgt, noemen zij zich “dubbel gestraft”. Daarvoor worden vaak fortuinen besteed aan dure advocaten. Dit populaire geloof wordt ook in de media, in verenigingen en in zelfhulpgroepen uitvoerig besproken en toegelicht. Al te weinig wordt beseft dat de betrokkenen met hun haat alleen zichzelf verder pijnigen en vergiftigen. Daar wordt niemand beter van.
Daardoor wordt in feite hetzelfde schema gevolgd als dat van de dader, namelijk slecht voelen leidt tot zinloze agressie in de hoop zich beter te voelen. Zoals een kind dat zich slecht voelt en wild om zich heen trapt in de hoop zich daardoor beter te zullen voelen. Deze hoop blijkt meestal ijdel. Uit vele getuigenissen van betrokkenen en hulpverleners blijkt inderdaad dat dit niet het geval is. Het lijden (de “straf”) van de ander brengt geen vrede in het eigen hart. Het vergif van de haat blijft bestaan en het lijden blijft.
Hoe kun je die moordenaars verstaan?
Mensen proberen altijd gebeurtenissen te “begrijpen”. Dat “begrijpen” is een illusie. We kunnen mensen niet “begrijpen” zoals we machines kunnen begrijpen. Het gedrag van machines kunnen we voorspellen. Het gedrag van mensen kunnen we nooit voorspellen. We vinden dus nooit de “reden” of de “oorzaak” van het gedrag van mensen. Dat kunt u gemakkelijk vaststellen als u over uw eigen gedrag nadenkt. Waarom denkt u dat de uitkomst van de rechtszaak belangrijk is voor uw welzijn? Ook dat kunt u niet verklaren. U gelooft dat omdat u dat gelooft. Ook op die “waarom” vraag is er geen afdoende antwoord.
In een debat na de uitzending “Faites entrer l’accusé” van 24 januari 2010 op de Franse zender France 2 werd een verband gelegd tussen een ongestructureerde jeugd (met materiële, affectieve, intellectuele en/of spirituele armoede, met andere woorden met een tekort aan moederlijke én vaderlijke functie) en delinquent gedrag op latere leeftijd. Met andere woorden: achter elk delinquent gedrag vinden we een mens die lijdt. Een bekend advocaat die aan het debat deelnam, verklaarde dat hij nog nooit een beklaagde had moeten bijstaan waarvoor dat niet het geval was. De omgekeerde redenering gaat evenwel niet op: een ongestructureerde jeugd leidt niet noodzakelijk tot delinquent gedrag. En dat is juist de moeilijkheid: er is geen lineair verband dat altijd waar is. Sommige mensen komen in de delinquentie terecht, andere niet. Daarin ligt juist de vrijheid en dus de onvoorspelbaarheid van de individuele mens. Dat maakt dat op de vraag “waarom” nooit een bevredigend antwoord kan worden gegeven.
Maar is er überhaupt een antwoord denkbaar dat het lijden van de betrokkenen zou kunnen verlichten?
Toch kan niets ons de vrijheid ontnemen om met een hogere wijsheid te reageren. Lao Tse zei: “Behandel goede mensen goed. Behandel niet-goede mensen ook goed. Op die manier komt goedheid tot stand.”
(Zie ook het verhaal van Gary Zukav in de vraag over gevangenisstraffen.)
We kunnen dat onaanvaardbaar vinden, maar helaas gebeuren onaanvaardbare dingen ook. Ook dat is natuurlijk onaanvaardbaar, maar op die manier komen we dus niet uit de paradox van de onaanvaardbaarheid…
Ik heb ooit een vrouw die ter wereld was gekomen met spina bifida (een zgn open rug) en die dus heel haar leven in een rolstoel moest doorbrengen, horen zeggen: “Het enige verschil tussen normaal leven en leven met een beperktheid, is dat je met een beperktheid heel wat meer over het leven moet nadenken.” Inderdaad. Gelukkig zijn als het leven meezit is geen kunst. De kunst is gelukkig te zijn als het leven of het lot je niet zo gunstig gezind is. Dan is het leven een uitdaging, een test met diverse moeilijkheidsgraden. In de school komt normaal eerst de les en dan komt het examen. In het leven komt vaak eerst het examen en dan komt de les…
Dat wordt geïllustreerd door een bekend Zen-verhaal. Stel dat je met je bootje rustig op een rivier aan het varen bent en dat er plots een ander bootje tegen je opbotst. Het is begrijpelijk dat je dan geïrriteerd en boos zult reageren, tot je merkt dat het andere bootje gewoon leeg is… Dan verdwijnt toch je boosheid? Dan ga je toch niemand aanklagen en bestraffing eisen? Het voorval is nog wel vervelend, maar er is domweg niemand om boos op te worden. Je boosheid verdwijnt dan ook meteen… Je duwt het bootje weg en vaart door met je eigen bootje.
De les en het inzicht is dat de ander vaak als een leeg bootje is. De ander is gewoon dermate opgeslorpt in zijn eigen leven en zijn eigen problemen, dat hij onoplettend tegen jouw bootje is gevaren. Je was gewoon toevallig op die plaats. Met andere woorden: zie het gedrag van de ander als een veruitwendiging van de problemen van die ander en niet als een vijandige aanval op het eigen leven en welzijn.
Stel dat je over straat loopt en een kind komt naar je toe en geeft je een flinke trap die je flink pijn doet. Waarschijnlijk zult u behoorlijk ontstemd zijn, maar gaat u dat kind een even krachtige trap terug geven? Gaat u bestraffing eisen? Als u even nadenkt begrijpt u dat dat kind handelde uit een boosheid die niets met u te maken had. Dat is nu eenmaal wat boze en ongelukkige kinderen doen: zij trappen tegen alles in de buurt, tegen mensen, tegen meubelen. Als u een trap terug zou geven, zou u precies hetzelfde doen en zou u zich evenzeer als een boos kind gedragen. Ofschoon u pijn hebt, zult u het kind dus proberen uit te leggen dat dergelijk gedrag niet kan.
In deze denkwijze kunnen we nog een stapje verder gaan. Stel dat je met je kind rustig in een bos aan het wandelen bent en heel mooie ervaringen hebt. Plots is er een windstoot die een boom doet kraken waardoor die op je kind valt. Je kind is dood. Tegen wie zal je woede zich dan keren? Ga je de wind aanklagen? Ga je de boom aanklagen? De natuur? De kosmos? Wie zal je dan antwoord geven op de vraag “Waarom?” Wie zal er gestraft worden zodat jij “eindelijk aan je rouwproces kunt beginnen”?
De enige bijkomende stap die je nu nog moet maken, is mensen die kwaad doen te leren zien als boze, ongelukkige kinderen die geen andere (en betere) manier kennen om uiting te geven aan hun boosheid en hun ongelukkig zijn.
Vaak is ons lijden het gevolg van het feit dat wij ons domweg op een plaats bevonden waar onbekende, blinde krachten samengekomen zijn en ons getroffen hebben. Waarom maakt het voor uw lijden een verschil uit of de krachten het gevolg waren van de wind of van de psychopathie van een ander mens? Uw lijden is toch in beide gevallen hetzelfde? Beide zijn “onaanvaardbaar”. Waarom is het ene dan toch makkelijker te “aanvaarden” dan het andere?
Als wij “gerechtigheid” en bestraffing eisen, dan doen wij net hetzelfde: wij willen uiting geven aan onze boosheid door een trap terug geven, door te eisen dat de ander bestraft wordt en lijdt. Wij denken dat ons lijden zal verminderen door het lijden van de ander…
(Zie verder de vraag over gevangenisstraffen.)
Maar zo kun je het toch niet zien?
Dat is een keuze. Wij hebben geen keuze in wat ons overkomt, maar wij hebben altijd keuze in hoe wij daar mee omgaan.
In persoonlijke gesprekken en meldingen in de media blijkt echter altijd weer dat vele betrokkenen niet op de eerste plaats bezig zijn met zich weer goed voelen in het leven. Velen willen zelfs niet gelukkig zijn want dat zouden ze onaanvaardbaar en een verraad tegenover hun vermoorde kind vinden.
Zij zoeken daarentegen erkenning en gerechtigheid, zij zoeken genoegdoening en wraak. Zij willen een bestraffing van de dader. Zij voelen zich “gestraft” doordat zij lijden omdat iets hen werd “afgepakt” en zij zoeken een “bestraffing” van de dader. Zij denken dat het lijden van de dader ertoe zal leiden dat zij zich beter zullen kunnen voelen. En als de dader geen in hun ogen voldoende zware straf krijgt, noemen zij zich “dubbel gestraft”. Daarvoor worden vaak fortuinen besteed aan dure advocaten. Dit populaire geloof wordt ook in de media, in verenigingen en in zelfhulpgroepen uitvoerig besproken en toegelicht. Al te weinig wordt beseft dat de betrokkenen met hun haat alleen zichzelf verder pijnigen en vergiftigen. Daar wordt niemand beter van.
Daardoor wordt in feite hetzelfde schema gevolgd als dat van de dader, namelijk slecht voelen leidt tot zinloze agressie in de hoop zich beter te voelen. Zoals een kind dat zich slecht voelt en wild om zich heen trapt in de hoop zich daardoor beter te zullen voelen. Deze hoop blijkt meestal ijdel. Uit vele getuigenissen van betrokkenen en hulpverleners blijkt inderdaad dat dit niet het geval is. Het lijden (de “straf”) van de ander brengt geen vrede in het eigen hart. Het vergif van de haat blijft bestaan en het lijden blijft.
Hoe kun je die moordenaars verstaan?
Mensen proberen altijd gebeurtenissen te “begrijpen”. Dat “begrijpen” is een illusie. We kunnen mensen niet “begrijpen” zoals we machines kunnen begrijpen. Het gedrag van machines kunnen we voorspellen. Het gedrag van mensen kunnen we nooit voorspellen. We vinden dus nooit de “reden” of de “oorzaak” van het gedrag van mensen. Dat kunt u gemakkelijk vaststellen als u over uw eigen gedrag nadenkt. Waarom denkt u dat de uitkomst van de rechtszaak belangrijk is voor uw welzijn? Ook dat kunt u niet verklaren. U gelooft dat omdat u dat gelooft. Ook op die “waarom” vraag is er geen afdoende antwoord.
In een debat na de uitzending “Faites entrer l’accusé” van 24 januari 2010 op de Franse zender France 2 werd een verband gelegd tussen een ongestructureerde jeugd (met materiële, affectieve, intellectuele en/of spirituele armoede, met andere woorden met een tekort aan moederlijke én vaderlijke functie) en delinquent gedrag op latere leeftijd. Met andere woorden: achter elk delinquent gedrag vinden we een mens die lijdt. Een bekend advocaat die aan het debat deelnam, verklaarde dat hij nog nooit een beklaagde had moeten bijstaan waarvoor dat niet het geval was. De omgekeerde redenering gaat evenwel niet op: een ongestructureerde jeugd leidt niet noodzakelijk tot delinquent gedrag. En dat is juist de moeilijkheid: er is geen lineair verband dat altijd waar is. Sommige mensen komen in de delinquentie terecht, andere niet. Daarin ligt juist de vrijheid en dus de onvoorspelbaarheid van de individuele mens. Dat maakt dat op de vraag “waarom” nooit een bevredigend antwoord kan worden gegeven.
Maar is er überhaupt een antwoord denkbaar dat het lijden van de betrokkenen zou kunnen verlichten?
Toch kan niets ons de vrijheid ontnemen om met een hogere wijsheid te reageren. Lao Tse zei: “Behandel goede mensen goed. Behandel niet-goede mensen ook goed. Op die manier komt goedheid tot stand.”
(Zie ook het verhaal van Gary Zukav in de vraag over gevangenisstraffen.)
vrijdag 20 maart 2009
Waarom vinden we het zo erg een kind te verliezen en worden we zo weinig geraakt door de dood van zoveel kinderen elke dag in andere delen van de wereld?
Deze (ongemakkelijke) vaststelling leert ons iets belangrijks over het lijden, namelijk dat het lijden niet over de ander gaat maar altijd over onszelf. Er is inderdaad geen enkel aantoonbaar verschil tussen een “eigen” kind dat sterft of een kind in een ver land dat sterft. Het verschil zit niet in die twee kinderen, het verschil zit in onszelf, in het feit dat we het ene kind als “van ons” zijn gaan beschouwen, zodat het verlies als een onrecht en als een bron van lijden wordt ervaren, terwijl het andere kind als “niet van ons” wordt beschouwd, en we het sterven van dat kind dus niet als een onrecht of als een bron van lijden ervaren. Het is overigens opmerkelijk en tekenend dat over “verlies” wordt gesproken. Dat wijst er immers op dat het betrokken kind eerst als een “bezit” werd beschouwd, als een deel van een (affectief) patrimonium dat ons toebehoort. Door het geleden “verlies” zouden we dus armer geworden zijn. Vaak wordt dit ook beargumenteerd door te verwijzen naar een “bloedband” of een emotionele band, alsof dit objectief bestaande entiteiten zouden zijn. Dergelijke “banden” zijn nochtans louter fictief en bestaan alleen voor wie er in gelooft. Het is alleen maar een andere manier om het affectieve patrimonium te benoemen.
Een meer respectvolle manier om naar mensen en dus ook naar kinderen te kijken is dat het niet om bezittingen gaat maar om geschenken. Een geschenk dat we gekregen hebben, blijft immers voor altijd in ons leven en kan een bron van rijkdom en van dankbaarheid blijven, ook als de persoon in kwestie niet langer lichamelijk aanwezig is. We kunnen het nooit meer “verliezen” en het kan ons nooit meer afgenomen worden net zoals we een mooie zomer niet meer kunnen “verliezen”. (zie ook de vraag over verlies)
Voortbouwend op deze gedachtengang kunnen we bij uitbreiding gemakkelijk inzien dat lijden in feite altijd over onszelf gaat, over iets dat ons is aangedaan of iets dat wij verloren zijn. Als we lijden gaat al onze aandacht naar onszelf. We lijden niet om de ander. We lijden om onszelf. Daarom is lijden ook het omgekeerde van liefde, want bij liefde gaat onze aandacht naar de ander. Dat leidt tot mededogen en het verlangen het lijden van de ander te verminderen. Waar liefde is, is geen lijden. Waar lijden is, is geen liefde.
Vanuit een houding van liefde, d.i. van aandacht voor de ander, zal het overlijden van een naastbestaande geen bron van lijden zijn, maar een bron van aandacht voor de ander en van dankbaarheid omdat de ander in ons leven is geweest.
Deze (ongemakkelijke) vaststelling leert ons iets belangrijks over het lijden, namelijk dat het lijden niet over de ander gaat maar altijd over onszelf. Er is inderdaad geen enkel aantoonbaar verschil tussen een “eigen” kind dat sterft of een kind in een ver land dat sterft. Het verschil zit niet in die twee kinderen, het verschil zit in onszelf, in het feit dat we het ene kind als “van ons” zijn gaan beschouwen, zodat het verlies als een onrecht en als een bron van lijden wordt ervaren, terwijl het andere kind als “niet van ons” wordt beschouwd, en we het sterven van dat kind dus niet als een onrecht of als een bron van lijden ervaren. Het is overigens opmerkelijk en tekenend dat over “verlies” wordt gesproken. Dat wijst er immers op dat het betrokken kind eerst als een “bezit” werd beschouwd, als een deel van een (affectief) patrimonium dat ons toebehoort. Door het geleden “verlies” zouden we dus armer geworden zijn. Vaak wordt dit ook beargumenteerd door te verwijzen naar een “bloedband” of een emotionele band, alsof dit objectief bestaande entiteiten zouden zijn. Dergelijke “banden” zijn nochtans louter fictief en bestaan alleen voor wie er in gelooft. Het is alleen maar een andere manier om het affectieve patrimonium te benoemen.
Een meer respectvolle manier om naar mensen en dus ook naar kinderen te kijken is dat het niet om bezittingen gaat maar om geschenken. Een geschenk dat we gekregen hebben, blijft immers voor altijd in ons leven en kan een bron van rijkdom en van dankbaarheid blijven, ook als de persoon in kwestie niet langer lichamelijk aanwezig is. We kunnen het nooit meer “verliezen” en het kan ons nooit meer afgenomen worden net zoals we een mooie zomer niet meer kunnen “verliezen”. (zie ook de vraag over verlies)
Voortbouwend op deze gedachtengang kunnen we bij uitbreiding gemakkelijk inzien dat lijden in feite altijd over onszelf gaat, over iets dat ons is aangedaan of iets dat wij verloren zijn. Als we lijden gaat al onze aandacht naar onszelf. We lijden niet om de ander. We lijden om onszelf. Daarom is lijden ook het omgekeerde van liefde, want bij liefde gaat onze aandacht naar de ander. Dat leidt tot mededogen en het verlangen het lijden van de ander te verminderen. Waar liefde is, is geen lijden. Waar lijden is, is geen liefde.
Vanuit een houding van liefde, d.i. van aandacht voor de ander, zal het overlijden van een naastbestaande geen bron van lijden zijn, maar een bron van aandacht voor de ander en van dankbaarheid omdat de ander in ons leven is geweest.
zondag 15 maart 2009
Maar is dat dan niet egoïstisch?
Het onderscheid tussen egoïsme en altruïsme is een verwarrend onderscheid. Wie iets doet voor anderen, heeft daar immers altijd ook zelf een goed gevoel bij. Voor wie doet hij het dan? En wie iets voor zichzelf doet en daardoor een gelukkiger mens wordt, zal niet kunnen beletten dat ook anderen daar beter van worden. Wie voor jezelf de zon laat schijnen, kan niet beletten dat anderen daar ook warmte van hebben. Voor wie doe je het dan? Anthony de Mello zegt: “Er zijn twee vormen van egoïsme. De eerste is als ik mezelf het genoegen doe om mezelf een genoegen te doen, de tweede als ik mezelf het genoegen doe om anderen een genoegen te doen.” Als je iets goeds doet, ongeacht of het zogenaamd voor jezelf is of zogenaamd voor anderen, doe je dat voor het leven en daar wordt iedereen beter van.
Wat wij egoïsme noemen is in feite een klein bewustzijn, een bewustzijn dat nog niet tot volwassenheid en dus zeker niet tot spiritualiteit gegroeid is. Een klein bewustzijn gaat niet verder dan zichzelf. Een groot bewustzijn omvat ook de anderen. Egoïsme is dus in feite een tekort aan ego, althans aan een volwassen en verantwoordelijk ego. Een volwassen ego begrijpt immers dat wij allemaal deel zijn van het leven en dat wat wij doen altijd gevolgen heeft die iedereen ten goede komen of iedereen schade berokkenen. Een volwassen ego begrijpt dat een geluk in isolatie niet mogelijk is. Wij leven altijd met anderen. Een volwassen ego begrijpt dat het eigen welzijn gekoppeld is aan het welzijn van anderen.
Een klein ego is gekenmerkt door kleine emoties die gaan over het “ik”: angst, woede, jaloersheid, frustratie, verdriet, lijden … Het afleggen van dit kleine ego leidt tot rust en sereniteit, wat in het Boeddhisme “peace of mind” wordt genoemd. Het aannemen van een groter ego leidt tot grotere emoties die gaan over de anderen: dankbaarheid, bewondering, mededogen, mildheid, medeleven, liefde. Dat leidt tot een leven van duurzaam geluk.
Het onderscheid tussen egoïsme en altruïsme is een verwarrend onderscheid. Wie iets doet voor anderen, heeft daar immers altijd ook zelf een goed gevoel bij. Voor wie doet hij het dan? En wie iets voor zichzelf doet en daardoor een gelukkiger mens wordt, zal niet kunnen beletten dat ook anderen daar beter van worden. Wie voor jezelf de zon laat schijnen, kan niet beletten dat anderen daar ook warmte van hebben. Voor wie doe je het dan? Anthony de Mello zegt: “Er zijn twee vormen van egoïsme. De eerste is als ik mezelf het genoegen doe om mezelf een genoegen te doen, de tweede als ik mezelf het genoegen doe om anderen een genoegen te doen.” Als je iets goeds doet, ongeacht of het zogenaamd voor jezelf is of zogenaamd voor anderen, doe je dat voor het leven en daar wordt iedereen beter van.
Wat wij egoïsme noemen is in feite een klein bewustzijn, een bewustzijn dat nog niet tot volwassenheid en dus zeker niet tot spiritualiteit gegroeid is. Een klein bewustzijn gaat niet verder dan zichzelf. Een groot bewustzijn omvat ook de anderen. Egoïsme is dus in feite een tekort aan ego, althans aan een volwassen en verantwoordelijk ego. Een volwassen ego begrijpt immers dat wij allemaal deel zijn van het leven en dat wat wij doen altijd gevolgen heeft die iedereen ten goede komen of iedereen schade berokkenen. Een volwassen ego begrijpt dat een geluk in isolatie niet mogelijk is. Wij leven altijd met anderen. Een volwassen ego begrijpt dat het eigen welzijn gekoppeld is aan het welzijn van anderen.
Een klein ego is gekenmerkt door kleine emoties die gaan over het “ik”: angst, woede, jaloersheid, frustratie, verdriet, lijden … Het afleggen van dit kleine ego leidt tot rust en sereniteit, wat in het Boeddhisme “peace of mind” wordt genoemd. Het aannemen van een groter ego leidt tot grotere emoties die gaan over de anderen: dankbaarheid, bewondering, mededogen, mildheid, medeleven, liefde. Dat leidt tot een leven van duurzaam geluk.
vrijdag 20 februari 2009
Ik kan toch onmogelijk gelukkig zijn als ik zoveel verloren ben?
Je bent niets verloren. “Verlies” is een mentale representatie. Er valt niets te verliezen. Het concept “verlies” veronderstelt dat er een “bezit” was. Er was ook geen bezit. Bezit is een verhaal, een interne representatie waarin de gedachte “ik” gekoppeld is aan de gedachte aan “iets”. (Tolle) Dat verhaal is het enige wat je kan verliezen. Je kan alleen maar de illusie verliezen dat je iets bezat. In werkelijkheid heb je nooit iets in de buitenwereld bezeten. Je hebt het alleen mogen bekijken. Je bent er mogen bij zijn. Je hebt er je mogen in verheugen. Je hebt het mogen gebruiken. Wat je kan verliezen heb je niet echt bezeten en wat je echt bezit kan je niet verliezen. Je bent naakt en zonder enig bezit ter wereld gekomen en alles wat je “hebt”, zijn geschenken, geen bezittingen: je lichaam, je opvoeding, je ouders, je kennis en je inzichten, al je “bezittingen”, je sociale relaties, je kinderen, al wie je kent. Af en toe verdwijnt er ook weer iets uit je leven van het vele dat je gekregen hebt. Dat is alles. De enige houding die van een volwassen bewustzijn getuigt, is dan ook dankbaarheid. Ook als een bepaald geschenk op een bepaald moment ophoudt er te zijn, kan je nog altijd dankbaar zijn omdat je het gekregen hebt. Het was immers geen recht. Als je een mooie reis gemaakt hebt, zeg je daarna toch niet dat je je reis verloren bent en dat je leven nu leeg is? En na een goed gesprek zeg je toch niet dat je dat gesprek nu kwijt bent? Je bent toch dankbaar om wat er in je leven gekomen is en wat dat je aan wijsheid bijgebracht heeft? Je bent toch blij met de blijvende mooie herinnering?
We zijn niet vaak dankbaar meer omdat we alles als een vanzelfsprekend recht zijn gaan beschouwen, en voor een recht hoef je niet dankbaar te zijn, dat is gewoon een recht. Het is iets wat je “nodig” hebt en wat men je gewoon “moet” geven. Zo zijn we ook de mensen en de relaties in ons leven als een recht gaan beschouwen, als een eigendom dat je kunt verliezen. En als je verliest, heb je het recht om je slachtoffer te noemen en kwaad te zijn.
Deze kromme manier van denken is oorzaak van heel wat negativiteit en lijden in het dagdagelijkse leven.
Volwassen worden is gewoon ervan bewust worden dat al die feitelijkheden en gebeurtenissen geen recht zijn en niet “nodig” zijn. Ze zijn aangenaam en het is goed ervan te genieten als ze er zijn, maar ze zijn niet “nodig” om te kunnen deelnemen aan het proces van het leven en om je te kunnen verwonderen over de mysterieuze schoonheid ervan.
Je bent niets verloren. “Verlies” is een mentale representatie. Er valt niets te verliezen. Het concept “verlies” veronderstelt dat er een “bezit” was. Er was ook geen bezit. Bezit is een verhaal, een interne representatie waarin de gedachte “ik” gekoppeld is aan de gedachte aan “iets”. (Tolle) Dat verhaal is het enige wat je kan verliezen. Je kan alleen maar de illusie verliezen dat je iets bezat. In werkelijkheid heb je nooit iets in de buitenwereld bezeten. Je hebt het alleen mogen bekijken. Je bent er mogen bij zijn. Je hebt er je mogen in verheugen. Je hebt het mogen gebruiken. Wat je kan verliezen heb je niet echt bezeten en wat je echt bezit kan je niet verliezen. Je bent naakt en zonder enig bezit ter wereld gekomen en alles wat je “hebt”, zijn geschenken, geen bezittingen: je lichaam, je opvoeding, je ouders, je kennis en je inzichten, al je “bezittingen”, je sociale relaties, je kinderen, al wie je kent. Af en toe verdwijnt er ook weer iets uit je leven van het vele dat je gekregen hebt. Dat is alles. De enige houding die van een volwassen bewustzijn getuigt, is dan ook dankbaarheid. Ook als een bepaald geschenk op een bepaald moment ophoudt er te zijn, kan je nog altijd dankbaar zijn omdat je het gekregen hebt. Het was immers geen recht. Als je een mooie reis gemaakt hebt, zeg je daarna toch niet dat je je reis verloren bent en dat je leven nu leeg is? En na een goed gesprek zeg je toch niet dat je dat gesprek nu kwijt bent? Je bent toch dankbaar om wat er in je leven gekomen is en wat dat je aan wijsheid bijgebracht heeft? Je bent toch blij met de blijvende mooie herinnering?
We zijn niet vaak dankbaar meer omdat we alles als een vanzelfsprekend recht zijn gaan beschouwen, en voor een recht hoef je niet dankbaar te zijn, dat is gewoon een recht. Het is iets wat je “nodig” hebt en wat men je gewoon “moet” geven. Zo zijn we ook de mensen en de relaties in ons leven als een recht gaan beschouwen, als een eigendom dat je kunt verliezen. En als je verliest, heb je het recht om je slachtoffer te noemen en kwaad te zijn.
Deze kromme manier van denken is oorzaak van heel wat negativiteit en lijden in het dagdagelijkse leven.
Volwassen worden is gewoon ervan bewust worden dat al die feitelijkheden en gebeurtenissen geen recht zijn en niet “nodig” zijn. Ze zijn aangenaam en het is goed ervan te genieten als ze er zijn, maar ze zijn niet “nodig” om te kunnen deelnemen aan het proces van het leven en om je te kunnen verwonderen over de mysterieuze schoonheid ervan.
donderdag 15 januari 2009
Ik ben mijn zoon van 20 verloren na een vreselijke ziekte. Het is toch normaal dat ik daaronder lijd?
Elke ervaring heeft een interne structuur, ook het lijden. Het zijn niet de gebeurtenissen die ons doen lijden, maar onze interne representatie (d.i. woorden, beelden) van de gebeurtenissen, meer bepaald het verschil tussen onze interne voorstelling van hoe de realiteit zou moeten zijn en de externe realiteit die is wat ze is. Iedereen heeft min of meer vaststaande ideeën of beelden over hoe de realiteit zich hoort te gedragen en wat al dan niet mag gebeuren. Mensen kunnen maar moeilijk van die ideeën of beelden afstappen.
Maar de realiteit is altijd veranderlijk. Lijden is precies het vasthouden aan een rigide interne voorstelling en het weigeren de verandering in de externe realiteit te aanvaarden. Het is het gevecht met de realiteit. Het is weigeren de realiteit te bewonen zoals ze is. Sommige aspecten van de realiteit zijn inderdaad beïnvloedbaar, maar als je in een gevecht met een onontkoombare realiteit verwikkeld bent, is het niet moeilijk te zien wie zal winnen. Aan het leven van je zoon is op een bepaald ogenblik een einde gekomen. Dat is de feitelijkheid, de onontkoombare realiteit. Van die feitelijkheid maak je op een bepaalde manier, met woorden en met beelden, een interne voorstelling, een representatie. Dat gebeurt doorgaans op een spontane manier, met de woorden en de beelden die in de samenleving waarin je leeft gangbaar zijn en normaal lijken. Het lijden is precies het verzet tegen de realiteit dat in die zelfgecreëerde voorstelling tot uiting komt. Je maakt als het ware een afbeelding die je verzet tegen de realiteit symboliseert. Dat verzet is precies je lijden. Dat komt bijv. tot uiting in het gebruik van het woord “verlies”. Als je een feitelijkheid als een “verlies” voorstelt, is het normaal dat je daar verzet tegen ervaart. Niemand wil immers iets verliezen. Je blijft je niet-aanvaarden voeden met gedachten als “dat kan toch niet, dat is toch niet juist dat mij dat moet overkomen, dat is toch niet rechtvaardig, dat is toch onaanvaardbaar.” Je kunt met andere woorden je zoon als het ware geen toestemming geven om dood te zijn. Je noemt dit een “verlies” en je verzet je tegen het leven dat je dit “aandoet”.
Je kan dat normaal noemen, en dat is het ook in de zin dat het veel voorkomt. Maar het is niet het beste wat je kunt doen. In feite zeg je “Neen, dit kan niet!” tegen het leven en de ervaring van dat “Neen” is je lijden. Het is begrijpelijk dat je begint met “Neen” te ervaren. Het verwerkingsproces is precies het omzetten van dat “Neen, dit kan niet!” in een “Ik aanvaard dit, ik kan ermee leven”. Het rouwproces is het aanvaarden van de realiteit en het ophouden te pogen je interne realiteit aan de externe realiteit op te leggen. Het is de beslissing de wereld te bewonen zoals ze voortaan zal zijn. Dat betekent niet dat je wat gebeurd is goed of wenselijk moet vinden of dat je er vrolijk om moet zijn. Het betekent alleen dat je een andere interne representatie kiest, waarin je erkent dat het gebeuren weliswaar onbegrijpelijk is, maar dat het leven altijd onbegrijpelijk blijft en dat je beslist dat te aanvaarden en op een waardige wijze verder te leven. Hoe lang je verwerkingsproces zal duren, hangt alleen maar af van je niveau van bewustzijn en van hoezeer je daar mentaal vooraf al had over nagedacht, met andere woorden welke denkinstrumenten en representatiemogelijkheden je ter beschikking hebt. Het probleem is dat men in onze cultuur van genietingen en amusement daar juist zo weinig mogelijk over nadenkt. Als een bepaalde gebeurtenis zich dan toch voordoet, reageert men getraumatiseerd en is men nauwelijks in staat tot redelijk denken. Dan valt men al gauw in een slachtofferrol en in allerlei vormen van archaïsch en magisch/mythisch denken.
Maar er is toch het verdriet, het gemis?
“Verdriet” en “gemis” zijn geen feitelijkheden maar zijn mentale voorstellingen. Er is verdriet en gemis zolang je een voorstelling hebt waarin je tekort gedaan bent. Spreken over verlies en gemis is een manier om het leven te verwijten dat je onrecht is aangedaan. In feite zeg je dat die mens niet mocht sterven omdat je hem nog nodig had. Je gaat er dus van uit dat mensen alleen maar mogen sterven als jij beslist hebt dat ze mogen gaan omdat je ze niet meer nodig hebt…
Je zoon was niet je bezit. Je zoon was geen recht. Je zoon was niet vanzelfsprekend. Je zoon was een geschenk en een ervaring. Je kan dankbaarheid cultiveren voor dat niet-vanzelfsprekende geschenk, ook al is dat geschenk nu niet meer fysiek in je leven. Dat is een andere voorstelling, die je in staat stelt met meer liefde te reageren. Liefde is immers aandacht voor de ander. Zolang je bezig bent met je eigen gevoelens van pijn en tekort gedaan zijn, kun je er niet zijn voor de ander en kun je de ander geen liefde geven omdat je bezig bent met jezelf. Je kan de overledenen evenwel niet eren met het lijden van de levenden. Pas als je ophoudt met zelfbeklag, kun je liefde en aandacht geven aan de ander, ook als die ander overleden is, en kun je dankbaar zijn dat je die persoon hebt mogen kennen en dat hij of zij goede dingen in je leven heeft gebracht. Dat is het einde van het verdriet.
Maar ik kan toch niet aanvaarden dat zo een jongen moet sterven?
Het is een mythe te denken dat wij de keuze zouden hebben om gebeurtenissen te aanvaarden of niet te aanvaarden. Zij doen zich gewoon voor en in werkelijkheid aanvaarden we gebeurtenissen dus altijd. We kunnen gewoon niet anders. Als je redelijk bent kun je begrijpen dat wij geen keuze hebben om wat zich in de wereld voordoet al dan niet te aanvaarden. We hebben alleen keuze in hoe we de gebeurtenissen zullen aanvaarden: op een volwassen manier, met elegantie en waardigheid, of op een manier die lijden in stand houdt door koppig te blijven beweren dat we de gebeurtenissen niet kunnen aanvaarden. We hebben keuze in welke mentale voorstelling we daarvan gaan maken. We kunnen een voorstelling maken die een ervaring van afwijzing en van verzet in ons bewustzijn onderhoudt. Op die manier onderhouden we ook het lijden want lijden is alleen een toestand van in onmin leven met een voorstelling van de werkelijkheid. We kunnen gebeurtenissen ook op een volwassen wijze aanvaarden, ook al kunnen we ze niet begrijpen. We kunnen op een redelijke wijze begrijpen dat we het leven niet kunnen begrijpen. Ook dat is het mysterie van het leven. We kunnen dat meer liefdevol benaderen. Liefde is immers precies het aanvaarden van wat er is, ook - en vooral - als we dat niet kunnen begrijpen.
Maar mijn hele wezen, mijn lichaam verzet zich daartegen!
Dat verzet is begrijpelijk. En toch kun je leren heel bewust, heel langzaam en heel aandachtig “ja” te zeggen in jezelf: “Ja, ik kan dit aanvaarden. Ja, ik wil dit aanvaarden. Ja, ik aanvaard dit.” Dan zal je merken dat je lijden langzaam afneemt en dat er vrede en liefde voor in de plaats komt.
Het verzet dat je in je lichaam voelt, is niet het verzet van je lichaam. Het lichaam is gewoon de plaats waar je je eigen verzet voelt. Het lichaam is geen instantie die los van jou staat en eigen intenties of gevoelens zou hebben. Het zijn jouw intenties en gevoelens die je in je lichaam voelt.
Maar als ik niet zou lijden, dan zou dat toch betekenen dat ik niet om mijn zoon gegeven heb?
Ook dat is één van de vele mythen in onze samenleving die het lijden in stand houden. Mythen zijn verhalen die in de meeste gevallen niet weerstaan aan een redelijk onderzoek. Ook deze mythe is een structuur die oorzaak is van lijden. Zij zegt dat hoe meer lijden je ervaart, hoe meer je om de ander hebt gegeven. Dat maakt dat vele mensen zich gewoon niet toestaan om zich beter te voelen. Het is dus niet omdat ze zich niet beter kunnen voelen, maar omdat ze zich niet toestaan zich beter te voelen. Ze zouden zich als het ware slecht voelen als ze zich beter zouden voelen!
Om tot een redelijker houding te komen, kun je de vraag stellen: “Is het wel waar dat mijn lijden met liefde te maken heeft?” Je kan je afvragen hoe je bent als je gelooft dat het waar is en hoe je zou zijn als je dat niet meer zou geloven. En je kan je dan verder afvragen of je een goede reden hebt om te blijven geloven dat het waar is…
In feite kun je redelijk inzien dat lijden niets met liefde te maken heeft maar alleen maar over jezelf gaat. Verdriet is zelfbeklag om iets wat er niet meer is, om wat je niet meer “hebt”. Dat gaat over jezelf. Op die manier kan je de overledene niet eren. Als je de overledene wil eren en je liefde wil geven, kan je de overledene dankbaar zijn om het mooie en het goede dat hij of zij in je leven heeft gebracht. Dan gaat het over de ander.
Je moet dan wel de volwassenheid hebben om ook te kunnen omgaan met het oordeel van anderen die snel zullen oordelen dat je ongevoelig bent of dat je geen liefde had. Maar dat is een ander probleem.
Wordt je dan niet ongevoelig en onverschillig?
Dat is inderdaad wat vele anderen zullen zeggen en er is natuurlijk ook onze vrees om ongevoelig en onverschillig over te komen. Maar dan verwart men gevoeligheid met gevoelerigheid. Je emoties op sleeptouw laten nemen door de gebeurtenissen is geen gevoeligheid maar is gevoelerigheid. Echte gevoeligheid heeft veel meer met liefde te maken en is aandacht voor de ander in plaats van voor het eigen idee van gemis. Gevoelerigheid komt van het ego dat altijd bang is om tekort te hebben. Echte gevoeligheid en liefde komen uit een groter bewustzijn, een bewustzijn van overvloed van waaruit je aandacht en liefde aan de ander kunt geven, ook aan mensen en gebeurtenissen die niet onmiddellijk aangenaam of plezierig zijn. Liefde leidt immers niet tot ongevoeligheid en onverschilligheid, maar juist tot gevoeligheid en het verlangen goed te doen voor de ander …
Maar er is toch het rouwproces? Er is toch de verliesverwerking?
Verdriet is de weigering de wereld te bewonen zoals hij na een bepaalde belangrijke verandering geworden is. Het rouwproces en de verliesverwerking bestaan er juist uit het verzet op te geven en de wereld zoals hij nu is te leren aanvaarden. Ieder doet dat op zijn manier en neemt daarvoor de tijd die hij nodig heeft. Het indelen van deze emotionele respons in rigide categorieën – kwaadheid, ontkenning, onderhandelen, depressie, aanvaarding – is echter een negativistische en deshumaniserende benadering die de indruk wekt dat men zich aan een onontkoombaar en onpersoonlijk “proces” dient te onderwerpen. De tijd die iemand nodig heeft, zal immers niet bepaald worden door een onpersoonlijk proces maar door de mate van bewustwording die al eerder gebeurd was. Alleen als men nog in de illusie leefde dat alles voor eeuwig verworven was en dat niets ooit zou veranderen, zal elke verandering als een verlies ervaren worden.
Een interessant concept is het idee van vóór-rouwen. Dat bestaat eruit zich bewust en concreet te realiseren dat al wat er nu is: bezittingen, sociale status, naastbestaanden, ouders, geliefden, gezondheid, het eigen leven… er ooit niet meer zal zijn.
Bij mensen die de dood in de ogen gekeken hebben, bijv. door een ziekte of een ongeval, krijgt het leven plots een heel andere betekenis. Zij onderscheiden plots duidelijk het wezenlijke van het onbelangrijke. Zij beseffen dat zij willen leven en dat alleen het leven werkelijk belangrijk is. Op dezelfde wijze kan deze gedachteoefening in wijsheid en aandachtig zijn bijdragen tot het intensiveren van het gevoel van dankbaarheid om wat er nu is en tevens voorbereiden op de ervaring van dingen en personen die op elk ogenblik uit ons leven kunnen verdwijnen.
Het probleem is dat deze oefening door de meeste mensen niet wordt gemaakt, omdat dit als “zwarte gedachten” wordt bestempeld, die men onder het motto van “zelfzorg” maar best zo snel mogelijk kan vergeten door aan andere dingen te denken of méér “leuke dingen” te gaan doen. Sommige professionelen aarzelen niet hierin een teken van “depressie” te zien en stellen zelfs voor om de “zwarte gedachten” desnoods met medicatie te verdrijven.
Het is alsof u tijdens het rijden met de wagen een verdacht geluid uit de motor zou opmerken en uw garagist u zou voorstellen om de autoradio dan maar wat luider te zetten of dopjes in uw oren te stoppen om het verdachte geluid niet meer te horen.
Het gevolg is dat mensen in de illusie blijven leven dat alles altijd zal blijven zoals het was en onvoorbereid en geheel uit het lood geslagen zijn als dergelijke veranderingen, “trauma’s genaamd”, zich dan toch voordoen. Het “rouwproces” en de “rouwarbeid” die dan noodzakelijk is, is in feite niets meer dan de bewustwording die niet eerder werd gedaan.
De rouwarbeid bestaat er niet uit te proberen “het trauma te vergeten” of te wachten tot “de tijd zijn werk heeft gedaan”, maar uit het bewust en actief omgaan met de gebeurtenissen, met wijsheid en sereniteit. Men is daarmee klaar als men zonder lijden aan het gebeuren kan denken. In het geval van een overlijden, betekent dit dat men met liefde en dankbaarheid aan de overledene leert denken in plaats van met lijden. Lijden richt de aandacht op de eigen persoon. Liefde richt de aandacht op de ander. In de mate dat er liefde is, is er geen lijden. In de mate dat er lijden is, is er geen liefde.
Elke ervaring heeft een interne structuur, ook het lijden. Het zijn niet de gebeurtenissen die ons doen lijden, maar onze interne representatie (d.i. woorden, beelden) van de gebeurtenissen, meer bepaald het verschil tussen onze interne voorstelling van hoe de realiteit zou moeten zijn en de externe realiteit die is wat ze is. Iedereen heeft min of meer vaststaande ideeën of beelden over hoe de realiteit zich hoort te gedragen en wat al dan niet mag gebeuren. Mensen kunnen maar moeilijk van die ideeën of beelden afstappen.
Maar de realiteit is altijd veranderlijk. Lijden is precies het vasthouden aan een rigide interne voorstelling en het weigeren de verandering in de externe realiteit te aanvaarden. Het is het gevecht met de realiteit. Het is weigeren de realiteit te bewonen zoals ze is. Sommige aspecten van de realiteit zijn inderdaad beïnvloedbaar, maar als je in een gevecht met een onontkoombare realiteit verwikkeld bent, is het niet moeilijk te zien wie zal winnen. Aan het leven van je zoon is op een bepaald ogenblik een einde gekomen. Dat is de feitelijkheid, de onontkoombare realiteit. Van die feitelijkheid maak je op een bepaalde manier, met woorden en met beelden, een interne voorstelling, een representatie. Dat gebeurt doorgaans op een spontane manier, met de woorden en de beelden die in de samenleving waarin je leeft gangbaar zijn en normaal lijken. Het lijden is precies het verzet tegen de realiteit dat in die zelfgecreëerde voorstelling tot uiting komt. Je maakt als het ware een afbeelding die je verzet tegen de realiteit symboliseert. Dat verzet is precies je lijden. Dat komt bijv. tot uiting in het gebruik van het woord “verlies”. Als je een feitelijkheid als een “verlies” voorstelt, is het normaal dat je daar verzet tegen ervaart. Niemand wil immers iets verliezen. Je blijft je niet-aanvaarden voeden met gedachten als “dat kan toch niet, dat is toch niet juist dat mij dat moet overkomen, dat is toch niet rechtvaardig, dat is toch onaanvaardbaar.” Je kunt met andere woorden je zoon als het ware geen toestemming geven om dood te zijn. Je noemt dit een “verlies” en je verzet je tegen het leven dat je dit “aandoet”.
Je kan dat normaal noemen, en dat is het ook in de zin dat het veel voorkomt. Maar het is niet het beste wat je kunt doen. In feite zeg je “Neen, dit kan niet!” tegen het leven en de ervaring van dat “Neen” is je lijden. Het is begrijpelijk dat je begint met “Neen” te ervaren. Het verwerkingsproces is precies het omzetten van dat “Neen, dit kan niet!” in een “Ik aanvaard dit, ik kan ermee leven”. Het rouwproces is het aanvaarden van de realiteit en het ophouden te pogen je interne realiteit aan de externe realiteit op te leggen. Het is de beslissing de wereld te bewonen zoals ze voortaan zal zijn. Dat betekent niet dat je wat gebeurd is goed of wenselijk moet vinden of dat je er vrolijk om moet zijn. Het betekent alleen dat je een andere interne representatie kiest, waarin je erkent dat het gebeuren weliswaar onbegrijpelijk is, maar dat het leven altijd onbegrijpelijk blijft en dat je beslist dat te aanvaarden en op een waardige wijze verder te leven. Hoe lang je verwerkingsproces zal duren, hangt alleen maar af van je niveau van bewustzijn en van hoezeer je daar mentaal vooraf al had over nagedacht, met andere woorden welke denkinstrumenten en representatiemogelijkheden je ter beschikking hebt. Het probleem is dat men in onze cultuur van genietingen en amusement daar juist zo weinig mogelijk over nadenkt. Als een bepaalde gebeurtenis zich dan toch voordoet, reageert men getraumatiseerd en is men nauwelijks in staat tot redelijk denken. Dan valt men al gauw in een slachtofferrol en in allerlei vormen van archaïsch en magisch/mythisch denken.
Maar er is toch het verdriet, het gemis?
“Verdriet” en “gemis” zijn geen feitelijkheden maar zijn mentale voorstellingen. Er is verdriet en gemis zolang je een voorstelling hebt waarin je tekort gedaan bent. Spreken over verlies en gemis is een manier om het leven te verwijten dat je onrecht is aangedaan. In feite zeg je dat die mens niet mocht sterven omdat je hem nog nodig had. Je gaat er dus van uit dat mensen alleen maar mogen sterven als jij beslist hebt dat ze mogen gaan omdat je ze niet meer nodig hebt…
Je zoon was niet je bezit. Je zoon was geen recht. Je zoon was niet vanzelfsprekend. Je zoon was een geschenk en een ervaring. Je kan dankbaarheid cultiveren voor dat niet-vanzelfsprekende geschenk, ook al is dat geschenk nu niet meer fysiek in je leven. Dat is een andere voorstelling, die je in staat stelt met meer liefde te reageren. Liefde is immers aandacht voor de ander. Zolang je bezig bent met je eigen gevoelens van pijn en tekort gedaan zijn, kun je er niet zijn voor de ander en kun je de ander geen liefde geven omdat je bezig bent met jezelf. Je kan de overledenen evenwel niet eren met het lijden van de levenden. Pas als je ophoudt met zelfbeklag, kun je liefde en aandacht geven aan de ander, ook als die ander overleden is, en kun je dankbaar zijn dat je die persoon hebt mogen kennen en dat hij of zij goede dingen in je leven heeft gebracht. Dat is het einde van het verdriet.
Maar ik kan toch niet aanvaarden dat zo een jongen moet sterven?
Het is een mythe te denken dat wij de keuze zouden hebben om gebeurtenissen te aanvaarden of niet te aanvaarden. Zij doen zich gewoon voor en in werkelijkheid aanvaarden we gebeurtenissen dus altijd. We kunnen gewoon niet anders. Als je redelijk bent kun je begrijpen dat wij geen keuze hebben om wat zich in de wereld voordoet al dan niet te aanvaarden. We hebben alleen keuze in hoe we de gebeurtenissen zullen aanvaarden: op een volwassen manier, met elegantie en waardigheid, of op een manier die lijden in stand houdt door koppig te blijven beweren dat we de gebeurtenissen niet kunnen aanvaarden. We hebben keuze in welke mentale voorstelling we daarvan gaan maken. We kunnen een voorstelling maken die een ervaring van afwijzing en van verzet in ons bewustzijn onderhoudt. Op die manier onderhouden we ook het lijden want lijden is alleen een toestand van in onmin leven met een voorstelling van de werkelijkheid. We kunnen gebeurtenissen ook op een volwassen wijze aanvaarden, ook al kunnen we ze niet begrijpen. We kunnen op een redelijke wijze begrijpen dat we het leven niet kunnen begrijpen. Ook dat is het mysterie van het leven. We kunnen dat meer liefdevol benaderen. Liefde is immers precies het aanvaarden van wat er is, ook - en vooral - als we dat niet kunnen begrijpen.
Maar mijn hele wezen, mijn lichaam verzet zich daartegen!
Dat verzet is begrijpelijk. En toch kun je leren heel bewust, heel langzaam en heel aandachtig “ja” te zeggen in jezelf: “Ja, ik kan dit aanvaarden. Ja, ik wil dit aanvaarden. Ja, ik aanvaard dit.” Dan zal je merken dat je lijden langzaam afneemt en dat er vrede en liefde voor in de plaats komt.
Het verzet dat je in je lichaam voelt, is niet het verzet van je lichaam. Het lichaam is gewoon de plaats waar je je eigen verzet voelt. Het lichaam is geen instantie die los van jou staat en eigen intenties of gevoelens zou hebben. Het zijn jouw intenties en gevoelens die je in je lichaam voelt.
Maar als ik niet zou lijden, dan zou dat toch betekenen dat ik niet om mijn zoon gegeven heb?
Ook dat is één van de vele mythen in onze samenleving die het lijden in stand houden. Mythen zijn verhalen die in de meeste gevallen niet weerstaan aan een redelijk onderzoek. Ook deze mythe is een structuur die oorzaak is van lijden. Zij zegt dat hoe meer lijden je ervaart, hoe meer je om de ander hebt gegeven. Dat maakt dat vele mensen zich gewoon niet toestaan om zich beter te voelen. Het is dus niet omdat ze zich niet beter kunnen voelen, maar omdat ze zich niet toestaan zich beter te voelen. Ze zouden zich als het ware slecht voelen als ze zich beter zouden voelen!
Om tot een redelijker houding te komen, kun je de vraag stellen: “Is het wel waar dat mijn lijden met liefde te maken heeft?” Je kan je afvragen hoe je bent als je gelooft dat het waar is en hoe je zou zijn als je dat niet meer zou geloven. En je kan je dan verder afvragen of je een goede reden hebt om te blijven geloven dat het waar is…
In feite kun je redelijk inzien dat lijden niets met liefde te maken heeft maar alleen maar over jezelf gaat. Verdriet is zelfbeklag om iets wat er niet meer is, om wat je niet meer “hebt”. Dat gaat over jezelf. Op die manier kan je de overledene niet eren. Als je de overledene wil eren en je liefde wil geven, kan je de overledene dankbaar zijn om het mooie en het goede dat hij of zij in je leven heeft gebracht. Dan gaat het over de ander.
Je moet dan wel de volwassenheid hebben om ook te kunnen omgaan met het oordeel van anderen die snel zullen oordelen dat je ongevoelig bent of dat je geen liefde had. Maar dat is een ander probleem.
Wordt je dan niet ongevoelig en onverschillig?
Dat is inderdaad wat vele anderen zullen zeggen en er is natuurlijk ook onze vrees om ongevoelig en onverschillig over te komen. Maar dan verwart men gevoeligheid met gevoelerigheid. Je emoties op sleeptouw laten nemen door de gebeurtenissen is geen gevoeligheid maar is gevoelerigheid. Echte gevoeligheid heeft veel meer met liefde te maken en is aandacht voor de ander in plaats van voor het eigen idee van gemis. Gevoelerigheid komt van het ego dat altijd bang is om tekort te hebben. Echte gevoeligheid en liefde komen uit een groter bewustzijn, een bewustzijn van overvloed van waaruit je aandacht en liefde aan de ander kunt geven, ook aan mensen en gebeurtenissen die niet onmiddellijk aangenaam of plezierig zijn. Liefde leidt immers niet tot ongevoeligheid en onverschilligheid, maar juist tot gevoeligheid en het verlangen goed te doen voor de ander …
Maar er is toch het rouwproces? Er is toch de verliesverwerking?
Verdriet is de weigering de wereld te bewonen zoals hij na een bepaalde belangrijke verandering geworden is. Het rouwproces en de verliesverwerking bestaan er juist uit het verzet op te geven en de wereld zoals hij nu is te leren aanvaarden. Ieder doet dat op zijn manier en neemt daarvoor de tijd die hij nodig heeft. Het indelen van deze emotionele respons in rigide categorieën – kwaadheid, ontkenning, onderhandelen, depressie, aanvaarding – is echter een negativistische en deshumaniserende benadering die de indruk wekt dat men zich aan een onontkoombaar en onpersoonlijk “proces” dient te onderwerpen. De tijd die iemand nodig heeft, zal immers niet bepaald worden door een onpersoonlijk proces maar door de mate van bewustwording die al eerder gebeurd was. Alleen als men nog in de illusie leefde dat alles voor eeuwig verworven was en dat niets ooit zou veranderen, zal elke verandering als een verlies ervaren worden.
Een interessant concept is het idee van vóór-rouwen. Dat bestaat eruit zich bewust en concreet te realiseren dat al wat er nu is: bezittingen, sociale status, naastbestaanden, ouders, geliefden, gezondheid, het eigen leven… er ooit niet meer zal zijn.
Bij mensen die de dood in de ogen gekeken hebben, bijv. door een ziekte of een ongeval, krijgt het leven plots een heel andere betekenis. Zij onderscheiden plots duidelijk het wezenlijke van het onbelangrijke. Zij beseffen dat zij willen leven en dat alleen het leven werkelijk belangrijk is. Op dezelfde wijze kan deze gedachteoefening in wijsheid en aandachtig zijn bijdragen tot het intensiveren van het gevoel van dankbaarheid om wat er nu is en tevens voorbereiden op de ervaring van dingen en personen die op elk ogenblik uit ons leven kunnen verdwijnen.
Het probleem is dat deze oefening door de meeste mensen niet wordt gemaakt, omdat dit als “zwarte gedachten” wordt bestempeld, die men onder het motto van “zelfzorg” maar best zo snel mogelijk kan vergeten door aan andere dingen te denken of méér “leuke dingen” te gaan doen. Sommige professionelen aarzelen niet hierin een teken van “depressie” te zien en stellen zelfs voor om de “zwarte gedachten” desnoods met medicatie te verdrijven.
Het is alsof u tijdens het rijden met de wagen een verdacht geluid uit de motor zou opmerken en uw garagist u zou voorstellen om de autoradio dan maar wat luider te zetten of dopjes in uw oren te stoppen om het verdachte geluid niet meer te horen.
Het gevolg is dat mensen in de illusie blijven leven dat alles altijd zal blijven zoals het was en onvoorbereid en geheel uit het lood geslagen zijn als dergelijke veranderingen, “trauma’s genaamd”, zich dan toch voordoen. Het “rouwproces” en de “rouwarbeid” die dan noodzakelijk is, is in feite niets meer dan de bewustwording die niet eerder werd gedaan.
De rouwarbeid bestaat er niet uit te proberen “het trauma te vergeten” of te wachten tot “de tijd zijn werk heeft gedaan”, maar uit het bewust en actief omgaan met de gebeurtenissen, met wijsheid en sereniteit. Men is daarmee klaar als men zonder lijden aan het gebeuren kan denken. In het geval van een overlijden, betekent dit dat men met liefde en dankbaarheid aan de overledene leert denken in plaats van met lijden. Lijden richt de aandacht op de eigen persoon. Liefde richt de aandacht op de ander. In de mate dat er liefde is, is er geen lijden. In de mate dat er lijden is, is er geen liefde.
maandag 5 januari 2009
Ik heb zoveel gegeven dat ik nu leeggegeven ben. Het wordt nu tijd dat ik eens wat terugkrijg!
De mythe van het geven is een interessante metafoor die evenwel misleidend is omdat er in de liefde nu eenmaal niets gegeven wordt en ook niets moet gekregen worden. Geven en krijgen horen thuis in de sfeer van de behoeftebevrediging. Bevrediging van behoeften is uiteraard niet verkeerd maar is geen liefde.
Hooguit zou men kunnen zeggen dat men aandacht geeft. Dat men zijn aanwezigheid geeft. En liefde is inderdaad dat: op een aandachtige wijze aanwezig zijn bij de ander, zonder bezig te zijn met de eigen behoeften. Maar aandacht en aanwezigheid zijn ook geen dingen die men geeft, maar zijn manieren van zijn. Men geeft geen aandacht, men is aandachtig. Men geeft geen aanwezigheid, men is aanwezig. Liefde is dan niet iets dat men geeft, maar iets dat men is. Men beslist om aandachtig en liefdevol te zijn.
Liefde is dan ook geen beloning omdat de ander zo goed of zo lief is geweest of zo goed aan onze behoeften heeft voldaan. Liefde is een houding van bewust aandachtig bij de ander zijn. En dat kan ook als die ander dingen doet die ons niet zinnen, die wij niet begrijpen, als de ander ons niet mag of ons zelfs vijandig gezind is.
Volgens Spinoza is liefde de vreugde om het zijn van de ander. Men is gewoon vervuld van vreugde omdat men getuige mag zijn van het zijn van de ander. Net zoals men door een bloem kan vervuld worden van vreugde, gewoon omdat die bloem er is en omdat men er bij mag zijn, omdat men er getuige van mag zijn.
Aangezien er niets gegeven of gekregen wordt, kan men ook niet teveel geven of leeggegeven zijn.
De mythe van het geven is een interessante metafoor die evenwel misleidend is omdat er in de liefde nu eenmaal niets gegeven wordt en ook niets moet gekregen worden. Geven en krijgen horen thuis in de sfeer van de behoeftebevrediging. Bevrediging van behoeften is uiteraard niet verkeerd maar is geen liefde.
Hooguit zou men kunnen zeggen dat men aandacht geeft. Dat men zijn aanwezigheid geeft. En liefde is inderdaad dat: op een aandachtige wijze aanwezig zijn bij de ander, zonder bezig te zijn met de eigen behoeften. Maar aandacht en aanwezigheid zijn ook geen dingen die men geeft, maar zijn manieren van zijn. Men geeft geen aandacht, men is aandachtig. Men geeft geen aanwezigheid, men is aanwezig. Liefde is dan niet iets dat men geeft, maar iets dat men is. Men beslist om aandachtig en liefdevol te zijn.
Liefde is dan ook geen beloning omdat de ander zo goed of zo lief is geweest of zo goed aan onze behoeften heeft voldaan. Liefde is een houding van bewust aandachtig bij de ander zijn. En dat kan ook als die ander dingen doet die ons niet zinnen, die wij niet begrijpen, als de ander ons niet mag of ons zelfs vijandig gezind is.
Volgens Spinoza is liefde de vreugde om het zijn van de ander. Men is gewoon vervuld van vreugde omdat men getuige mag zijn van het zijn van de ander. Net zoals men door een bloem kan vervuld worden van vreugde, gewoon omdat die bloem er is en omdat men er bij mag zijn, omdat men er getuige van mag zijn.
Aangezien er niets gegeven of gekregen wordt, kan men ook niet teveel geven of leeggegeven zijn.
zaterdag 20 december 2008
Hoe kan iemand met een depressie geholpen worden?
Omgaan met iemand met een depressief gedrag is een oefening in ontmoediging. Dergelijke mensen zijn inderdaad pessimistisch en hopeloos en geloven dat alles slecht zal aflopen. Zij hebben een cynische blik op de wereld en doen meewarig over de “naïevelingen” die het leven zonniger bekijken. Ze hanteren veralgemenende clichés als “alles draait toch maar om geld” en “je kunt niemand vertrouwen” en zij hebben er vaak een soort grimmig plezier in als hun sombere verwachtingen ook uitkomen. Zij zien de wereld als een akelige plaats waarin alles alleen nog maar erger wordt (“life is a bitch and then you die”). Zij hebben een dodelijke invloed op vergaderingen en relaties.
Hoewel het verleidelijk is een depressie met iets als een “ziekte” te vergelijken, is dit een misleidend beeld. Depressief gedrag is niet het gevolg van iets dat om een of andere reden “fout” is gegaan. Het is veeleer een aangeleerde gewoonte, een gedragspatroon, zoals een dans een bepaald gedragspatroon is. Het is een manier van doen, een relatie, een manier om met de realiteit om te gaan, net zoals liefde een relatie tot de realiteit is, dit wil zeggen een manier om met de realiteit om te gaan. Depressief gedrag heeft dus ook niets met een sterke of zwakke persoonlijkheid te maken. (zie de vraag over depressie)
Het minder goede nieuws is dat je niet in iemands bewustzijn kunt binnentreden om daar de kijk op de dingen te veranderen of in orde te maken. Je kunt iemands beleving niet veranderen. Net zoals je iemand er niet zomaar kunt toe brengen rozen of Bach of Mozart mooi te vinden. Je kan anderen alleen uitnodigen om nog eens te kijken of te luisteren in de hoop dat ze het dan ook zullen ervaren. Als iemand op een partner uitgekeken is, dan kan niets dat veranderen. Dat zegt natuurlijk weinig over die partner (in dit geval het leven) en veel maar over de manier van kijken van de betrokkene. Maar iemand die zegt er niets in te zien omdat het allemaal geen zin heeft (de typische depressieve reactie) kun je niet echt overtuigen.
Ook professionelen kunnen dat niet. Ook antidepressiva kunnen dat niet. Antidepressiva werken als een roze bril. Ze maken dat de dingen er wat roziger en wat zonniger uitzien, en dat is uiteraard een pluspunt, maar ze maken niet dat men enthousiast zal worden voor het leven.*
Als men de periode van tijdelijke beterschap dan niet gebruikt om meer fundamentele wijzigingen door te voeren (zie verder), zal het globale resultaat niet heel positief zijn.
Dat geldt ook voor het veelgehoorde advies om wat meer “leuke dingen” te gaan doen en “jezelf te verwennen” onder het motto van “zelfzorg”. Hoewel dat op zich niet verkeerd is, zijn dat geen fundamentele oplossingen. Bonbons zijn ook niet verkeerd, maar ze kunnen geen kanker genezen.
Het beste wat men kan doen is tonen hoe men zelf gefascineerd, geboeid en verliefd op het leven is.
Het goede nieuws is dat de betrokkene er zelf veel kan aan doen, maar daartoe dient hij/zij zich bewust te worden van een aantal dingen. Daarbij kan hij/zij wel geholpen worden door mensen uit zijn of haar omgeving, vooral als dat inspirerende voorbeelden zijn.
Een oudere dame met een diagnose van depressie vertelde me eens dat niets in haar leven nog zin had. Toen ik haar vroeg of er toch niet nog iets was dat nog enige vorm van vreugde in haar leven bracht, zei ze: “Alleen mijn kleine katje geeft mij nog enige vreugde. Als ik naar haar kijk zie ik de schoonheid en het mysterie van dat diertje.”
Die ene ervaring volstond. Haar interne wereld was niet dood. Haar ervaring was een onomstotelijke realiteit. Toch was het niet eenvoudig haar ervan te overtuigen dat het niet haar poesje was dat haar die ervaring gaf, maar iets in haarzelf. Het diertje gaf haar namelijk helemaal niets. Het was er gewoon. Het was voor die dame alleen de concrete gelegenheid, de aanleiding, waardoor zij iets in haar zelf kon ervaren, namelijk de mogelijkheid om het mooie en het mysterieuze in haar omgeving te zien. Het was de manier waarop zij naar dat poesje keek, die haar de ervaring van vreugde bezorgde. Als men naar een dergelijke niet-te-ontkennen ervaring kan teruggrijpen, kan men die gebruiken om die interne mogelijkheid te ontdekken en vervolgens uit te breiden naar andere aspecten van het leven en van de wereld. Op die manier kan een depressie een mogelijkheid zijn om tot meer fundamentele inzichten en tot meer bewustwording te komen, die tot een blijvende verandering kunnen leiden.
Maar sommige mensen zullen ook dat maar met moeite kunnen geloven. Vaak blijven zij vasthouden aan het idee dat zij door de omgeving “gemaakt worden” en dat sommige dingen hen bang of depressief “maken” terwijl andere hen blij “maken”. Het is altijd gemakkelijker om de schuld bij anderen of bij de omgeving te leggen. Het is moeilijker om in eigen boezem te kijken.
De Dalaï Lama heeft ergens geschreven dat lijden een boodschap van het leven is. Het is het leven dat tot ons spreekt op een wijze die het best onze aandacht trekt. Een depressie is een koninklijke boodschap die ons uitnodigt ons leven te verdiepen.
Sommige mensen hebben een longkanker nodig om te beseffen hoe waardevol hun longen waren. Sommige mensen hebben een hersentumor nodig om te beseffen hoe waardevol hun hersenen waren. Sommige mensen hebben een verlamming nodig om te beseffen hoe waardevol hun botten en hun spieren, hun armen en hun benen waren. Sommige mensen moeten een ziekte van Crohn krijgen om te beseffen hoe waardevol hun maagdarmstelsel was.
Sommige mensen moeten de dood in de ogen gekeken hebben om te beseffen hoe waardevol het leven is…
Maar voor sommige mensen is die ervaring dan ook een moment van inzicht en verlichting, een metanoia, een “road to Damascus moment”. Dat verklaart dat sommige mensen verklaren dat een ontslag, een scheiding, een kanker of een depressie het beste was wat hen overkomen is…
__________________
* Om de neurochemie van de hersenen te beïnvloeden en de dingen zonniger en opgeruimder te bekijken is er waarschijnlijk niets zo effectief als de aloude Indische praktijk van de lachsessies, al naargelang de invalshoek ook lach-therapie of lach-meditatie genaamd. Norman Cousins (auteur van Anatomy of an Illness) ontwikkelde voor zichzelf een programma om zijn onbehandelbare pijnen te verlichten, op basis van het systematisch bekijken van komische video’s. Het is aangetoond dat lachen weldadige en helende gelukshormonen in het lichaam vrijmaakt, net zoals zorgen en stress stresshormonen in het lichaam vrijmaken. Zie ook “Lachen is echt gezond” in de rubriek “Uit de pers”.
Omgaan met iemand met een depressief gedrag is een oefening in ontmoediging. Dergelijke mensen zijn inderdaad pessimistisch en hopeloos en geloven dat alles slecht zal aflopen. Zij hebben een cynische blik op de wereld en doen meewarig over de “naïevelingen” die het leven zonniger bekijken. Ze hanteren veralgemenende clichés als “alles draait toch maar om geld” en “je kunt niemand vertrouwen” en zij hebben er vaak een soort grimmig plezier in als hun sombere verwachtingen ook uitkomen. Zij zien de wereld als een akelige plaats waarin alles alleen nog maar erger wordt (“life is a bitch and then you die”). Zij hebben een dodelijke invloed op vergaderingen en relaties.
Hoewel het verleidelijk is een depressie met iets als een “ziekte” te vergelijken, is dit een misleidend beeld. Depressief gedrag is niet het gevolg van iets dat om een of andere reden “fout” is gegaan. Het is veeleer een aangeleerde gewoonte, een gedragspatroon, zoals een dans een bepaald gedragspatroon is. Het is een manier van doen, een relatie, een manier om met de realiteit om te gaan, net zoals liefde een relatie tot de realiteit is, dit wil zeggen een manier om met de realiteit om te gaan. Depressief gedrag heeft dus ook niets met een sterke of zwakke persoonlijkheid te maken. (zie de vraag over depressie)
Het minder goede nieuws is dat je niet in iemands bewustzijn kunt binnentreden om daar de kijk op de dingen te veranderen of in orde te maken. Je kunt iemands beleving niet veranderen. Net zoals je iemand er niet zomaar kunt toe brengen rozen of Bach of Mozart mooi te vinden. Je kan anderen alleen uitnodigen om nog eens te kijken of te luisteren in de hoop dat ze het dan ook zullen ervaren. Als iemand op een partner uitgekeken is, dan kan niets dat veranderen. Dat zegt natuurlijk weinig over die partner (in dit geval het leven) en veel maar over de manier van kijken van de betrokkene. Maar iemand die zegt er niets in te zien omdat het allemaal geen zin heeft (de typische depressieve reactie) kun je niet echt overtuigen.
Ook professionelen kunnen dat niet. Ook antidepressiva kunnen dat niet. Antidepressiva werken als een roze bril. Ze maken dat de dingen er wat roziger en wat zonniger uitzien, en dat is uiteraard een pluspunt, maar ze maken niet dat men enthousiast zal worden voor het leven.*
Als men de periode van tijdelijke beterschap dan niet gebruikt om meer fundamentele wijzigingen door te voeren (zie verder), zal het globale resultaat niet heel positief zijn.
Dat geldt ook voor het veelgehoorde advies om wat meer “leuke dingen” te gaan doen en “jezelf te verwennen” onder het motto van “zelfzorg”. Hoewel dat op zich niet verkeerd is, zijn dat geen fundamentele oplossingen. Bonbons zijn ook niet verkeerd, maar ze kunnen geen kanker genezen.
Het beste wat men kan doen is tonen hoe men zelf gefascineerd, geboeid en verliefd op het leven is.
Het goede nieuws is dat de betrokkene er zelf veel kan aan doen, maar daartoe dient hij/zij zich bewust te worden van een aantal dingen. Daarbij kan hij/zij wel geholpen worden door mensen uit zijn of haar omgeving, vooral als dat inspirerende voorbeelden zijn.
Een oudere dame met een diagnose van depressie vertelde me eens dat niets in haar leven nog zin had. Toen ik haar vroeg of er toch niet nog iets was dat nog enige vorm van vreugde in haar leven bracht, zei ze: “Alleen mijn kleine katje geeft mij nog enige vreugde. Als ik naar haar kijk zie ik de schoonheid en het mysterie van dat diertje.”
Die ene ervaring volstond. Haar interne wereld was niet dood. Haar ervaring was een onomstotelijke realiteit. Toch was het niet eenvoudig haar ervan te overtuigen dat het niet haar poesje was dat haar die ervaring gaf, maar iets in haarzelf. Het diertje gaf haar namelijk helemaal niets. Het was er gewoon. Het was voor die dame alleen de concrete gelegenheid, de aanleiding, waardoor zij iets in haar zelf kon ervaren, namelijk de mogelijkheid om het mooie en het mysterieuze in haar omgeving te zien. Het was de manier waarop zij naar dat poesje keek, die haar de ervaring van vreugde bezorgde. Als men naar een dergelijke niet-te-ontkennen ervaring kan teruggrijpen, kan men die gebruiken om die interne mogelijkheid te ontdekken en vervolgens uit te breiden naar andere aspecten van het leven en van de wereld. Op die manier kan een depressie een mogelijkheid zijn om tot meer fundamentele inzichten en tot meer bewustwording te komen, die tot een blijvende verandering kunnen leiden.
Maar sommige mensen zullen ook dat maar met moeite kunnen geloven. Vaak blijven zij vasthouden aan het idee dat zij door de omgeving “gemaakt worden” en dat sommige dingen hen bang of depressief “maken” terwijl andere hen blij “maken”. Het is altijd gemakkelijker om de schuld bij anderen of bij de omgeving te leggen. Het is moeilijker om in eigen boezem te kijken.
De Dalaï Lama heeft ergens geschreven dat lijden een boodschap van het leven is. Het is het leven dat tot ons spreekt op een wijze die het best onze aandacht trekt. Een depressie is een koninklijke boodschap die ons uitnodigt ons leven te verdiepen.
Sommige mensen hebben een longkanker nodig om te beseffen hoe waardevol hun longen waren. Sommige mensen hebben een hersentumor nodig om te beseffen hoe waardevol hun hersenen waren. Sommige mensen hebben een verlamming nodig om te beseffen hoe waardevol hun botten en hun spieren, hun armen en hun benen waren. Sommige mensen moeten een ziekte van Crohn krijgen om te beseffen hoe waardevol hun maagdarmstelsel was.
Sommige mensen moeten de dood in de ogen gekeken hebben om te beseffen hoe waardevol het leven is…
Maar voor sommige mensen is die ervaring dan ook een moment van inzicht en verlichting, een metanoia, een “road to Damascus moment”. Dat verklaart dat sommige mensen verklaren dat een ontslag, een scheiding, een kanker of een depressie het beste was wat hen overkomen is…
__________________
* Om de neurochemie van de hersenen te beïnvloeden en de dingen zonniger en opgeruimder te bekijken is er waarschijnlijk niets zo effectief als de aloude Indische praktijk van de lachsessies, al naargelang de invalshoek ook lach-therapie of lach-meditatie genaamd. Norman Cousins (auteur van Anatomy of an Illness) ontwikkelde voor zichzelf een programma om zijn onbehandelbare pijnen te verlichten, op basis van het systematisch bekijken van komische video’s. Het is aangetoond dat lachen weldadige en helende gelukshormonen in het lichaam vrijmaakt, net zoals zorgen en stress stresshormonen in het lichaam vrijmaken. Zie ook “Lachen is echt gezond” in de rubriek “Uit de pers”.
woensdag 10 december 2008
Na wat ik heb meegemaakt, hoeft het voor mij eigenlijk allemaal niet meer. Waarom zou ik er geen eind aan maken?
Niemand verlangt naar de dood want niemand kent de dood. Men kan niet verlangen naar wat men niet kent, men kan alleen verlangen naar iets waarvan men zich voorstelt dat het beter zal zijn dan wat er nu is. Men verlangt omdat men niet tevreden is met wat er nu is. Men kan naar een andere partner verlangen en het lijkt begrijpelijk dat iemand voor wie het leven elke dag lijden is, naar een ander leven verlangt. Als een ander leven onbereikbaar lijkt, kan de dood dan de enige mogelijkheid lijken om een einde te maken aan het lijden.
Maar dat “begrijpen”, betekent dat men aanneemt dat het in bepaalde omstandigheden “begrijpelijk” is dat mensen hun leven beëindigen, dat er dus omstandigheden zijn waarin het leven niet langer het leven waard is en dat zelfdoding dan een logische handelwijze zou zijn.
Zelfdoding is in vele gevallen een gevolg van de conclusie dat het leven (bijv. na een ingrijpende gebeurtenis) geen zin meer heeft. Dat is een volstrekt onjuiste gedachtegang. Het aanvaarden van deze denkwijze zou immers betekenen dat men van mening is dat het leven in bepaalde omstandigheden een zin heeft en in andere omstandigheden niet. Als het leven een zin heeft, dan moet die zin er altijd zijn, ongeacht mogelijke individuele lotgevallen. Als het leven na een bepaalde gebeurtenis geen zin meer lijkt te hebben, dan kan dat alleen maar betekenen dat men over de zin van het leven nog niet diepgaand genoeg had nagedacht. Niemand kan alle aspecten van het leven voldoende onderzocht hebben om te kunnen “weten” dat het leven geen zin zou hebben, zoals niemand kan zeggen dat hij alle mannen of alle vrouwen onderzocht heeft en weet dat hij of zij nooit nog verliefd zal kunnen worden. Niemand kan zeggen dat het leven, een proces dat ruim 3,5 miljard jaar geleden begonnen is, geen zin zou hebben.
Het leven is geen persoonlijke zaak. Niemand heeft het eigen leven, het eigen lichaam, het eigen bewustzijn zelf gemaakt. Het leven is geen privé-bezit. De burgerlijke moraal van het privé-bezit is niet van toepassing op het leven. Wij zijn kinderen van het leven en net zoals kinderen hun ouders niet bezitten, bezitten wij ook het leven niet. Wij zijn deel van een fabelachtig proces. Wij zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een kosmisch proces dat onze individuele voorkeuren ver overschrijdt. Het getuigt van een arrogante onwetendheid te denken dat het leven het ons naar de zin zou moeten maken en dat wij kunnen oordelen of het leven wel de moeite waard is en of wij dat wel “aankunnen”.
Zelfdoding is geen gevolg van omstandigheden maar een persoonlijke keuze. Het is een weigering het leven te aanvaarden zoals het zich voordoet. Het is een weigering de wereld te bewonen zoals ze nu is. Het is een weigering bij te dragen tot de verdere evolutie van het leven. Het is een keuze die wel met mededogen aanvaard kan worden, maar die nooit begrepen kan of mag worden. Waarom zou anders niet iedereen in vergelijkbare omstandigheden hetzelfde doen?
Niemand verlangt naar de dood want niemand kent de dood. Men kan niet verlangen naar wat men niet kent, men kan alleen verlangen naar iets waarvan men zich voorstelt dat het beter zal zijn dan wat er nu is. Men verlangt omdat men niet tevreden is met wat er nu is. Men kan naar een andere partner verlangen en het lijkt begrijpelijk dat iemand voor wie het leven elke dag lijden is, naar een ander leven verlangt. Als een ander leven onbereikbaar lijkt, kan de dood dan de enige mogelijkheid lijken om een einde te maken aan het lijden.
Maar dat “begrijpen”, betekent dat men aanneemt dat het in bepaalde omstandigheden “begrijpelijk” is dat mensen hun leven beëindigen, dat er dus omstandigheden zijn waarin het leven niet langer het leven waard is en dat zelfdoding dan een logische handelwijze zou zijn.
Zelfdoding is in vele gevallen een gevolg van de conclusie dat het leven (bijv. na een ingrijpende gebeurtenis) geen zin meer heeft. Dat is een volstrekt onjuiste gedachtegang. Het aanvaarden van deze denkwijze zou immers betekenen dat men van mening is dat het leven in bepaalde omstandigheden een zin heeft en in andere omstandigheden niet. Als het leven een zin heeft, dan moet die zin er altijd zijn, ongeacht mogelijke individuele lotgevallen. Als het leven na een bepaalde gebeurtenis geen zin meer lijkt te hebben, dan kan dat alleen maar betekenen dat men over de zin van het leven nog niet diepgaand genoeg had nagedacht. Niemand kan alle aspecten van het leven voldoende onderzocht hebben om te kunnen “weten” dat het leven geen zin zou hebben, zoals niemand kan zeggen dat hij alle mannen of alle vrouwen onderzocht heeft en weet dat hij of zij nooit nog verliefd zal kunnen worden. Niemand kan zeggen dat het leven, een proces dat ruim 3,5 miljard jaar geleden begonnen is, geen zin zou hebben.
Het leven is geen persoonlijke zaak. Niemand heeft het eigen leven, het eigen lichaam, het eigen bewustzijn zelf gemaakt. Het leven is geen privé-bezit. De burgerlijke moraal van het privé-bezit is niet van toepassing op het leven. Wij zijn kinderen van het leven en net zoals kinderen hun ouders niet bezitten, bezitten wij ook het leven niet. Wij zijn deel van een fabelachtig proces. Wij zijn uitgenodigd om deel te nemen aan een kosmisch proces dat onze individuele voorkeuren ver overschrijdt. Het getuigt van een arrogante onwetendheid te denken dat het leven het ons naar de zin zou moeten maken en dat wij kunnen oordelen of het leven wel de moeite waard is en of wij dat wel “aankunnen”.
Zelfdoding is geen gevolg van omstandigheden maar een persoonlijke keuze. Het is een weigering het leven te aanvaarden zoals het zich voordoet. Het is een weigering de wereld te bewonen zoals ze nu is. Het is een weigering bij te dragen tot de verdere evolutie van het leven. Het is een keuze die wel met mededogen aanvaard kan worden, maar die nooit begrepen kan of mag worden. Waarom zou anders niet iedereen in vergelijkbare omstandigheden hetzelfde doen?
Het verhaal gaat dat Buckminster Fuller - geniaal uitvinder, architect en denker, vaak vergeleken met Leonardo da Vinci – op 32-jarige leeftijd op een avond aan de oever van het meer van Michigan speelde met de gedachte een einde aan zijn leven te maken. Na een reeks zakelijke mislukkingen meende hij dat hij zo’n puinhoop van zijn leven had gemaakt, dat hij maar het beste van het toneel kon verdwijnen om het zijn vrouw en zijn pasgeboren dochtertje zo wat gemakkelijker te maken. Alles wat hij had geprobeerd of ondernomen was schijnbaar op niets uitgelopen, ondanks zijn ongelooflijke creativiteit en verbeeldingskracht (die pas later werden erkend).
Maar Buckminster Fuller maakte geen einde aan zijn leven. In plaats daarvan besloot hij (misschien vanwege zijn diep vertrouwen in de fundamentele eenheid en ordening van het universum, waarvan hij zichzelf een onvervreemdbaar deel voelde) vanaf dat moment te leven alsof hij die avond gestorven was.
Als hij dood was, hoefde hij zich ook geen zorgen meer te maken over wat er van hem terecht moest komen. Dan was hij vrij zich te wijden aan een leven als vertegenwoordiger van het universum. De rest van zijn leven zou een geschenk zijn. In plaats van alleen maar voor zichzelf te leven, zou hij zich wijden aan de vraag: “Is er iets op deze planeet (die hij Ruimteschip Aarde noemde) waar ik iets van afweet, dat gedaan moet worden en waarvan waarschijnlijk niets terecht zou komen als ik er geen verantwoordelijkheid voor neem?” Hij besloot niets anders te doen dan zichzelf voortdurend die vraag te stellen en te doen wat zich aan hem voordeed. Als je op deze manier voor de mensheid werkt, als een werknemer van het universum als geheel, wijzig je je omgeving en lever je je bijdrage door wie je bent, door hoe je bent en door wat je doet. Maar dat is niet langer iets persoonlijks. Het maakt deel uit van het grote geheel van het universum dat zichzelf voortdurend uitdrukt.
(overgenomen uit: Jon Kabat Zin, Wherever you go, there you are. Hyperion, New-York, 1994)
vrijdag 5 december 2008
Ik ben na een moeilijke periode in een depressie terecht gekomen en ik vrees te zullen hervallen…
Een depressie is niet iets waar je zomaar kunt “in terecht komen”. Het is ook geen ziekte die je zomaar overkomt of waar je zomaar aan ten prooi valt. Er is dus ook geen sprake van “genezen” of “hervallen”. Al deze termen schieten tekort om de existentiële werkelijkheid te kunnen vatten of verklaren. Een depressie heeft ook niets met een sterke of zwakke persoonlijkheid te maken, en nog minder met een gebrek aan wilskracht. Mensen met een depressie begrijpen meestal niet wat hen overkomen is en lijden door hun onmacht om iets aan hun toestand te veranderen. Dat lijden is echt.
Alle pogingen om depressie als een “ziekte” volgens het medische model te zien en als dusdanig te behandelen, dit wil zeggen door het opsporen van een “oorzaak” en het wegnemen van die “oorzaak”, hebben gefaald. Het feit dat een depressieve toestand gepaard gaat met veranderingen ter hoogte van de neurotransmitters en op CT-scans van de hersenen, betekent niet dat een depressie daardoor ook veroorzaakt wordt. Al wat wij doen gaat immers gepaard met veranderingen in de hersenen, ook tango dansen of verliefd worden, maar dat betekent niet dat onze neurotransmitters bepalen wanneer we tango dansen of verliefd zullen worden.
In diverse studies werd inmiddels dan ook aangetoond dat antidepressiva, die op de neurotransmitters inwerken, nauwelijks beter werken dan placebo. De meest directe manier om de werking van de hersenen te beïnvloeden, is nog steeds het woord…
Ondertussen heeft dit er evenwel toe geleid dat mensen veel beter vertrouwd zijn met deze inmiddels achterhaalde ideeën over depressie dan met de ware aard van het probleem. Het idee van “ziekte” heeft als gevolg gehad dat mensen zich als “patiënten” zijn gaan gedragen die “behandeling” door deskundigen nodig hebben. Deze houding van machteloosheid, deresponsabilisering en disempowerment draagt op zijn beurt nog bij tot de depressieve toestand. De betrokkenen gedragen zich als machteloze slachtoffers die verontwaardigd en verongelijkt reageren als een responsabiliserende taal wordt gesproken. Dit wordt dan als theorie en als een gebrek aan “begrip” gezien, terwijl inzicht en responabilisering juist de enige uitweg is.
In haar verhelderende boek “De Depressie-Epidemie” laat psychologe en wetenschapsfilosofe Trudy Dehue zien dat de betekenis van de term “depressie” in de loop van de geschiedenis diverse betekenissen heeft gehad en in verschillende denkstijlen is ingebed. Zo is er het psychodynamische model geweest waarin depressie gezien werd als een reactie van de betrokkene op bepaalde gebeurtenissen (bijv. woede die onderdrukt werd en vervolgens tegen de persoon zelf werd gericht). In het hedendaagse biologische model wordt depressie evenwel gezien als het gevolg van een achterliggende stoornis, een ziekte die los staat van de persoon die erdoor getroffen wordt. In hetzelfde boek maakt zij ook op ontluisterende wijze duidelijk wie bij deze biologische psychiatrie baat heeft en welke rol de farmaceutische industrie speelt in het wetenschappelijke en medische onderzoek terzake, niet alleen in Amerika maar ook bij ons.
Het is evenwel helemaal niet duidelijk wat een depressie dan “echt” zou zijn. Al wat vastgesteld kan worden is immers alleen maar een bepaald gedrag van een bepaald persoon in een bepaalde situatie. In de medische wereld werd tussen vakgenoten afgesproken dat als dat gedrag aan een aantal criteria voldoet (zoals die van de DSM IV*), dat gedrag dan “depressie” mag worden genoemd. Dat is echter niet meer dan een handige benaming die artsen kunnen gebruiken voor een bepaalde reeks verschijnselen, een bepaald gedragspatroon, net zoals we bepaalde bewegingen een “tango” mogen noemen als de bewegingen een bepaald afgesproken patroon volgen. Het feit dat een bepaald gedrag met de term “depressie” kan worden benoemd, zegt evenwel niets over de oorzaken of de dynamiek van dat gedrag. Toch hebben mensen, ook professionelen, al te vaak de illusie dat de labels uit de DSM IV ziekten zijn die de oorzaak zijn van de verschijnselen die ze beschrijven. De absurditeit van dit soort verwarring wordt duidelijker als iemand zou zeggen dat hij niet getrouwd is omdat hij “aan celibaat lijdt” of dat hij “celibaat heeft”. Het is duidelijk dat celibaat niet iets is wat men kan “hebben”. Het gaat om het gedrag van een persoon, die daar allicht zijn redenen voor heeft, en niet om het gevolg van een ziektetoestand. Als je niet getrouwd bent is dat omdat je bijv. nog niet besloten hebt iemand ten huwelijk te vragen, niet omdat je aan een ziekte lijdt die “celibaat” zou heten. Deze verwarring tussen een definitie of beschrijving van fenomenen en de verklaring van de beschreven fenomenen toont de haast hypnotiserende kracht van woorden waar zelfs professionelen vaak moeilijk helderheid in krijgen …** (Een gelijkaardige gedachtengang geldt ook voor verslavingen. Zie ook de vraag over verslaving evenals de vraag over taal)
Een depressie is geen “ziekte” die we kunnen “krijgen” (nog minder een “put” waar we kunnen “invallen”) maar een proces, een patroon, een manier van doen, zoals een dans. Een depressie kan best omschreven worden als een bepaalde relatie tot het leven, net zoals liefde een bepaalde relatie tot een partner, dat wil zeggen een manier om zich tot de realiteit van de partner of van het leven te verhouden. Een depressie is dan als een liefdesrelatie waar de pit uit is, men is er op uitgekeken, men heeft er geen zin meer in. Alleen is de partner in dit geval het leven zelf. Wie depressief is verliest zich in eindeloos zoeken naar de zin van het leven. Wie enthousiast is, ervaart de zin van het leven. Om enthousiast te zijn en de zin van het leven te ervaren, is het niet nodig eerst alle filosofische vragen over de zin van het leven op te lossen.
Evolutionaire psychologen nemen aan dat dergelijke vaste, clichématige gedragspatronen, die zo frequent zijn en die in alle tijden en in alle culturen blijken voor te komen, een evolutionaire functie moeten hebben, net zoals dat het geval is voor verliefdheid, kwaadheid of angst. Een depressie is iets als koorts: men weet wel dát er iets is, maar men weet niet wát er is, het is zeer aspecifiek. Bij belangrijke levensgebeurtenissen die een belangrijke verandering in een levensproject met zich kunnen brengen, bijv. in verband met het werk, de status, de gezondheid, de materiële middelen, de sociale relaties of de partner, kan het inderdaad belangrijk zijn voldoende tijd te nemen om de toestand te overdenken en niet overhaast tewerk te gaan. Net zoals koorts of lichamelijke pijn een teken is dat er ergens moet ingegrepen worden, zouden verdriet, rouw en zelfs depressie een uitnodiging kunnen zijn om even te stoppen met wat we aan het doen waren om te onderzoeken of dat misschien niet de oorzaak van de gebeurtenissen kan zijn geweest. Te veel optimisme en enthousiasme zouden dan immers nadelig kunnen zijn. We moeten onze roze bril even afzetten en onze doelstellingen en strategieën nuchter opnieuw bekijken om verdere schade te beperken. De Dalaï Lama zei het als volgt: “Pijn is een toespraak die je lichaam houdt, over een onderwerp dat voor jou van levensbelang is, op een wijze die het best je aandacht trekt.”
Ook enthousiasme is een relatie met de realiteit, die een gevolg is van het zien van het mooie, het verbazingwekkende en het mysterieuze van het leven, en van het bewustzijn deel uit te maken van een groter geheel, deel te nemen aan het leven als aan een kosmische dans. Enthousiasme zet ons aan tot deelnemen, zoals de ongeveer tienduizend miljard cellen in ons lichaam deelnemen aan het organisme dat maakt dat we zijn wie we zijn. We zijn wie we zijn omdat al die cellen “enthousiast” doen wat ze te doen hebben op de plaats waar ze zijn. Als een aantal van die cellen er de brui aan zouden geven of het niet meer zouden zien zitten, is het met ons gedaan…
Een depressie daarentegen is een relatie die ontstaat als men het leven als negatief, vijandig of zinloos is gaan zien en als men zichzelf daarbij als waardeloos, hopeloos, machteloos en hulpeloos ziet. Het is de afwezigheid van ervaring van het mooie en het mysterieuze en de afwezigheid van de ervaring deel uit te maken van een groter en inspirerend geheel. We hebben ons uit het web van menselijke interacties teruggetrokken en we zijn dan als een lichaamscel die het niet meer ziet zitten, die niet meer in relatie tot het grotere geheel wil functioneren, maar die daardoor ook haar zin verliest en niet meer weet wat ze te doen heeft. Dat soort cellen leidt uiteindelijk tot een proces dat we kanker noemen…
Een depressie gaat dan ook meer over een schema dan over een thema. Ongeacht het concrete thema, omvat het schema van een depressie altijd de irrationele stappen van een negatieve beoordeling en een idee van waardeloosheid, hulpeloosheid en machteloosheid (niemand kan mij helpen) die als permanent (altijd) en pervasief (overal) worden gezien. Dat is de depressieve dans. De hieruit volgende depressieve stemming maakt rationeel denken nog moeilijker zodat men in een depressieve spiraal terecht komt. Alle mensen met een depressief gedrag, lijken op elkaar en doen vergelijkbare uitspraken, die doorgaans neerkomen op machteloosheid. Disempowerment leidt tot depressie. In een beroemd geworden experiment heeft Martin Seligman dit patroon zelfs bij dieren aangetoond.
De negatieve gedachten leiden tot negatieve stemmingen en emoties en tot eindeloos piekeren, frustratie, stress en zelfkwelling. Deze vele negatieve emoties zijn oorzaak van een toename van de hoeveelheid REM-slaap en een vermindering van de hoeveelheid diepe slaap, met als gevolg een minder goede kwaliteit van de slaap en toenemende lichamelijke vermoeidheid en uitputting. Dit alles draagt uiteraard bij tot de negatieve spiraal van de depressie.
Een pessimistische cognitieve stijl is de belangrijkste risicofactor die zal maken dat men op als moeilijk beoordeelde omstandigheden met een depressie kan reageren, d.i. de keuze om uiteindelijk op te geven.
Een optimistische cognitieve stijl is een gevolg van meer zorgvuldig, concreet en specifiek denken en waarnemen waardoor duidelijk wordt dat niets ooit helemaal negatief is, dat niets altijd en overal waar is en dat er altijd zinvolle mogelijkheden zijn. Confucius zei dat niets van wat ons overkomt erg is als we er de lessen uit leren en er de vruchten van plukken. Dat is een empowerende, creatieve levensstijl.
Hoe ontstaat een dergelijke levensstijl?
Een mens leeft uiteraard niet in een vacuüm. Van bij de geboorte is hij ingebed in een cultuur waarin hij in een bepaalde taal leert spreken en denken en waarin bepaalde waarden en overtuigingen als “normaal” worden bestempeld. Na het leven in de biologische baarmoeder leeft hij als het ware in een culturele baarmoeder of matrix. Uiteindelijk zal die culturele matrix in zijn bewustzijn gaan leven. Ouders en school zorgen voor het noodzakelijike inpassen van een kind in de samenleving. Dat geldt ook voor familie, vrienden en kennissen. De cognitieve stijl die een individu hanteert, is uiteraard aangeleerd en overgenomen uit de omgeving, d.i. het gezin en de samenleving waarin de betrokkene is opgegroeid. Een cultuur heeft altijd min of meer zichtbare opvattingen en beelden over het leven, over de samenleving, over het individu en over de plaats van het individu in dat alles. Deze opvattingen worden niet zozeer door een bepaalde klasse of een bepaald instituut verkondigd of opgelegd, maar zijn als strategie in de diverse geledingen van de werkelijkheid ingenesteld De belangrijke en grotendeels onbewuste invloed van de taal van de cultuur werd onder meer door Heidegger en later ook door Sartre, Jacques Lacan, Michel Foucault en de Franse structuralisten overtuigend beargumenteerd. Vooral Foucault benadrukte dat de mens een minder autonoom en rationeel denkend wezen is omdat hij altijd ingekapseld is in de dynamiek van de machtsstructuren van zijn tijd en omgeving.
Er zijn goede redenen om de huidige samenleving depressogeen te noemen, d.w.z. depressie-bevorderend. Dat komt tot uiting in de stijgende cijfers voor levensmoeheid, depressie, burn-out en zelfmoord. Schematisch kan gesteld worden dat de huidige samenleving vooral de nadruk legt op onmiddellijke behoeftebevrediging als strategie om tot geluk te komen. Daardoor wordt de illusie gewekt dat het bezit van allerlei materiële bezittingen en het deelnemen aan allerlei recreatieve activiteiten, niet alleen een recht maar ook de enige weg naar geluk is. Bovendien wordt de illusie gewekt dat als dit om een of andere reden niet het geval is, men zich terecht een slachtoffer kan noemen. Denken in termen van recht en het bijhorende slachtofferdenken worden als normaal gezien, en de normale “humane” reflex is het slachtoffer ter hulp te snellen om in zijn behoeftenbevrediging te voorzien. Dit reduceert het verklaarde slachtoffer evenwel tot de ontvanger van hulp, m.a.w. tot een disempowerende levensstijl. Dit leidt tot een circulaire causaliteit, een zogenaamde vicieuze cirkel: naarmate men zich meer uit het leven terugtrekt, lijkt het leven nog meer zinloos en zal men nog minder zin hebben om er aan deel te nemen en zal men zichzelf als nog zwakker en waardelozer gaan zien.
Alleen een meer volwassen, d.i. een meer bewuste, meer overwogen, meer doordachte levensstijl, met meer inzicht en mededogen, kan ons bevrijden van de depressogene invloed van de omgeving. Dat is de betekenis van mindfulness. Ons bewustzijn is onze mogelijkheid om ons van de onbewustheid en de afhankelijkheid te bevrijden en tot een meer volwassen, meer autonome en meer mededogende levensstijl te komen.
De enige echte behandeling van depressie en de enige echte preventie, is dan ook een houding van mededogen die tot enthousiasme en verliefdheid op het leven leidt (zie de vraag over geluk). Wie enthousiast of verliefd is, kan immers niet depressief zijn. De beste manier om het leven zinvol te vinden is er op een zinvolle wijze aan deel te nemen. Dit leidt tot een positieve circulaire causaliteit: naarmate men enthousiaster is, zal men meer aan het leven deelnemen en zal men nog enthousiaster worden.
Maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat een depressie te maken heeft met neuronen en neurotransmitters in de hersenen?
De wetenschap heeft ook aangetoond dat het oplichten van het olielampje in uw auto iets te maken heeft met een verandering in de stroom van elektriciteit in de draden naar het lampje. Als u dan zou besluiten dat u dit kunt “verhelpen” door de elektriciteit in die draden te “behandelen”, dan hebt u wel niet begrepen waar een olielampje voor dient. Zo zou je ook kunnen zeggen dat als je computer niet wil printen, dit iets te maken heeft met elektronen…
De wetenschap heeft echter ook aangetoond dat het woord nog altijd de meest directe manier is om de neurofysiologie van de hersenen te beïnvloeden. Regelmatige lachsessies doen meer voor het geluksgevoel dan antidepressiva…
Zie ook onderstaande voetnoot en het antwoord op de vraag over chemische reacties.
________________
*Diagnostic and Statistical Manual of Mental Diseases, versie IV, uitgegeven door de American Psychiatric Association (APA). Voor wie nog mocht geloven dat ziekten objectieve entiteiten zijn, illustreert dit werk, en zijn opeenvolgende versies, de subjectiviteit van wat als ziekte wordt beschouwd. Zo werd homoseksualiteit tot 1973 als een stoornis gedefinieerd.
**Om de gang van zaken duidelijker in te zien, kunnen we ons proberen in te beelden wat er zou gebeuren als artsen het probleem “hoest” zouden bestuderen zoals de moderne psychiatrie het probleem “depressie” bestudeert. Artsen zouden eerst “hoeststoornissen” definiëren en objectieve criteria vastleggen voor het stellen van de diagnose. De criteria zouden bijv. kunnen stellen dat er sprake is van een hoeststoornis als de patiënt in een periode van twee dagen meer dan twee keer per uur hoest of een hoestaanval heeft die langer dan 2 minuten duurt. Onderzoekers zouden dan naar verschillende speciale gevallen van een hoeststoornissen kunnen kijken zoals hoest in combinatie met een lopende neus en koorts, hoest in verband met allergie en blootstelling aan pollen, hoest bij rokers, en hoest die doorgaans fataal afloopt. Vervolgens zouden zij deze subtypen van hoest kunnen onderzoeken door bij mensen met hoeststoornissen de afwijkingen in de neurofysiologische processen te onderzoeken. De ontdekking dat hoesten gepaard gaat met een toegenomen activiteit in de zenuwen die instaan voor de contractie van de borstspieren zou de vraag doen rijzen welke neurologische mechanismen oorzaak van de toegenomen activiteit in deze zenuwen zouden kunnen zijn. De ontdekking van een hoestcentrum in de hersenen zou duidelijk maken dat een afwijking in dit centrum de oorzaak van de hoest zou kunnen zijn. De verdere ontdekking dat codeïne het hoesten kan stoppen, zou tot verder onderzoek leiden op grond van de hypothese dat hoesten het gevolg zou zijn van een tekort aan codeïne-achtige substanties in de hersenen. Men zou dan verder kunnen kijken naar welke genen deze afwijking veroorzaken om aldus voorbeschikte personen op te sporen…
Dit plan is natuurlijk absurd, maar het absurde is alleen maar duidelijk omdat we goed weten dat hoest geen ziekte is maar een beschermend afweermechanisme van het organisme. En dus moeten we niet in de spieren of in de zenuwen of in de hersenen gaan kijken, maar in de prikkels, de aanleidingen die de beschermende hoestreflex uitlokken. Dat sluit niet uit dat er enkele eerder zeldzame gevallen kunnen zijn waarin hoest inderdaad het gevolg is van afwijkingen in de hoestmechanismen, maar in de overgrote meerderheid van de gevallen zal het om een beschermende reflex gaan die bedoeld is om vreemde deeltjes uit de luchtwegen te verwijderen.
Een depressie is niet iets waar je zomaar kunt “in terecht komen”. Het is ook geen ziekte die je zomaar overkomt of waar je zomaar aan ten prooi valt. Er is dus ook geen sprake van “genezen” of “hervallen”. Al deze termen schieten tekort om de existentiële werkelijkheid te kunnen vatten of verklaren. Een depressie heeft ook niets met een sterke of zwakke persoonlijkheid te maken, en nog minder met een gebrek aan wilskracht. Mensen met een depressie begrijpen meestal niet wat hen overkomen is en lijden door hun onmacht om iets aan hun toestand te veranderen. Dat lijden is echt.
Alle pogingen om depressie als een “ziekte” volgens het medische model te zien en als dusdanig te behandelen, dit wil zeggen door het opsporen van een “oorzaak” en het wegnemen van die “oorzaak”, hebben gefaald. Het feit dat een depressieve toestand gepaard gaat met veranderingen ter hoogte van de neurotransmitters en op CT-scans van de hersenen, betekent niet dat een depressie daardoor ook veroorzaakt wordt. Al wat wij doen gaat immers gepaard met veranderingen in de hersenen, ook tango dansen of verliefd worden, maar dat betekent niet dat onze neurotransmitters bepalen wanneer we tango dansen of verliefd zullen worden.
In diverse studies werd inmiddels dan ook aangetoond dat antidepressiva, die op de neurotransmitters inwerken, nauwelijks beter werken dan placebo. De meest directe manier om de werking van de hersenen te beïnvloeden, is nog steeds het woord…
Ondertussen heeft dit er evenwel toe geleid dat mensen veel beter vertrouwd zijn met deze inmiddels achterhaalde ideeën over depressie dan met de ware aard van het probleem. Het idee van “ziekte” heeft als gevolg gehad dat mensen zich als “patiënten” zijn gaan gedragen die “behandeling” door deskundigen nodig hebben. Deze houding van machteloosheid, deresponsabilisering en disempowerment draagt op zijn beurt nog bij tot de depressieve toestand. De betrokkenen gedragen zich als machteloze slachtoffers die verontwaardigd en verongelijkt reageren als een responsabiliserende taal wordt gesproken. Dit wordt dan als theorie en als een gebrek aan “begrip” gezien, terwijl inzicht en responabilisering juist de enige uitweg is.
In haar verhelderende boek “De Depressie-Epidemie” laat psychologe en wetenschapsfilosofe Trudy Dehue zien dat de betekenis van de term “depressie” in de loop van de geschiedenis diverse betekenissen heeft gehad en in verschillende denkstijlen is ingebed. Zo is er het psychodynamische model geweest waarin depressie gezien werd als een reactie van de betrokkene op bepaalde gebeurtenissen (bijv. woede die onderdrukt werd en vervolgens tegen de persoon zelf werd gericht). In het hedendaagse biologische model wordt depressie evenwel gezien als het gevolg van een achterliggende stoornis, een ziekte die los staat van de persoon die erdoor getroffen wordt. In hetzelfde boek maakt zij ook op ontluisterende wijze duidelijk wie bij deze biologische psychiatrie baat heeft en welke rol de farmaceutische industrie speelt in het wetenschappelijke en medische onderzoek terzake, niet alleen in Amerika maar ook bij ons.
Het is evenwel helemaal niet duidelijk wat een depressie dan “echt” zou zijn. Al wat vastgesteld kan worden is immers alleen maar een bepaald gedrag van een bepaald persoon in een bepaalde situatie. In de medische wereld werd tussen vakgenoten afgesproken dat als dat gedrag aan een aantal criteria voldoet (zoals die van de DSM IV*), dat gedrag dan “depressie” mag worden genoemd. Dat is echter niet meer dan een handige benaming die artsen kunnen gebruiken voor een bepaalde reeks verschijnselen, een bepaald gedragspatroon, net zoals we bepaalde bewegingen een “tango” mogen noemen als de bewegingen een bepaald afgesproken patroon volgen. Het feit dat een bepaald gedrag met de term “depressie” kan worden benoemd, zegt evenwel niets over de oorzaken of de dynamiek van dat gedrag. Toch hebben mensen, ook professionelen, al te vaak de illusie dat de labels uit de DSM IV ziekten zijn die de oorzaak zijn van de verschijnselen die ze beschrijven. De absurditeit van dit soort verwarring wordt duidelijker als iemand zou zeggen dat hij niet getrouwd is omdat hij “aan celibaat lijdt” of dat hij “celibaat heeft”. Het is duidelijk dat celibaat niet iets is wat men kan “hebben”. Het gaat om het gedrag van een persoon, die daar allicht zijn redenen voor heeft, en niet om het gevolg van een ziektetoestand. Als je niet getrouwd bent is dat omdat je bijv. nog niet besloten hebt iemand ten huwelijk te vragen, niet omdat je aan een ziekte lijdt die “celibaat” zou heten. Deze verwarring tussen een definitie of beschrijving van fenomenen en de verklaring van de beschreven fenomenen toont de haast hypnotiserende kracht van woorden waar zelfs professionelen vaak moeilijk helderheid in krijgen …** (Een gelijkaardige gedachtengang geldt ook voor verslavingen. Zie ook de vraag over verslaving evenals de vraag over taal)
Een depressie is geen “ziekte” die we kunnen “krijgen” (nog minder een “put” waar we kunnen “invallen”) maar een proces, een patroon, een manier van doen, zoals een dans. Een depressie kan best omschreven worden als een bepaalde relatie tot het leven, net zoals liefde een bepaalde relatie tot een partner, dat wil zeggen een manier om zich tot de realiteit van de partner of van het leven te verhouden. Een depressie is dan als een liefdesrelatie waar de pit uit is, men is er op uitgekeken, men heeft er geen zin meer in. Alleen is de partner in dit geval het leven zelf. Wie depressief is verliest zich in eindeloos zoeken naar de zin van het leven. Wie enthousiast is, ervaart de zin van het leven. Om enthousiast te zijn en de zin van het leven te ervaren, is het niet nodig eerst alle filosofische vragen over de zin van het leven op te lossen.
Evolutionaire psychologen nemen aan dat dergelijke vaste, clichématige gedragspatronen, die zo frequent zijn en die in alle tijden en in alle culturen blijken voor te komen, een evolutionaire functie moeten hebben, net zoals dat het geval is voor verliefdheid, kwaadheid of angst. Een depressie is iets als koorts: men weet wel dát er iets is, maar men weet niet wát er is, het is zeer aspecifiek. Bij belangrijke levensgebeurtenissen die een belangrijke verandering in een levensproject met zich kunnen brengen, bijv. in verband met het werk, de status, de gezondheid, de materiële middelen, de sociale relaties of de partner, kan het inderdaad belangrijk zijn voldoende tijd te nemen om de toestand te overdenken en niet overhaast tewerk te gaan. Net zoals koorts of lichamelijke pijn een teken is dat er ergens moet ingegrepen worden, zouden verdriet, rouw en zelfs depressie een uitnodiging kunnen zijn om even te stoppen met wat we aan het doen waren om te onderzoeken of dat misschien niet de oorzaak van de gebeurtenissen kan zijn geweest. Te veel optimisme en enthousiasme zouden dan immers nadelig kunnen zijn. We moeten onze roze bril even afzetten en onze doelstellingen en strategieën nuchter opnieuw bekijken om verdere schade te beperken. De Dalaï Lama zei het als volgt: “Pijn is een toespraak die je lichaam houdt, over een onderwerp dat voor jou van levensbelang is, op een wijze die het best je aandacht trekt.”
Ook enthousiasme is een relatie met de realiteit, die een gevolg is van het zien van het mooie, het verbazingwekkende en het mysterieuze van het leven, en van het bewustzijn deel uit te maken van een groter geheel, deel te nemen aan het leven als aan een kosmische dans. Enthousiasme zet ons aan tot deelnemen, zoals de ongeveer tienduizend miljard cellen in ons lichaam deelnemen aan het organisme dat maakt dat we zijn wie we zijn. We zijn wie we zijn omdat al die cellen “enthousiast” doen wat ze te doen hebben op de plaats waar ze zijn. Als een aantal van die cellen er de brui aan zouden geven of het niet meer zouden zien zitten, is het met ons gedaan…
Een depressie daarentegen is een relatie die ontstaat als men het leven als negatief, vijandig of zinloos is gaan zien en als men zichzelf daarbij als waardeloos, hopeloos, machteloos en hulpeloos ziet. Het is de afwezigheid van ervaring van het mooie en het mysterieuze en de afwezigheid van de ervaring deel uit te maken van een groter en inspirerend geheel. We hebben ons uit het web van menselijke interacties teruggetrokken en we zijn dan als een lichaamscel die het niet meer ziet zitten, die niet meer in relatie tot het grotere geheel wil functioneren, maar die daardoor ook haar zin verliest en niet meer weet wat ze te doen heeft. Dat soort cellen leidt uiteindelijk tot een proces dat we kanker noemen…
Een depressie gaat dan ook meer over een schema dan over een thema. Ongeacht het concrete thema, omvat het schema van een depressie altijd de irrationele stappen van een negatieve beoordeling en een idee van waardeloosheid, hulpeloosheid en machteloosheid (niemand kan mij helpen) die als permanent (altijd) en pervasief (overal) worden gezien. Dat is de depressieve dans. De hieruit volgende depressieve stemming maakt rationeel denken nog moeilijker zodat men in een depressieve spiraal terecht komt. Alle mensen met een depressief gedrag, lijken op elkaar en doen vergelijkbare uitspraken, die doorgaans neerkomen op machteloosheid. Disempowerment leidt tot depressie. In een beroemd geworden experiment heeft Martin Seligman dit patroon zelfs bij dieren aangetoond.
De negatieve gedachten leiden tot negatieve stemmingen en emoties en tot eindeloos piekeren, frustratie, stress en zelfkwelling. Deze vele negatieve emoties zijn oorzaak van een toename van de hoeveelheid REM-slaap en een vermindering van de hoeveelheid diepe slaap, met als gevolg een minder goede kwaliteit van de slaap en toenemende lichamelijke vermoeidheid en uitputting. Dit alles draagt uiteraard bij tot de negatieve spiraal van de depressie.
Een pessimistische cognitieve stijl is de belangrijkste risicofactor die zal maken dat men op als moeilijk beoordeelde omstandigheden met een depressie kan reageren, d.i. de keuze om uiteindelijk op te geven.
Een optimistische cognitieve stijl is een gevolg van meer zorgvuldig, concreet en specifiek denken en waarnemen waardoor duidelijk wordt dat niets ooit helemaal negatief is, dat niets altijd en overal waar is en dat er altijd zinvolle mogelijkheden zijn. Confucius zei dat niets van wat ons overkomt erg is als we er de lessen uit leren en er de vruchten van plukken. Dat is een empowerende, creatieve levensstijl.
Hoe ontstaat een dergelijke levensstijl?
Een mens leeft uiteraard niet in een vacuüm. Van bij de geboorte is hij ingebed in een cultuur waarin hij in een bepaalde taal leert spreken en denken en waarin bepaalde waarden en overtuigingen als “normaal” worden bestempeld. Na het leven in de biologische baarmoeder leeft hij als het ware in een culturele baarmoeder of matrix. Uiteindelijk zal die culturele matrix in zijn bewustzijn gaan leven. Ouders en school zorgen voor het noodzakelijike inpassen van een kind in de samenleving. Dat geldt ook voor familie, vrienden en kennissen. De cognitieve stijl die een individu hanteert, is uiteraard aangeleerd en overgenomen uit de omgeving, d.i. het gezin en de samenleving waarin de betrokkene is opgegroeid. Een cultuur heeft altijd min of meer zichtbare opvattingen en beelden over het leven, over de samenleving, over het individu en over de plaats van het individu in dat alles. Deze opvattingen worden niet zozeer door een bepaalde klasse of een bepaald instituut verkondigd of opgelegd, maar zijn als strategie in de diverse geledingen van de werkelijkheid ingenesteld De belangrijke en grotendeels onbewuste invloed van de taal van de cultuur werd onder meer door Heidegger en later ook door Sartre, Jacques Lacan, Michel Foucault en de Franse structuralisten overtuigend beargumenteerd. Vooral Foucault benadrukte dat de mens een minder autonoom en rationeel denkend wezen is omdat hij altijd ingekapseld is in de dynamiek van de machtsstructuren van zijn tijd en omgeving.
Er zijn goede redenen om de huidige samenleving depressogeen te noemen, d.w.z. depressie-bevorderend. Dat komt tot uiting in de stijgende cijfers voor levensmoeheid, depressie, burn-out en zelfmoord. Schematisch kan gesteld worden dat de huidige samenleving vooral de nadruk legt op onmiddellijke behoeftebevrediging als strategie om tot geluk te komen. Daardoor wordt de illusie gewekt dat het bezit van allerlei materiële bezittingen en het deelnemen aan allerlei recreatieve activiteiten, niet alleen een recht maar ook de enige weg naar geluk is. Bovendien wordt de illusie gewekt dat als dit om een of andere reden niet het geval is, men zich terecht een slachtoffer kan noemen. Denken in termen van recht en het bijhorende slachtofferdenken worden als normaal gezien, en de normale “humane” reflex is het slachtoffer ter hulp te snellen om in zijn behoeftenbevrediging te voorzien. Dit reduceert het verklaarde slachtoffer evenwel tot de ontvanger van hulp, m.a.w. tot een disempowerende levensstijl. Dit leidt tot een circulaire causaliteit, een zogenaamde vicieuze cirkel: naarmate men zich meer uit het leven terugtrekt, lijkt het leven nog meer zinloos en zal men nog minder zin hebben om er aan deel te nemen en zal men zichzelf als nog zwakker en waardelozer gaan zien.
Alleen een meer volwassen, d.i. een meer bewuste, meer overwogen, meer doordachte levensstijl, met meer inzicht en mededogen, kan ons bevrijden van de depressogene invloed van de omgeving. Dat is de betekenis van mindfulness. Ons bewustzijn is onze mogelijkheid om ons van de onbewustheid en de afhankelijkheid te bevrijden en tot een meer volwassen, meer autonome en meer mededogende levensstijl te komen.
De enige echte behandeling van depressie en de enige echte preventie, is dan ook een houding van mededogen die tot enthousiasme en verliefdheid op het leven leidt (zie de vraag over geluk). Wie enthousiast of verliefd is, kan immers niet depressief zijn. De beste manier om het leven zinvol te vinden is er op een zinvolle wijze aan deel te nemen. Dit leidt tot een positieve circulaire causaliteit: naarmate men enthousiaster is, zal men meer aan het leven deelnemen en zal men nog enthousiaster worden.
Maar de wetenschap heeft toch aangetoond dat een depressie te maken heeft met neuronen en neurotransmitters in de hersenen?
De wetenschap heeft ook aangetoond dat het oplichten van het olielampje in uw auto iets te maken heeft met een verandering in de stroom van elektriciteit in de draden naar het lampje. Als u dan zou besluiten dat u dit kunt “verhelpen” door de elektriciteit in die draden te “behandelen”, dan hebt u wel niet begrepen waar een olielampje voor dient. Zo zou je ook kunnen zeggen dat als je computer niet wil printen, dit iets te maken heeft met elektronen…
De wetenschap heeft echter ook aangetoond dat het woord nog altijd de meest directe manier is om de neurofysiologie van de hersenen te beïnvloeden. Regelmatige lachsessies doen meer voor het geluksgevoel dan antidepressiva…
Zie ook onderstaande voetnoot en het antwoord op de vraag over chemische reacties.
________________
*Diagnostic and Statistical Manual of Mental Diseases, versie IV, uitgegeven door de American Psychiatric Association (APA). Voor wie nog mocht geloven dat ziekten objectieve entiteiten zijn, illustreert dit werk, en zijn opeenvolgende versies, de subjectiviteit van wat als ziekte wordt beschouwd. Zo werd homoseksualiteit tot 1973 als een stoornis gedefinieerd.
**Om de gang van zaken duidelijker in te zien, kunnen we ons proberen in te beelden wat er zou gebeuren als artsen het probleem “hoest” zouden bestuderen zoals de moderne psychiatrie het probleem “depressie” bestudeert. Artsen zouden eerst “hoeststoornissen” definiëren en objectieve criteria vastleggen voor het stellen van de diagnose. De criteria zouden bijv. kunnen stellen dat er sprake is van een hoeststoornis als de patiënt in een periode van twee dagen meer dan twee keer per uur hoest of een hoestaanval heeft die langer dan 2 minuten duurt. Onderzoekers zouden dan naar verschillende speciale gevallen van een hoeststoornissen kunnen kijken zoals hoest in combinatie met een lopende neus en koorts, hoest in verband met allergie en blootstelling aan pollen, hoest bij rokers, en hoest die doorgaans fataal afloopt. Vervolgens zouden zij deze subtypen van hoest kunnen onderzoeken door bij mensen met hoeststoornissen de afwijkingen in de neurofysiologische processen te onderzoeken. De ontdekking dat hoesten gepaard gaat met een toegenomen activiteit in de zenuwen die instaan voor de contractie van de borstspieren zou de vraag doen rijzen welke neurologische mechanismen oorzaak van de toegenomen activiteit in deze zenuwen zouden kunnen zijn. De ontdekking van een hoestcentrum in de hersenen zou duidelijk maken dat een afwijking in dit centrum de oorzaak van de hoest zou kunnen zijn. De verdere ontdekking dat codeïne het hoesten kan stoppen, zou tot verder onderzoek leiden op grond van de hypothese dat hoesten het gevolg zou zijn van een tekort aan codeïne-achtige substanties in de hersenen. Men zou dan verder kunnen kijken naar welke genen deze afwijking veroorzaken om aldus voorbeschikte personen op te sporen…
Dit plan is natuurlijk absurd, maar het absurde is alleen maar duidelijk omdat we goed weten dat hoest geen ziekte is maar een beschermend afweermechanisme van het organisme. En dus moeten we niet in de spieren of in de zenuwen of in de hersenen gaan kijken, maar in de prikkels, de aanleidingen die de beschermende hoestreflex uitlokken. Dat sluit niet uit dat er enkele eerder zeldzame gevallen kunnen zijn waarin hoest inderdaad het gevolg is van afwijkingen in de hoestmechanismen, maar in de overgrote meerderheid van de gevallen zal het om een beschermende reflex gaan die bedoeld is om vreemde deeltjes uit de luchtwegen te verwijderen.
dinsdag 25 november 2008
Ik weet niet wat ik met mijn leven moet doen! Niets interesseert mij. Hoe kan ik iets vinden dat mij interesseert?
De Spaanse filosoof Ortega y Gasset zei: “Zo vele dingen interesseren ons niet omdat zij in onze geest geen bodem vinden waarop zij kunnen gedijen. Wat wij moeten doen is de ruimte in onze geest vergroten zodat veel meer ideeën er een plaats kunnen vinden.”
Wij moeten niet zoeken naar iets wat ons kan interesseren, wij moeten leren geïnteresseerd zijn. Alles in het leven is immers interessant: keien, insecten, planten, dieren, mensen, de aarde, de sterren, de kosmos, wetenschap, techniek, geschiedenis, politiek, kunst… De wereld is gewoon boordevol interessante dingen. Het is aan ons om een geest van openheid en verwondering te cultiveren in plaats van te verwachten (of te eisen) dat het leven iets zal doen om ons te interesseren of te amuseren. Het is niet aan het leven om aan te tonen dat het de moeite waard is, het is aan ons om ons open te stellen voor het leven. Dingen worden interessant als je de tijd neemt om ze van naderbij en met aandacht te bekijken. En aandachtig zijn is gewoon een ander woord voor liefde. Alles wordt interessant als je er je liefde aan geeft.
Als we gewoon bewust worden en met een open geest (d.i. met mindfulness) om ons heen kijken, is alles verbazingwekkend, mooi, fascinerend en mysterieus, en kunnen we vervuld zijn van geluk omdat we gewoon mogen deelnemen aan het ongelooflijke en wonderlijke proces van het leven. Zoek niet naar het wonder, wees verwonderd!
De Spaanse filosoof Ortega y Gasset zei: “Zo vele dingen interesseren ons niet omdat zij in onze geest geen bodem vinden waarop zij kunnen gedijen. Wat wij moeten doen is de ruimte in onze geest vergroten zodat veel meer ideeën er een plaats kunnen vinden.”
Wij moeten niet zoeken naar iets wat ons kan interesseren, wij moeten leren geïnteresseerd zijn. Alles in het leven is immers interessant: keien, insecten, planten, dieren, mensen, de aarde, de sterren, de kosmos, wetenschap, techniek, geschiedenis, politiek, kunst… De wereld is gewoon boordevol interessante dingen. Het is aan ons om een geest van openheid en verwondering te cultiveren in plaats van te verwachten (of te eisen) dat het leven iets zal doen om ons te interesseren of te amuseren. Het is niet aan het leven om aan te tonen dat het de moeite waard is, het is aan ons om ons open te stellen voor het leven. Dingen worden interessant als je de tijd neemt om ze van naderbij en met aandacht te bekijken. En aandachtig zijn is gewoon een ander woord voor liefde. Alles wordt interessant als je er je liefde aan geeft.
Als we gewoon bewust worden en met een open geest (d.i. met mindfulness) om ons heen kijken, is alles verbazingwekkend, mooi, fascinerend en mysterieus, en kunnen we vervuld zijn van geluk omdat we gewoon mogen deelnemen aan het ongelooflijke en wonderlijke proces van het leven. Zoek niet naar het wonder, wees verwonderd!
zaterdag 25 oktober 2008
Hoe kan ik dan met angst omgaan?
Praktisch komt het erop aan vriendschap te sluiten met onze angsten en dat kunnen we doen door in te zien dat angst voortkomt uit oude vertrouwde verhalen die we verzonnen hebben om onszelf te beschermen – verhalen die we als kind geloofden maar die voor ons als volwassenen niet meer opgaan. Angst is (net als hoop) het gevolg van een verwachting, een interne projectie. In het geval van angst gaat het om zogenaamd “negatieve” gedachten, beter te omschrijven als “neen”-gedachten. Als we angstige gedachten logisch dóórdenken, helemaal tot het einde, in plaats van bij een “neen!” te blijven stilstaan, ontdekken we dat de meeste hun kracht en hun greep zullen verliezen. Als we bij elke stap verder denken (“en wat dan nog?”) dan wordt alles gewoonweg komisch en lost de angst op. Tegenover de angst van de projectie is de realiteit van dit moment de veiligste plek.
“Ik heb verlatingsangst. Ik ben zo bang dat mijn partner mij zal verlaten.”
“En wat dan?”
“Dan ben ik alleen.”
“En wat dan?”
“Dan ben ik eenzaam.”
“En wat dan?”
“Dan ga ik mij slecht voelen.”
“En wat dan?”
“Dan ga ik misschien de hele dag huilen.”
“En wat dan?”
“Misschien kan ik niet meer ophouden met huilen.”
“En wat dan?”
“Dan krijg ik er vroeg of laat waarschijnlijk toch genoeg van om te huilen en dan word ik moe en ga ik slapen…”
Vaak weet de geest immers niets meer te verzinnen en begint alles absurd te lijken. Wat is er immers om bang voor te zijn? Welkom in de volwassen wereld! Nu we volwassen zijn kan niemand ons echt “in de steek laten”. De enige persoon die ons echt kan afwijzen zijn wijzelf…
Telkens we deze “En wat dan nog?”-methode op onze angsten toepassen, wordt de angst minder groot. Dezelfde methode is overigens ook bruikbaar voor andere emoties, bijv. verdriet. Als wij diep in onszelf en in onze emoties kijken, vinden wij altijd vrede en rust. Maar vaak geven we te snel op en worden we door een “neen!” overweldigd. Angst is dus een onafgewerkte “neen”-gedachte die als het ware ons bewustzijn gijzelt.
Telkens wij voor de angst terugdeinzen, is het gevolg dat de angst groter wordt en dat ons vertrouwen kleiner wordt. De bankrekening van ons vertrouwen wordt kleiner.
Telkens wij voor iets angst voelen maar besluiten het toch te doen, wordt ons vertrouwen groter en wordt de angst kleiner. Onze vertrouwensbankrekening gaat naar boven. Voor de meesten onder ons waren de eerste schooldag, de eerste keer op een grote fiets, de eerste keer in het zwembad, het eerste afspraakje en de eerste kus allemaal beangstigend. Maar toch hebben we het gedaan en daardoor werden ze gemakkelijk.
Niet zelden kunnen mensen maar moeilijk geloven of aanvaarden dat hun zwaarwichtig lijkende probleem, waarvoor ze al zo lang een oplossing zoeken, zo ontnuchterend eenvoudig kan zijn. Vaak hebben mensen, soms met de hulp van therapeuten, naar de “diepere oorzaken” gezocht en kunnen zij maar moeilijk aanvaarden dat die er gewoonweg niet zijn. Zij kunnen niet geloven dat zij zichzelf eigenlijk al zo lang gewoon voor de gek hebben gehouden.
Overigens mag angst niet verward worden met voorzichtigheid. Voorzichtigheid is op een volwassen manier rekening houden met mogelijke (ongewenste) scenario’s die zich kunnen voordoen en die men in het bewustzijn redelijk kan onderzoeken. Het is een inbeelding zonder emotie. Angst daarentegen is een emotie die een redelijk onderzoek juist bemoeilijkt omdat er een alarmsignaal afgaat. Het is reageren alsof de ingebeelde toestand een realiteit was. Een kind kan angstig zijn voor vliegtuigen, liften of tunnels. Een volwassene weet dat reizen met het vliegtuig een risico inhoudt, net zoals het gebruik van liften en tunnels. Hij kent dat risico en aanvaardt dat het deel uitmaakt van het moderne leven, net zoals natuurlijke risico’s deel uitmaakten van het leven van onze voorouders in de natuur.
Praktisch komt het erop aan vriendschap te sluiten met onze angsten en dat kunnen we doen door in te zien dat angst voortkomt uit oude vertrouwde verhalen die we verzonnen hebben om onszelf te beschermen – verhalen die we als kind geloofden maar die voor ons als volwassenen niet meer opgaan. Angst is (net als hoop) het gevolg van een verwachting, een interne projectie. In het geval van angst gaat het om zogenaamd “negatieve” gedachten, beter te omschrijven als “neen”-gedachten. Als we angstige gedachten logisch dóórdenken, helemaal tot het einde, in plaats van bij een “neen!” te blijven stilstaan, ontdekken we dat de meeste hun kracht en hun greep zullen verliezen. Als we bij elke stap verder denken (“en wat dan nog?”) dan wordt alles gewoonweg komisch en lost de angst op. Tegenover de angst van de projectie is de realiteit van dit moment de veiligste plek.
“Ik heb verlatingsangst. Ik ben zo bang dat mijn partner mij zal verlaten.”
“En wat dan?”
“Dan ben ik alleen.”
“En wat dan?”
“Dan ben ik eenzaam.”
“En wat dan?”
“Dan ga ik mij slecht voelen.”
“En wat dan?”
“Dan ga ik misschien de hele dag huilen.”
“En wat dan?”
“Misschien kan ik niet meer ophouden met huilen.”
“En wat dan?”
“Dan krijg ik er vroeg of laat waarschijnlijk toch genoeg van om te huilen en dan word ik moe en ga ik slapen…”
Vaak weet de geest immers niets meer te verzinnen en begint alles absurd te lijken. Wat is er immers om bang voor te zijn? Welkom in de volwassen wereld! Nu we volwassen zijn kan niemand ons echt “in de steek laten”. De enige persoon die ons echt kan afwijzen zijn wijzelf…
Telkens we deze “En wat dan nog?”-methode op onze angsten toepassen, wordt de angst minder groot. Dezelfde methode is overigens ook bruikbaar voor andere emoties, bijv. verdriet. Als wij diep in onszelf en in onze emoties kijken, vinden wij altijd vrede en rust. Maar vaak geven we te snel op en worden we door een “neen!” overweldigd. Angst is dus een onafgewerkte “neen”-gedachte die als het ware ons bewustzijn gijzelt.
Telkens wij voor de angst terugdeinzen, is het gevolg dat de angst groter wordt en dat ons vertrouwen kleiner wordt. De bankrekening van ons vertrouwen wordt kleiner.
Telkens wij voor iets angst voelen maar besluiten het toch te doen, wordt ons vertrouwen groter en wordt de angst kleiner. Onze vertrouwensbankrekening gaat naar boven. Voor de meesten onder ons waren de eerste schooldag, de eerste keer op een grote fiets, de eerste keer in het zwembad, het eerste afspraakje en de eerste kus allemaal beangstigend. Maar toch hebben we het gedaan en daardoor werden ze gemakkelijk.
Niet zelden kunnen mensen maar moeilijk geloven of aanvaarden dat hun zwaarwichtig lijkende probleem, waarvoor ze al zo lang een oplossing zoeken, zo ontnuchterend eenvoudig kan zijn. Vaak hebben mensen, soms met de hulp van therapeuten, naar de “diepere oorzaken” gezocht en kunnen zij maar moeilijk aanvaarden dat die er gewoonweg niet zijn. Zij kunnen niet geloven dat zij zichzelf eigenlijk al zo lang gewoon voor de gek hebben gehouden.
Overigens mag angst niet verward worden met voorzichtigheid. Voorzichtigheid is op een volwassen manier rekening houden met mogelijke (ongewenste) scenario’s die zich kunnen voordoen en die men in het bewustzijn redelijk kan onderzoeken. Het is een inbeelding zonder emotie. Angst daarentegen is een emotie die een redelijk onderzoek juist bemoeilijkt omdat er een alarmsignaal afgaat. Het is reageren alsof de ingebeelde toestand een realiteit was. Een kind kan angstig zijn voor vliegtuigen, liften of tunnels. Een volwassene weet dat reizen met het vliegtuig een risico inhoudt, net zoals het gebruik van liften en tunnels. Hij kent dat risico en aanvaardt dat het deel uitmaakt van het moderne leven, net zoals natuurlijke risico’s deel uitmaakten van het leven van onze voorouders in de natuur.
maandag 20 oktober 2008
Ik word achtervolgd door zwarte gedachten en ik ben vaak angstig of boos. Hoe kan ik die gedachten loslaten?
Gedachten en de daarbijhorende emoties zijn een gevolg van evolutionaire, sociale en theatrale scenario’s die zich in ons afspelen. Wij kunnen niet beletten dat zij in ons ontstaan. Er zijn echter geen gedachten die mensen kunnen “achtervolgen”. Gedachten zijn nooit een probleem. Mensen hebben alleen een probleem als ze hun gedachten verwarren met de realiteit, als ze hun gedachten geloven en voor waar nemen. Dan ontstaan emoties. Emoties zijn reacties op realiteiten. Emoties als reactie op gedachten zijn zinloos. Gedachten zonder emoties leiden tot voorzichtigheid en verstandige maatregelen. Gedachten mét emoties leiden tot angst en paniek, en tot onverstandig gedrag. Hoe meer je inziet dat je niet je gedachten bent maar de waarnemer van je gedachten, hoe minder gedachten in staat zullen zijn je allerlei emoties te geven of ongelukkig te zijn. Gedachten zijn simulaties van de realiteit en zijn bedoeld om de realiteit te onderzoeken, net zoals een piloot leert vliegen in een simulator. Als hij weet dat hij in een simulator zit, kan hij rustig de mogelijkheid onderzoeken zonder bang te zijn om te crashen.
Emoties als angst en boosheid zijn in aanleg uitingen van evolutionaire reacties en mechanismen die in ieder van ons aanwezig zijn. Zij zijn het gevolg van de zogenaamde fight or flight reacties. Elk dier is in wezen angstig omdat angst in de evolutie nuttig was voor de overleving. Dieren worden voortdurend, tientallen keren per dag, in hun overleving bedreigd en alleen dieren die voldoende angstig waren, hebben overleefd. Alle dieren kunnen ook agressief zijn, omdat ook agressie bijdraagt tot de overleving. Dieren hebben immers geen andere mogelijkheden om belangenconflicten over territorium, voedsel, partners, enz. te regelen. Het evolutionaire spel is louter op voortbestaan gericht, niet op individueel welzijn. Veel van wat wij als “elementaire“ menselijke morele eigenschappen beschouwen, komt in de natuur niet voor. Zo zijn gelijkheid en rechtvaardigheid geen natuurlijke eigenschappen maar slavernij, misleiding en uitbuiting wel. Het evolutionaire spel heeft dus niets te maken met onze geestelijke individualiteit en onze echt “menselijke” opvattingen. Het heeft geen morele dimensie en is ook niet bedoeld voor individueel geluk.
Het bewustzijn, dat uniek is voor de mens, is enerzijds een verdere ontwikkeling van deze evolutionaire mogelijkheden, en stelt ons anderzijds in staat deze te overstijgen.
Het bewustzijn heeft van de mens een formidabele overlevingsmachine gemaakt. In tegenstelling tot dieren die niet kunnen overleven als ze uit hun biotoop verwijderd worden, kan de mens inderdaad overal overleven. Dit is een rechtstreeks gevolg van de ongelooflijke menselijke mogelijkheden om te leren. Dieren kunnen alleen uit eigen ervaring leren. De mens kan, dankzij de taal, snel en gemakkelijk uit de ervaring van anderen leren. De mens kan daardoor voortbouwen op de kennis van anderen en kan daar originele oplossingen voor problemen aan toevoegen. Daardoor heeft de mens mogelijkheden waarmee hij ook ongehoord veel onheil kan aanrichten. Hij kan immers ook de verkeerde dingen leren. Hij is onderhevig aan het sociale spel van heersende opvattingen en overtuigingen. Ook dat is dus niet onze echte individualiteit maar is een maatschappelijk spel dat in ons gespeeld wordt…
Onze emoties worden immers niet bepaald door wat zich in de buitenwereld voordoet. Gebeurtenissen in de buitenwereld zijn gewoon feitelijkheden. Onze emoties worden niet bepaald door deze feitelijkheden maar door ons intern proces, met name de manier waarop wij die feitelijkheden in ons bewustzijn ensceneren en betekenissen geven, onze mentale theatralisering, de serene, komische of hysterische symbolisering en dramaturgie in het theater van ons bewustzijn. Elke emotie en elke ervaring heeft een interne structuur. Wie boos is, is boos op een interne voorstelling. Wie angstig is, is angstig vanwege een interne voorstelling. Wie gelukkig is, is gelukkig vanwege een interne voorstelling. Elke emotie en elke ervaring is dan ook een uitnodiging om die interne structuur, dat interne proces beter te leren kennen en dus bewuster te worden. Door het bewustzijn heeft de mens de mogelijkheid tot emotionele intelligentie, d.i. het intelligent omgaan met interne voorstellingen en emoties. Dat betekent niet meer of niet minder dan het in handen nemen van het interne proces, de interne regie, de interne dramaturgie.
Er zijn geen gedachten die mensen achtervolgen, er zijn alleen gedachten die steeds weer terugkeren omdat wij er geen plaats aan gegeven hebben en er ons tegen verzetten. De gedachten die “spontaan” in ons opkomen en die wij doorgaans aan een “ik” toeschrijven, zijn in de meeste gevallen niet-onderzochte uitspraken afkomstig uit de samenleving. Zij doen zich voor in de taal van de samenleving en met de woorden van de samenleving die wij tijdens onze opvoeding geleerd hebben. Gedachten die wij “zwarte gedachten” noemen, zijn gedachten die wij niet willen hebben. Maar juist door onze pogingen om ze niet te hebben, blijven ze terugkomen. Dat waar je aandacht en energie aan besteed, hou je precies in stand. Dat waar je probeert niet aan te denken, is daardoor uiteraard juist in het denken aanwezig (probeer maar eens niet aan een roze olifant te denken). Het is als jengelende kinderen die je wel even het zwijgen kunt opleggen, maar die even later alweer daar zijn en die doorgaan tot ze hun zin gekregen hebben of tot je een andere regeling hebt getroffen die de zaak afsluit. Zolang wij bepaalde gedachten niet hebben dóórgedacht en ze op die manier een plaats hebben gegeven, zullen ze terugkomen. (zie de vraag over angst)
Door zijn bewustzijn heeft de mens de mogelijkheid om zijn echte individualiteit te uiten en het evolutionaire en sociale spel te overstijgen.
De mens kan begrijpen dat zijn echte individualiteit, zijn echte zijn, méér is dan de fenomenen die zich in hem voordoen. Deze fenomenen zijn immers geen onontkoombare fataliteiten. De mens kan er afstand van nemen en een echt auteur worden van een eigen scenario in plaats van een speelbal van onpersoonlijke krachten.
- Maar hoe kan ik mijn verleden dan loslaten?
- Wat zou dat loslaten voor jou betekenen?
- Dat de gedachten aan het verleden er niet meer zijn, dat ze mij niet meer achtervolgen en kwellen!
- Dat is niet loslaten, dat is hopen dat er een mirakel zou gebeuren.
- Ja maar, hoe kan ik het verleden dan loslaten?
- Door te beseffen dat er niets los te laten is. Het verleden is voorbij. Je hoeft het niet meer los te laten. Het is al losgelaten. Het idee van loslaten is een misverstand.
- Ja maar de gedachten aan het verleden kwellen mij nog.
- Dat is niet omdat je die gedachten nog niet hebt losgelaten, maar omdat je er nog niet in het reine mee gekomen bent. Je bent er niet klaar mee. Gedachten blijven actief en komen terug zolang je er niet klaar mee bent.
- Wat moet ik daar dan voor doen?
- Ophouden met proberen die gedachten niet te hebben!
- Ja maar ze kwellen me!
- Gedachten kunnen je niet kwellen. De kwelling is alleen je eigen poging die gedachten niet te hebben.
- Wat moet ik dan doen?
- Die gedachten dóórdenken, ze afhandelen zodat je ze te ruste kunt leggen.
- Hoe moet ik dat doen?
- Door de realiteit waarnaar die gedachten verwijzen, te aanvaarden.
- Maar wat is aanvaarden?
- Zoals je bijv. de regen aanvaardt. Als je de regen aanvaardt, dan blijf je er niet over kankeren. Zolang je over de regen kankert, heb je hem niet aanvaard. Je hebt hem aanvaard als je er geen emotie van verzet meer bij hebt. Als er geen neen-gedachten meer zijn.
- Hoe kan ik mijn verleden aanvaarden?
- Door erover dóór te denken en al je neen-gedachten om te vormen tot ja-gedachten. Ja is het woord van de aanvaarding. Het is ook het woord van de vrede. Je aanvaard je verleden door vrede te sluiten met het verleden.
- Hoe weet ik dat ik in vrede ben?
- Als het niets meer uitmaakt of de gedachte komt of niet komt. Zo lang je zelfs maar hoopt dat de gedachte niet zal komen, heb je ze niet aanvaard.
- Ja maar het verleden heeft toch nog gevolgen voor het heden!
- Dat is een onoverkomelijke wetmatigheid van het leven. Ook daar zul je vrede moeten mee sluiten. Iedereen heeft te maken met gevolgen van keuzes die door hemzelf of door anderen in het verleden gemaakt zijn.
- Maar dat blijft mij kwellen!
- De kwelling is je neen-zeggen, je vechten, je strijden met de wereld zoals ze is. Het is weigeren de wereld te aanvaarden en te bewonen zoals ze nu is.
- Dus het komt neer op aanvaarden?
- Ja, het komt neer op een radicaal pacifistische houding tegenover de dingen die je nu eenmaal niet kunt veranderen.
- Ja maar dat is gemakkelijk gezegd …
- Ja hoor eens, dat is nu eens een gemakkelijke cliché-opmerking… de vraag is niet of het gemakkelijk gezegd is of niet, de vraag is of je ermee opschiet.
Gedachten en de daarbijhorende emoties zijn een gevolg van evolutionaire, sociale en theatrale scenario’s die zich in ons afspelen. Wij kunnen niet beletten dat zij in ons ontstaan. Er zijn echter geen gedachten die mensen kunnen “achtervolgen”. Gedachten zijn nooit een probleem. Mensen hebben alleen een probleem als ze hun gedachten verwarren met de realiteit, als ze hun gedachten geloven en voor waar nemen. Dan ontstaan emoties. Emoties zijn reacties op realiteiten. Emoties als reactie op gedachten zijn zinloos. Gedachten zonder emoties leiden tot voorzichtigheid en verstandige maatregelen. Gedachten mét emoties leiden tot angst en paniek, en tot onverstandig gedrag. Hoe meer je inziet dat je niet je gedachten bent maar de waarnemer van je gedachten, hoe minder gedachten in staat zullen zijn je allerlei emoties te geven of ongelukkig te zijn. Gedachten zijn simulaties van de realiteit en zijn bedoeld om de realiteit te onderzoeken, net zoals een piloot leert vliegen in een simulator. Als hij weet dat hij in een simulator zit, kan hij rustig de mogelijkheid onderzoeken zonder bang te zijn om te crashen.
Emoties als angst en boosheid zijn in aanleg uitingen van evolutionaire reacties en mechanismen die in ieder van ons aanwezig zijn. Zij zijn het gevolg van de zogenaamde fight or flight reacties. Elk dier is in wezen angstig omdat angst in de evolutie nuttig was voor de overleving. Dieren worden voortdurend, tientallen keren per dag, in hun overleving bedreigd en alleen dieren die voldoende angstig waren, hebben overleefd. Alle dieren kunnen ook agressief zijn, omdat ook agressie bijdraagt tot de overleving. Dieren hebben immers geen andere mogelijkheden om belangenconflicten over territorium, voedsel, partners, enz. te regelen. Het evolutionaire spel is louter op voortbestaan gericht, niet op individueel welzijn. Veel van wat wij als “elementaire“ menselijke morele eigenschappen beschouwen, komt in de natuur niet voor. Zo zijn gelijkheid en rechtvaardigheid geen natuurlijke eigenschappen maar slavernij, misleiding en uitbuiting wel. Het evolutionaire spel heeft dus niets te maken met onze geestelijke individualiteit en onze echt “menselijke” opvattingen. Het heeft geen morele dimensie en is ook niet bedoeld voor individueel geluk.
Het bewustzijn, dat uniek is voor de mens, is enerzijds een verdere ontwikkeling van deze evolutionaire mogelijkheden, en stelt ons anderzijds in staat deze te overstijgen.
Het bewustzijn heeft van de mens een formidabele overlevingsmachine gemaakt. In tegenstelling tot dieren die niet kunnen overleven als ze uit hun biotoop verwijderd worden, kan de mens inderdaad overal overleven. Dit is een rechtstreeks gevolg van de ongelooflijke menselijke mogelijkheden om te leren. Dieren kunnen alleen uit eigen ervaring leren. De mens kan, dankzij de taal, snel en gemakkelijk uit de ervaring van anderen leren. De mens kan daardoor voortbouwen op de kennis van anderen en kan daar originele oplossingen voor problemen aan toevoegen. Daardoor heeft de mens mogelijkheden waarmee hij ook ongehoord veel onheil kan aanrichten. Hij kan immers ook de verkeerde dingen leren. Hij is onderhevig aan het sociale spel van heersende opvattingen en overtuigingen. Ook dat is dus niet onze echte individualiteit maar is een maatschappelijk spel dat in ons gespeeld wordt…
Onze emoties worden immers niet bepaald door wat zich in de buitenwereld voordoet. Gebeurtenissen in de buitenwereld zijn gewoon feitelijkheden. Onze emoties worden niet bepaald door deze feitelijkheden maar door ons intern proces, met name de manier waarop wij die feitelijkheden in ons bewustzijn ensceneren en betekenissen geven, onze mentale theatralisering, de serene, komische of hysterische symbolisering en dramaturgie in het theater van ons bewustzijn. Elke emotie en elke ervaring heeft een interne structuur. Wie boos is, is boos op een interne voorstelling. Wie angstig is, is angstig vanwege een interne voorstelling. Wie gelukkig is, is gelukkig vanwege een interne voorstelling. Elke emotie en elke ervaring is dan ook een uitnodiging om die interne structuur, dat interne proces beter te leren kennen en dus bewuster te worden. Door het bewustzijn heeft de mens de mogelijkheid tot emotionele intelligentie, d.i. het intelligent omgaan met interne voorstellingen en emoties. Dat betekent niet meer of niet minder dan het in handen nemen van het interne proces, de interne regie, de interne dramaturgie.
Er zijn geen gedachten die mensen achtervolgen, er zijn alleen gedachten die steeds weer terugkeren omdat wij er geen plaats aan gegeven hebben en er ons tegen verzetten. De gedachten die “spontaan” in ons opkomen en die wij doorgaans aan een “ik” toeschrijven, zijn in de meeste gevallen niet-onderzochte uitspraken afkomstig uit de samenleving. Zij doen zich voor in de taal van de samenleving en met de woorden van de samenleving die wij tijdens onze opvoeding geleerd hebben. Gedachten die wij “zwarte gedachten” noemen, zijn gedachten die wij niet willen hebben. Maar juist door onze pogingen om ze niet te hebben, blijven ze terugkomen. Dat waar je aandacht en energie aan besteed, hou je precies in stand. Dat waar je probeert niet aan te denken, is daardoor uiteraard juist in het denken aanwezig (probeer maar eens niet aan een roze olifant te denken). Het is als jengelende kinderen die je wel even het zwijgen kunt opleggen, maar die even later alweer daar zijn en die doorgaan tot ze hun zin gekregen hebben of tot je een andere regeling hebt getroffen die de zaak afsluit. Zolang wij bepaalde gedachten niet hebben dóórgedacht en ze op die manier een plaats hebben gegeven, zullen ze terugkomen. (zie de vraag over angst)
Door zijn bewustzijn heeft de mens de mogelijkheid om zijn echte individualiteit te uiten en het evolutionaire en sociale spel te overstijgen.
De mens kan begrijpen dat zijn echte individualiteit, zijn echte zijn, méér is dan de fenomenen die zich in hem voordoen. Deze fenomenen zijn immers geen onontkoombare fataliteiten. De mens kan er afstand van nemen en een echt auteur worden van een eigen scenario in plaats van een speelbal van onpersoonlijke krachten.
- Maar hoe kan ik mijn verleden dan loslaten?
- Wat zou dat loslaten voor jou betekenen?
- Dat de gedachten aan het verleden er niet meer zijn, dat ze mij niet meer achtervolgen en kwellen!
- Dat is niet loslaten, dat is hopen dat er een mirakel zou gebeuren.
- Ja maar, hoe kan ik het verleden dan loslaten?
- Door te beseffen dat er niets los te laten is. Het verleden is voorbij. Je hoeft het niet meer los te laten. Het is al losgelaten. Het idee van loslaten is een misverstand.
- Ja maar de gedachten aan het verleden kwellen mij nog.
- Dat is niet omdat je die gedachten nog niet hebt losgelaten, maar omdat je er nog niet in het reine mee gekomen bent. Je bent er niet klaar mee. Gedachten blijven actief en komen terug zolang je er niet klaar mee bent.
- Wat moet ik daar dan voor doen?
- Ophouden met proberen die gedachten niet te hebben!
- Ja maar ze kwellen me!
- Gedachten kunnen je niet kwellen. De kwelling is alleen je eigen poging die gedachten niet te hebben.
- Wat moet ik dan doen?
- Die gedachten dóórdenken, ze afhandelen zodat je ze te ruste kunt leggen.
- Hoe moet ik dat doen?
- Door de realiteit waarnaar die gedachten verwijzen, te aanvaarden.
- Maar wat is aanvaarden?
- Zoals je bijv. de regen aanvaardt. Als je de regen aanvaardt, dan blijf je er niet over kankeren. Zolang je over de regen kankert, heb je hem niet aanvaard. Je hebt hem aanvaard als je er geen emotie van verzet meer bij hebt. Als er geen neen-gedachten meer zijn.
- Hoe kan ik mijn verleden aanvaarden?
- Door erover dóór te denken en al je neen-gedachten om te vormen tot ja-gedachten. Ja is het woord van de aanvaarding. Het is ook het woord van de vrede. Je aanvaard je verleden door vrede te sluiten met het verleden.
- Hoe weet ik dat ik in vrede ben?
- Als het niets meer uitmaakt of de gedachte komt of niet komt. Zo lang je zelfs maar hoopt dat de gedachte niet zal komen, heb je ze niet aanvaard.
- Ja maar het verleden heeft toch nog gevolgen voor het heden!
- Dat is een onoverkomelijke wetmatigheid van het leven. Ook daar zul je vrede moeten mee sluiten. Iedereen heeft te maken met gevolgen van keuzes die door hemzelf of door anderen in het verleden gemaakt zijn.
- Maar dat blijft mij kwellen!
- De kwelling is je neen-zeggen, je vechten, je strijden met de wereld zoals ze is. Het is weigeren de wereld te aanvaarden en te bewonen zoals ze nu is.
- Dus het komt neer op aanvaarden?
- Ja, het komt neer op een radicaal pacifistische houding tegenover de dingen die je nu eenmaal niet kunt veranderen.
- Ja maar dat is gemakkelijk gezegd …
- Ja hoor eens, dat is nu eens een gemakkelijke cliché-opmerking… de vraag is niet of het gemakkelijk gezegd is of niet, de vraag is of je ermee opschiet.
Abonneren op:
Posts (Atom)