zondag 25 april 2010

Wat te denken van (levens)lange gevangenisstraffen?

De manier waarop een samenleving omgaat met haar leden die een fout hebben begaan, is een maat en een test voor de graad van beschaving en mededogen van die samenleving. Net zoals voor individuen, geldt ook voor samenlevingen immers dat moeilijke omstandigheden de ware aard onthullen. In zijn daden heeft de dader getoond wie hij is, in haar reactie op die daden toont de maatschappij wie ze is.

Het idee van schuld en bestraffing heeft iets van het archaïsche, oud-testamentische beeld van de op wraak beluste god. Ons zogenaamde “rechtsgevoel” is vaak inderdaad niet veel meer dan een wraakgevoel. Iemand die ons heeft doen lijden, willen wij evenzeer doen lijden, opdat wij ons “voldaan” zouden kunnen voelen. Wij willen vergelding, genoegdoening op de barbaarse wijze. Desnoods met een ouderwetse volksjury. Aan de benadeelden (de “slachtoffers”) wordt zelfs gevraagd of zij wel genoegen kunnen nemen met de straf (d.i. het lijden) die de dader heeft gekregen. Het principe “oog om oog, tand om tand”, was aanvankelijk dan ook een principe van beperking dat stelde dat de wraak evenredig moest zijn met het aangedane leed.

Het nieuwe testament brengt, net zoals het boeddhisme, een boodschap van mededogen. Medemensen die een misstap hebben begaan, verdienen veeleer ons mededogen en onze zorg, dan onze woede en onze straf. Als een kind naar je toe komt en je een pijnlijke schop geeft, ga je toch geen wraak nemen en een schop teruggeven? Je gaat daarentegen uitleggen waarom een dergelijk gedrag niet wenselijk is. Voor kinderen lijkt ons dat begrijpelijk en normaal, maar op volwassenen reageren wij anders. Maar ook volwassenen die een misstap begaan, zijn ergens als kinderen die nog niet beter weten. Zij handelden uit onwetendheid en uit onmacht. “Niemand wil bewust het kwade,” zei Socrates al. In die zin is zelfs de vraag naar “toerekeningsvatbaarheid” een onmogelijke vraag waar zelfs psychiaters vaak niet uitkomen zodat een volksjury dan maar moet “beslissen”.

Het proces dient niet alleen om de misdaad en de dader vast te stellen en te bestraffen. Het is een manier om orde op zaken te stellen en aan iedereen duidelijk te maken wat  in een ordelijke samenleving kan en wat niet kan.  Het is ook een poging om te begrijpen, niet alleen hoe de dader tot zijn misdaad is gekomen, maar ook hoe de samenleving tot het soort lijden is gekomen dat de misdaad heeft mogelijk gemaakt. Het proces van de misdaad en van de dader, is ook het proces van de samenleving.

Wat kan de betekenis en de bedoeling zijn van de straf? Het kan niet de bedoeling zijn “genoegdoening” te geven aan de benadeelden, want dat is onmogelijk. Als iemand gedood of levenslang benadeeld is, zal de bestraffing van de dader in de ogen van de benadeelden nooit genoeg kunnen zijn, wat de blinde haat en de lynchmentaliteit verklaart. Maar het veroorzaakte leed kan nu eenmaal niet ongedaan worden gemaakt en “genoegdoening” is onmogelijk.

In een rechtsstaat moet de straf dan ook bepaald worden door de aard van de misdaad en niet door de intensiteit van het lijden. Het lijden is in principe immers even groot bij een ongewild accident met de dood tot gevolg als bij een moord met voorbedachte rade. De straf moet dan ook gericht zijn op het bijsturen, het corrigeren van de dader, zodat hij tot een nieuwe levenshouding met meer verantwoordelijkheid kan komen. De “straf” moet, naast de evidente bescherming van de samenleving, een opvoedende en waar mogelijk herstellende functie hebben. Zij moet een uiting zijn van de wijsheid van de samenleving en mag niet bepaald worden door het lijden en de woede van de benadeelden (de “slachtoffers”). Daarom kan de straf geen persoonlijke zaak zijn. In de straf benadrukt de samenleving haar normen en waarden. Suzanne van Well schrijft in haar boek met de brieven aan Hans van Themsche: “Een straf die gekozen wordt vanuit het standpunt van het slachtoffer ligt gevaarlijk dichter bij de wraak dan een straf die uitgaat van de verantwoordelijkheid en de natuur van de dader.” (p. 112) Prof. Dirk De Schutter zei over de gebeurtenissen in Dendermonde (in “Phara”): “Bij deze gebeurtenissen is iedereen slachtoffer: niet alleen de kinderen die gedood werden, hun ouders en hun familie, maar ook de ouders van Kim de Gelder, en ook Kim de Gelder zelf. Ook Kim de Gelder is een medemens die onze medemenselijkheid moet oproepen." Uiteindelijk is de gehele samenleving betrokken en moeten wij gezamenlijk nadenken over de samenleving waarin dat soort dingen zich kunnen voordoen. Iedereen lijdt immers. (zie ook het artikel van Peter Adriaenssens in de rubriek UIT DE PERS op deze site) Lao-Tse zei reeds: “Behandel goede mensen goed. Behandel niet-goede mensen ook goed. Zo komt het goede tot stand.”

Alleen mensen die lijden zijn in staat tot wanhoopsdaden die lijden bij anderen veroorzaken. Gelukkige mensen veroorzaken geen lijden. De enige duurzame mogelijkheid om het lijden te verminderen, zowel bij de slachtoffers als bij de daders, is dan ook het bewustzijn te vergroten en de vaardigheid tot gelukkig zijn te ontwikkelen.

Niemand wordt er beter van als mensen voor lange tijd in een gevangenis worden opgesloten. Maar hoewel wij misschien wel boeddhistisch of nieuwtestamentisch zouden willen denken, zijn onze gevoelens al te vaak nog barbaars en oudtestamentisch. En ook daar kunnen we dan alleen maar met mededogen naar kijken en vaststellen dat de huidige samenleving (d.i. wij) en de huidige volksjury’s nog niet verder zijn gekomen …


“Dood hem!”, zei de broer. Zijn gezicht was als uit steen gehouwen. “Dood hem!”, riep de moeder door haar tranen heen. “Dood hem!” zei ook de zuster, met trillende stem.

Bij het kampvuur waar de vergadering plaatsvond, kreeg ieder familielid de kans zich uit te spreken. Er moest een oordeel geveld worden over het leven van een jongeman die buiten, geboeid en met een angstige blik in zijn ogen, wachtte op de dingen die komen gingen. Moord is een verschrikkelijke daad. De moord op een vriend is een nog verschrikkelijker daad. Daar zat hij, met het bloed van zijn vriend nog aan zijn handen, in afwachting van zijn lot.

“Laten we dit goed overdenken”, zei de grootvader zacht. De tragedie waar zijn familie in was gedompeld, maakte de rimpels op zijn toch al doorgroefde gezicht nog dieper. Hij sprak met de stem van vele generaties.
"Zal onze jongen terugkomen als we deze man hebben omgebracht ?”
“Nee, nee, nee.” Dit woord bewoog zich langzaam door de kring van gepijnigden. Soms werd het gefluisterd, soms gemompeld, een enkele keer vol rancune uitgesproken.
“Als we deze man ombrengen, zal er dan meer voedsel zijn voor onze gemeenschap?”, vroeg de oude man, strak voor zich uitstarend.
Weer klonk het: “Nee, nee, nee.”

“Mijn broer spreekt ware woorden”, nam de oudoom het woord. Iedereen wendde zich tot hem. Een traan biggelde langs zijn wang.
“Laten we deze zaak heel zorgvuldig bekijken.”
En dat deden ze. Ze discussieerden de hele nacht, en brachten toen de man naar het kampvuur om het oordeel uit te spreken.

“Zie je die tipi?”, vroegen ze hem, wijzend naar de tent van de man die hij had vermoord. De moordenaar knikte. “Die is nu van jou”.
“En zie je die paarden?” Ze wezen naar de dieren die van de vermoorde man waren geweest. De dader knikte opnieuw.
“Ook die zijn nu van jou. Je bent van nu af aan een bloedverwant, je bent onze zoon. Je zult de plaats innemen van degene die je hebt gedood.”
De man zat op zijn knieën en keek omhoog, naar de gezichten van de aanwezigen. Zijn nieuwe leven was begonnen. En ook de stam begon aan een nieuwe episode.

Bruine Beer zat tegenover me aan tafel.
“Dit gebeurde aan het eind van de achttiende eeuw”, zei hij. “Ze hadden hem kunnen doden. Het stamrecht bood hen die mogelijkheid.”
Het verhaal maakte diepe indruk op me. Ik liet de woorden van Bruine Beer op me inwerken. Een moordenaar die wordt opgenomen door de familie van het slachtoffer, was zoiets mogelijk?
“Deze jongeman werd een zeer toegewijde zoon”, vervolgde Bruine Beer. “Toen hij stierf, was hij voor alle stammen in Noord-Amerika het schoolvoorbeeld van een liefhebbende, toegewijde zoon.”

Uit Gary Zukav, Verhalen van de Ziel. (met dank aan Catherine Paulus)

Geen opmerkingen:

Een reactie posten